-
1 to make smaller
verkleinen -
2 closed gaps
verkleinen van verschillen -
3 closing ranks
verkleinen van afstanden -
4 allay
-
5 close up
n. een foto van dichtbij,close up--------v. sluiten; de openingen verkleinen,aaneensluiten[ klooz up]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afsluiten ⇒ blokkeren, sluiten♦voorbeelden: -
6 curtail
-
7 decrease
n. daling; vermindering--------v. verminderen, inkrimpen; dalendecrease1[ die:krie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vermindering ⇒ afneming, daling♦voorbeelden:on the decrease • teruglopend, afnemend————————decrease2[ dikrie:s]1 (geleidelijk) afnemen ⇒ teruglopen, achteruitgaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ beperken, verkleinen♦voorbeelden: -
8 diminish
v. verminderen, beperken, inkrimpen; devalueren[ dimminnisj]1 verminderen ⇒ verkleinen, afnemen; z'n waarde verliezen, aantasten2 taps/conisch (doen) toelopen ⇒ vernauwen♦voorbeelden: -
9 foreshorten
v. in verkorting zien of tekenen; in perspectief tekenen; verkorten, beknottenforeshorten -
10 narrow
adj. smal, nauw; klein--------n. engte (bij vallei of bergpas); smalle doorgang--------v. vernauwen; verminderen; inkrimpennarrow1[ næroo] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud〉1 engte ⇒ zee-engte, bergengte————————narrow2〈bijvoeglijk naamwoord; narrowness〉1 smal ⇒ nauw, eng2 beperkt ⇒ gering, krap♦voorbeelden:1 by a narrow margin • nog net, op het nippertjeit was a narrow escape/ 〈 informeel〉 a narrow shave/squeak/sqeeze • het was op het nippertje, op het kantje af; het had maar een haar gescheeldnarrow gauge • smalspoorwalk a very narrow line • spitsroeden lopenin the narrowest sense • strikt genomenthe narrow way • het smalle pad (der deugd)————————narrow3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 reduce
v. inkrimpen, verminderen, bezuinigen[ ridjoe:s]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ beperken, verkleinen, verlagen, reduceren♦voorbeelden:reduce your speed • verminder uw snelheidreduce this to a few pages • vat dit in enkele bladzijden samenbe reduced to tears • alleen nog maar kunnen huilenreduce to obedience/silence • tot gehoorzaamheid/stilte brengenreduce someone to tears • iemand tot tranen bewegen -
12 scale back/down
scale back/downverlagen, verkleinen, terugschroeven -
13 scale
n. toonladder; schaal; maat; weegschaal; kalkaanzet; methode--------v. klimmen, naar boven gaan; stijgen; afwegen, overwegen; op schaal maken, ontschubben; ontstenen; (in computers) de afmeting wijzigen, van schaal veranderenscale1[ skeel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schub ⇒ schaal, (huid)schilfer4 schaal(verdeling) ⇒ schaalaanduiding; maatstok, meetlat♦voorbeelden:tip/turn the scale (s) • de balans doen doorslaan, de doorslag gevenscale of wages • loonschaal〈 figuurlijk〉 on a large/grand/small scale • op grote/kleine schaala map on a scale of a centimetre to the kilometre • een kaart met een schaal van 1 op 100.000draw to scale • op schaal tekenen————————scale2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ scale back/down • verlagen, verkleinen, terugschroevenscale up • verhogen, vergroten, opschroeven -
14 shorten
v. verkorten; korten; verkleinen; concentreren[ sjo:tn]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 take away
meenemen; afnemen, ontnemen; mee naar huis nementake awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 weghalen♦voorbeelden: -
16 taper
adj. spits toelopen, geleidelijk verminderen--------n. waspit; kaars; toorts, lichtje--------v. spits toelopen; geleidelijk verminderentaper1[ teepə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————taper21 taps/spits toelopen ⇒ geleidelijk smaller worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 smal(ler) maken ⇒ taps/spits doen toelopen♦voorbeelden: -
17 whittle
n. mes, zakmes--------v. snijden, schillen; wegsnijden, vormen; verkleinen, versnipperen[ witl]1 〈+away/down〉 (af)snijden 〈 hout〉 ⇒ snippers afsnijden van, besnoeien; 〈 figuurlijk〉 reduceren, beknibbelen -
18 atrophia
n. atrophie, atrofie (in geneeskunde-teruggang i.d. voedingstoestand van de organen, waardoor deze verkleinen of verschrompelen) -
19 closing the distance
de afstand sluiten,de afstand verkleinen -
20 cover ground
vooruit komen; afstand verkleinen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Verkleinen — Verkleinen, das Gestübbe, welches zu den Ofenherden etc. gebraucht wird, klar stoßen u. aussieben … Pierer's Universal-Lexikon
Verkleinen — Verkleinen, verb. regul. act. klein machen, ein nur im Bergbaue übliches Wort, wo das Gestübe verkleint oder gekleint wird, wenn es klein gestoßen wird. So auch die Verkleinung … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Zähne — (Dentes), kleine, längliche, knochenartige Gebilde, welche zum Erfassen u. Zerkleinern der Nahrungsmittel, als Waffe u. beim Menschen zur Bildung einzelner Sprachlaute u. zum Moduliren der Stimme dienen. Sie sind am vollkommensten bei den… … Pierer's Universal-Lexikon