-
1 zien
voir -
2 veel aanloop hebben
voir beaucoup de monde -
3 veel bezoek krijgen
voir beaucoup de monde -
4 zien
1 [niet blind zijn] voir2 [kijken] regarder3 [er uitzien] avoir l'air (de)4 [+ op][uitzicht geven] donner (sur)♦voorbeelden:scheel zien • loucherslecht zien • avoir la vue faiblemet één oog zien • ne voir que d'un oeilhet ziet zwart van de mensen • c'est noir de mondezo te zien gaat het nog niet zo best • ça n'a pas l'air d'aller mieuxII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen] voir♦voorbeelden:ik zie hem liever gaan dan komen • moins je le vois, mieux je me porte〈 figuurlijk〉 iemand niet kunnen zien • ne pas pouvoir souffrir qn.iets laten zien • montrer qc.zich ergens laten zien • se montrerdat moet ik nog zien • c'est à voiriets wel eens willen zien • vouloir voir qc.ik zie die baan zitten • j'ai envie de ce jobik zie haar zitten • elle est bienik zie het niet zitten om dat te doen • ça ne me dit rien de faire çahet niet meer zien zitten • 〈 radeloos zijn〉 ne plus savoir à quoi s'en tenir; 〈 geen oplossing zien〉 ne plus savoir comment s'en sortirdan zul je eens wat zien • tu vas voirwe zullen zien • on verrawe zullen zien wat we gaan doen • nous verrons ce que nous feronsdat zie ik niet • 〈 daar ben ik het niet mee eens〉 je vois les choses autrement; 〈 dat begrijp ik niet〉 je (ne) vois pas〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand graag zien • aimer qn.zo zie je maar weer! • et voilà!tot ziens • au revoiriets voor zich zien • s'imaginer qc.ik zie het al voor me • je le vois déjàwaar ziet u me voor aan? • pour qui me prenez-vous?bij het zien van hem • à sa vuezie je, ziet u • vois-tu, voyez-vousmij niet gezien • à d'autresik zie mij al • je m'y vois déjàer vanaf zien • s'abstenir de qc.het voor gezien houden • tenir qc. pour vugraag zien dat … • aimer que …zie het maar klaar te spelen! • tâche donc d'y parvenir! -
5 kijken
1 [algemeen] regarder2 [zoeken] voir♦voorbeelden:iemand iets laten kijken • faire voir qc. à qn.〈 bewonderend, spottend〉 kijk hem eens! • (non mais) regardez-le un peu!door iemand heen kijken • regarder qn. sans le voirkijk eens aan! • regarde-moi ça!kijk (eens) hier • regardetegen iemand aan kijken • éprouver du respect pour qn.naar rechts kijken • regarder à droiteop de klok kijken • regarder l'heureuit het raam kijken • regarder par la fenêtrewe zullen eens gaan kijken • nous allons voir çanaar een huis kijken • chercher une maisonwe zullen kijken of dat verhaal klopt • on va voir si cette histoire tient (debout)kijk, daar is Jan ook! • tiens, voilà Jean!→ link=neus neushij komt pas kijken • il sort de l'oeufvoor zo'n examen komt heel wat kijken • un tel examen n'est pas une petite affairedaar sta ik van te kijken • je n'en reviens pasdaar sta je van te kijken, hè? • ça te la coupe hein?wij kijken niet op vijf minuten • nous n'en sommes pas à cinq minutes prèslaat naar je kijken • fais-toi examinerhij zou eens naar zichzelf moeten kijken • il ne s'est pas regardé -
6 beleven
♦voorbeelden:moeilijke tijden beleven • passer des temps durszijn tachtigste verjaardag beleven • atteindre sa quatre-vingtième annéedat ik dit nog mag beleven! • qu'il m'ait été donné de voir ça!er valt hier niets te beleven! • ce qu'on s'embête, ici!nu zul je eens iets beleven! • 〈 als aankondiging〉 tu vas voir ce que tu n'as jamais vu!; 〈 als dreiging〉 tu vas voir ce que tu vas voir!wat zullen we nu beleven? • mais qu'est-ce qui se passe donc?; 〈 tegen iemand〉 mais qu'est-ce qui te (lui etc.) prend?dat zullen we wel niet meer beleven • nous ne serons plus là (pour le voir)dat heb ik nog nooit beleefd! • on n'a jamais vu ça!we zullen het nog beleven dat … • on verra encore que … -
7 bril
2 [van wc] lunette♦voorbeelden:een sterke bril • des lunettes à verres épaiszijn bril afzetten • retirer ses lunettesdeze bril blijft goed zitten • ces lunettes tiennent bienzijn bril opzetten • mettre ses lunetteseen meisje met een bril • une fille à lunettes -
8 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
9 nu zul je eens iets beleven!
nu zul je eens iets beleven!〈 als aankondiging〉 tu vas voir ce que tu n'as jamais vu!; 〈 als dreiging〉 tu vas voir ce que tu vas voir! -
10 opzoeken
1 [opsporen] (re)chercher2 [bezoeken] aller voir (qn.)3 [als verblijfplaats kiezen] s'installer à♦voorbeelden:je moet me eens komen opzoeken • passe me voir à l'occasion -
11 achteren
♦voorbeelden:iets naar achteren schuiven • reculer qc.van achteren naar voren • d'arrière en avantiemand van achteren zien • voir qn. de dos〈 figuurlijk〉 iemand liever van achteren zien dan van voren • préférer voir qn. partir plutôt qu'arriver -
12 afwachten
1 attendre♦voorbeelden:een afwachtende houding aannemen • voir venir (les événements)afwachtende politiek • politique attentisteeen nadere verklaring afwachten • attendre une explication plus précisewe moeten maar afwachten • il faut voir venir -
13 afzien
1 [+ van] renoncer (à)2 [sport en spel] en voir de toutes les couleurs3 [Algemeen Zuid-Nederlands][lijden] souffrir♦voorbeelden:1 iemand doen afzien van iets • amener qn. à renoncer à qc.van het ministerschap afzien • renoncer au portefeuille (de ministre)van een voornemen afzien • abandonner un projetvan iemand afzien • renoncer à engager qn.II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in zijn geheel overzien] embrasser du regard2 [afkijken] s'inspirer de♦voorbeelden:in een uur kan men heel wat afzien • en une heure, on peut voir une foule de choses〈 figuurlijk〉 het met iemand afzien • s'accommoder provisoirement de qn. -
14 de splinter in een anders oog zien en niet de balk in zijn eigen
de splinter in een anders oog zien en niet de balk in zijn eigenvoir la paille dans l'oeil de son voisin et ne pas voir la poutre dans le sienDeens-Russisch woordenboek > de splinter in een anders oog zien en niet de balk in zijn eigen
-
15 donker
donker1♦voorbeelden:vóór (het, de) donker thuis zijn • être rentré avant la nuit————————donker2♦voorbeelden:een donkere lucht • un ciel menaçanthet wordt donker • la nuit tombehet was volslagen donker • il faisait nuit noirehet is zo donker als de nacht • il fait noir comme dans un fourdoor een donkere bril kijken • voir tout en noirde toekomst donker inzien • voir l'avenir en noir -
16 kijk
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand te kijk zetten • tourner qn. en ridicule2 ergens een andere kijk op krijgen • voir qc. sous un autre jourkijk op iets hebben • voir clair dans qc.zijn kijk op de wereld • sa vision du monde¶ tot kijk! • salut!daar is geen kijk op • c'est peu probable -
17 krijgen
1 [ontvangen] recevoir2 [grijpen, pakken] attraper♦voorbeelden:ik heb veel complimentjes gekregen • on m'a fait beaucoup de complimentsik krijg nog geld van hem • il me doit de l'argentvanavond krijg je je geld • ce soir, tu auras ton argentgoede kritieken krijgen • avoir de bonnes critiquesdaar krijg ik nachtmerries van • ça me donne des cauchemarseen ziekte krijgen • attraper une maladiewat krijgen we te eten? • qu'est-ce qu'on mange?2 je kunt me toch niet krijgen! • tu ne m'attraperas pas!ik krijg hem nog wel • je l'aurai au tournanteen bedrag bij elkaar krijgen • réunir une sommewaar kun je dat boek krijgen? • où peut-on se procurer ce livre?kinderen krijgen • avoir des enfantsmoeilijkheden krijgen • avoir des ennuiswe krijgen regen • il va pleuvoirde schoolkinderen krijgen op 1 juli vakantie • les vacances scolaires commencent le 1er juilletvrienden krijgen • se faire des amismeer zelfvertrouwen krijgen • prendre de l'assuranceiets af krijgen • terminer qc.ik kan de deur niet dicht krijgen • je n'arrive pas à fermer la porteiets van iemand gedaan krijgen • (finir par) obtenir qc. de qn.deze uitgave is niet meer te krijgen • cette édition est épuiséeneem wat je krijgen kunt • 〈 letterlijk〉 tu prendras ce que tu trouveras; 〈 figuurlijk〉 profite de la situationiemand te pakken krijgen • arriver à mettre la main sur qn.iemand te spreken krijgen • réussir à voir qn.krijg wat! • va te faire voir!wat zullen we nou krijgen! • qu'est-ce que c'est que ça, encore!ik krijg er iets vanje zult er niets van krijgen • tu n'en mourras pasgenoeg van iets krijgen • en avoir assez de qc.iets niet voor elkaar kunnen krijgen • ne pas réussir à faire qc.hij is niet weg te krijgen • il s'incrustete krijgen bij • en vente chezdaar krijg je me niet voor • je ne marche pas dans cette combineheb je het of krijg je het? • ça te prend souvent? -
18 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:licht van de maan • (le) clair de lune〈 figuurlijk〉 iets in een ander licht zien • voir qc. sous un jour nouveaubij mist groot licht • par temps de brouillard, allumez vos pharesvals licht • faux jourin het volle licht komen te staan • apparaître au grand jourhet licht aandoen • allumer (la lumière)er brandde nog licht op de studeerkamer • le bureau était encore allumé〈 figuurlijk〉 nu gaat mij een licht op! • j'y suis!met gedimde lichten • les phares mis en codehet licht uitdoen • éteindre (la lumière)dat werpt een nieuw licht op de zaak • cela jette un jour nouveau sur l'affaire〈 figuurlijk〉 je hoeft geen licht te zijn om … • il ne faut pas être une lumière pour …iets aan het licht brengen • révéler qc.aan het licht komen, treden • être révéléin (het) licht baden • être vivement éclairé〈 figuurlijk〉 nu komt er licht in de zaak • maintenant, l'affaire commence à devenir clairemet de lichten knipperen • faire des appels de pharesiets tegen het licht houden • tenir qc. à la lumière; 〈 figuurlijk〉 regarder qc. de plus prèsdoor rood licht rijden • griller un feu rouge————————licht2♦voorbeelden:licht arrest • arrêts simpleslichte cavalerie • cavalerie légèreeen lichte opmaak • un maquillage discreteen lichte verbetering • un léger mieuxlicht aangeschoten zijn • être un peu éméchélicht alcoholische dranken • boissons faiblement alcooliséeslicht glooiende helling • pente doucelicht aanraken • effleureriets licht(jes) opvatten • prendre qc. à la légèrelicht slapen • dormir d'un sommeil légertwaalf pond lichter worden • maigrir de six kilosde lichte partijen van een schilderij • les clairs d'un tableaulichte tabak • tabac blondhet wordt al licht • il commence à faire jourlicht ontvlambare stoffen • matières facilement inflammableslicht verteerbaar voedsel • aliments légersdat is licht te begrijpen • cela se comprend aisémentdat zal niet licht vergeten worden • on ne l'oubliera pas facilementmen zou licht gedacht hebben dat … • on aurait facilement pu penser que … -
19 meemaken
1 [beleven] vivre2 [een reis volbrengen] participer à♦voorbeelden:zoiets heb ik nog nooit meegemaakt • je n'ai jamais vu çaheel wat (ellende) meemaken • en voir (de rudes,) de belles -
20 splinter
♦voorbeelden:iets aan splinters slaan • casser qc. en mille morceauxeen splinter in de vinger krijgen • attraper une écharde dans le doigtde splinter in een anders oog zien en niet de balk in zijn eigen • voir la paille dans l'oeil de son voisin et ne pas voir la poutre dans le sien
См. также в других словарях:
voir — voir … Dictionnaire des rimes
voir — [ vwar ] v. <conjug. : 30> • XIIe veoir; vedeir 980; lat. videre I ♦ V. intr. (1080 vedeir) Percevoir les images des objets par le sens de la vue. C est « un postulat bien ancré, qu un nouveau né [...] “ça” ne voit pas » (F. Leboyer). Ne… … Encyclopédie Universelle
voir — (voir), je vois, tu vois, il voit, nous voyons, vous voyez, ils voient ; je voyais, nous voyions, vous voyiez ; je vis, nous vîmes ; je verrai ; je verrais ; vois, qu il voie, voyons, voyez ; que je voie, que nous voyions, que vous voyiez ; que… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
voir — VOIR. v. act. Appercevoir, recevoir les images des objets dans les yeux, connoistre par les yeux. Voir un objet. je voy un homme. je le voy qui vient, qui marche &c. voir clair. voir trouble. voir confusément. voir distinctement. voir de prés.… … Dictionnaire de l'Académie française
Voir — is a chain of francophone alternative weekly newspapers in the Canadian province of Quebec. The newspaper publishes separate editions in Montreal, Quebec City, Saguenay, Sherbrooke, Trois Rivières and Gatineau, all of which publish a mix of… … Wikipedia
voir — Voir, neutr. gen. monosyll. Signifie vray, et vient de Verum Laþtin, et est fait comme Soir de Sero, et Veoir de Videre, et Croire de Credere, et Douloir de Dolere, Les anciens en usoyent ordinaireþment, disans il est voir, Il dit voir, Verum est … Thresor de la langue françoyse
VOIR — v. a. ( Je vois, tu vois, il voit ; nous voyons, vous voyez, ils voient. Je voyais ; nous voyions, vous voyiez. Je vis. J ai vu. Je verrai. Je verrais. Voi ou vois, voyez. Que je voie ; que vous voyiez. Que je visse. Que j eusse vu. Voyant. )… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
VOIR — v. tr. Percevoir l’image des objets par l’organe de la vue. Je vois un homme. Il craint d’être vu. Cela se voit de loin. Il ne voit pas les objets à deux pas de lui. Voir la lumière. On voit le jour au travers. Je l’ai vu de mes propres yeux. Se… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
voir — vt. ; se rendre compte, constater, vérifier, contrôler ; apercevoir ; remarquer ; deviner, comprendre ; assister à ; rendre visite, visiter : ivyê (Peisey 187), VAI (Aix 017, Annecy 003, Albertville 021, Arvillard 228a, Bourget Huile 289,… … Dictionnaire Français-Savoyard
Voir — Pour l’article homophone, voir Voire. Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sur les autres projets Wikimedia : « Voir », sur le … Wikipédia en Français
voir — de·voir; sa·voir; voir; res·er·voir; … English syllables