-
1 ловкач
-
2 пройдоха
ngener. indringster, gladjanus, goochemerd, knopendraaier, knopenmaker, leperd, linkerd, snuffelaar -
3 хитрец
-
4 eel
-
5 slicker
n. regenjas; gluiperd[ slikkə] 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
6 smooth operator
-
7 smooth
adj. glad, vlak; gepolijst; stabiel; onbeweeglijk; rustig; probleemloos; glibberig--------n. glad, vlak--------v. glad; gladstrijken; problemen uit de weg halen; oplossen; de weg banen, glad wordensmooth1[ smoe:ð] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————smooth2〈bijvoeglijk naamwoord; smoothness〉1 glad♦voorbeelden:smooth surface • glad oppervlak————————[ smoe:ðn]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gladmaken ⇒ effen/regelmatig maken♦voorbeelden:smooth down one's clothes • zijn kleren gladstrijkensmooth over an argument • een woordentwist bijleggen -
8 Trickser
-
9 ein glatter Typ
-
10 glatt
1 glad, vlak, effen2 glad, glibberig♦voorbeelden:die Rechnung ging glatt auf • de rekening klopte preciesdie Wäsche glatt legen • de was, het wasgoed opvouwenglatt machen • gladstrijken, -maken, -vouwenglatt stricken • effen breien3 das ging glatt • dat verliep vlot, voorspoedig, dat liep van een leien dakjeein glatter Typ • een gladde vogel, een gladjanusglatt erfunden • gewoonweg verzonnen6 glatter Betrug • puur, je reinste bedrogein glatter Beweis • een duidelijk bewijseine glatte Drei • een dikke, goede zeven 〈 als schoolcijfer〉ein glatter Sieg • een overtuigende overwinningglatt tausend Mark • (goed en) wel duizend markdas habe ich glatt vergessen! • dat ben ik glad, totaal vergeten!
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский