-
1 wedijveren met
v. rival -
2 wedijveren
1 [trachten te overtreffen] vie/compete (with)2 [ijveren] strive (for)♦voorbeelden:1 met iemand/iets (kunnen) wedijveren in schoonheid • (be able) to rival someone/something in beautyniet met iemand/iets kunnen wedijveren in kwaliteit • be unable to rival someone/something in qualitymet elkaar wedijveren om iets • vie/compete (with each other) for something -
3 wedijveren
-
4 met elkaar wedijveren
met elkaar wedijveren -
5 met elkaar wedijveren om iets
met elkaar wedijveren om ietsvie/compete (with each other) for somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met elkaar wedijveren om iets
-
6 met iemand/iets (kunnen) wedijveren in schoonheid
met iemand/iets (kunnen) wedijveren in schoonheid(be able) to rival someone/something in beautyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met iemand/iets (kunnen) wedijveren in schoonheid
-
7 niet met iemand/iets kunnen wedijveren in kwaliteit
niet met iemand/iets kunnen wedijveren in kwaliteitbe unable to rival someone/something in qualityVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet met iemand/iets kunnen wedijveren in kwaliteit
-
8 compete with someone for
Wedijveren met iemand over iets -
9 rival
n. concurrent; tegenstander--------v. wedijveren met, concurreren metrival1[ rajvl] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉————————rival2〈werkwoord; rivalled〉2 evenaren -
10 contest
n. wedstrijd--------v. deelnemen aan een wedstrijd; vechten voor; appelleren; in hoger beroep gaancontest1[ kontest] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 krachtmeting ⇒ strijd, (kracht)proef2 (wed)strijd ⇒ prijsvraag, concours3 twist(gesprek) ⇒ geschil, debat————————contest2[ kəntest]1 twisten ⇒ strijden, wedijveren♦voorbeelden:1 contest against/with • strijden/wedijveren metII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 lutter
lutter [luutee]〈 werkwoord〉1 strijden2 vechten♦voorbeelden:lutter de bonté • wedijveren in goedheidvstrijden, vechten -
12 own
adj. van mij (van jou, van haar, etc.); zelf--------v. behoren tot; dank verschuldigd zijn aan; erkennen; bezittenown1[ oon] 〈bijvoeglijk naamwoord; voornaamwoord〉1 eigen ⇒ van … zelf, eigen bezit/familie♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeienthey ate of their own cooking • zij aten uit hun eigen keukenleave someone to his/her own devices/resources • iemand aan zijn lot overlatenan own goal • een doelpunt in eigen doelput/set one's own house in order • orde op zaken stellentake the law into one's own hands • het recht in eigen handen nemen, voor eigen rechter spelentake matters into one's own hands • de zaak zelf onder handen nemenlet someone stew in his own juice • iemand in zijn eigen vet/sop gaar laten kokenbe one's own man/master • zijn eigen heer en meester/onafhankelijk zijnthe truth for its own sake • de waarheid op zich(zelf)my time is my own • ik heb de tijd aan mezelffor one's own use • voor eigen gebruiknot have a moment/minute/second to call one's own • geen moment voor zichzelf hebbenhe finally came into his own • eindelijk kreeg hij wat hem toekwamit has a value all its own • het heeft een heel bijzondere waardemay I have it for my own? • mag ik het echt hebben?/houden?he has a computer of his own • hij heeft zijn eigen computerfor reasons of his own • om persoonlijke redenenhave a way of his own • zo zijn eigen manier van doen hebbenmy own self • ikzelf, ik persoonlijkin his own (good) time • wanneer het hem zo uitkomt/uitkwam→ come into come into/————————own2♦voorbeelden:he owned to having said that • hij gaf toe dat hij dat gezegd hadII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 competition
n. wedstrijd, zich meten (met); aankunnen; mededingen[ kompətisjn]1 wedstrijd ⇒ toernooi, concours2 competitie ⇒ wedijver, rivaliteit, concurrentie♦voorbeelden:2 what sort of competition are we up against? • wat voor tegenstander hebben we?we're in competition with the best teams of Europe • we moeten wedijveren met de beste ploegen van Europa -
14 contest against/with
contest against/withstrijden/wedijveren met -
15 emulate
-
16 hold one's own with/against
hold one's own with/against -
17 we're in competition with the best teams of Europe
we're in competition with the best teams of EuropeEnglish-Dutch dictionary > we're in competition with the best teams of Europe
-
18 lutter de vitesse
lutter de vitesse -
19 disputer
disputer [diespuutee]♦voorbeelden:→ goûtII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betwisten ⇒ bestrijden, wedijveren♦voorbeelden:→ terrain1 ruzie maken ⇒ elkaar in de haren zitten, harrewarren♦voorbeelden:1. v1) discussiëren2) wedijveren3) spelen [sport]4) berispen2. se disputerv1) ruziën -
20 contend
v. wedijveren, strijden, twisten; betogen, beweren[ kəntend]1 wedijveren ⇒ strijden, twisten♦voorbeelden:contend for • strijden omcontend with difficulties • met problemen (te) kampen (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betogen ⇒ (met klem) beweren, stellen
- 1
- 2