-
1 attenuate
-
2 constrict
-
3 cramp
n. kramp, samentrekking; klem, tang--------v. stoppen, beperken; verkrampen; versmallen; beklemmencramp1[ kræmp]1 (muur)anker ⇒ kram, klamp2 klem(haak) ⇒ spanijzer, lijmtang————————cramp2〈 werkwoord〉1 kramp veroorzaken bij/in ⇒ verkrampen2 krammen ⇒ vastzetten met een (muur)anker/klem(haak)3 onderdrukken ⇒ tegengaan, belemmeren -
4 narrow
adj. smal, nauw; klein--------n. engte (bij vallei of bergpas); smalle doorgang--------v. vernauwen; verminderen; inkrimpennarrow1[ næroo] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud〉1 engte ⇒ zee-engte, bergengte————————narrow2〈bijvoeglijk naamwoord; narrowness〉1 smal ⇒ nauw, eng2 beperkt ⇒ gering, krap♦voorbeelden:1 by a narrow margin • nog net, op het nippertjeit was a narrow escape/ 〈 informeel〉 a narrow shave/squeak/sqeeze • het was op het nippertje, op het kantje af; het had maar een haar gescheeldnarrow gauge • smalspoorwalk a very narrow line • spitsroeden lopenin the narrowest sense • strikt genomenthe narrow way • het smalle pad (der deugd)————————narrow3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 constrictive
adj. vernauwen; versmallen -
6 constringent
adj. vernauwen, beperken, versmallen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский