-
1 verjagen
verjagen1 ver-, wegjagen ⇒ verdrijven -
2 прогнать
verjagen, wegjaden, verdrijven -
3 прогонять
verjagen, wegjaden, verdrijven -
4 dislodge
-
5 cast out
v. weggooien; verstoten, verjagen, uitdrijven uit een groep of gemeenschapcast out1 verstoten ⇒ verjagen, uitdrijven -
6 chase
n. jacht, najagen, vervolging, jachtgrond, jachtveld; (nagejaagde) prooi; jachtstoet--------v. najagen; verdrijven, verjagenchase1[ tsjees] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:in chase of someone/something • achter iemand/iets aan rennend————————chase21 jagen ⇒ jachten, zich haasten♦voorbeelden:chase off • ervandoor rennenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:chase down/up • opsporenchase from/out of • verdrijven uit, wegjagen uit -
7 dispel
-
8 flush
adj. vloed, (plotselinge) stroom; (water)spoeling; weelderig groei; opwinding, roes; blos; flush (kaartspel); rijkelijk voorzien; doorspoelen, doortrekken (v. toilet); kleuren, blozen; onder water zetten--------n. rood aangelopen (van blozen); wegspoeling, afspoeling; verlossing; stroom water; vooruitstrevenheid; enthousiasme, opwinding; kracht--------v. blozen; rood worden; weg stromen (met water), doortrekken (toilet), snel stromend; ophitsen; (in computers) een deel van het geheugen vrijmaken, het geheugen schonen (legen)flush1[ flusj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vloed ⇒ (plotselinge) stroom, vloedgolf2 (water)spoeling ⇒ het door/om/schoonspoelen5 opwinding ⇒ uitgelatenheid, roes6 frisheid ⇒ bloei, kracht7 blos♦voorbeelden:→ royal royal/————————flush2〈bijvoeglijk naamwoord; voornamelijk predicatief〉♦voorbeelden:————————flush33 op/wegvliegen♦voorbeelden:2 flush up • kleuren, blozenflush with shame • rood worden van schaamteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (schoon)spoelen ⇒ om/uit/doorspoelen3 doen kleuren/blozen4 opwinden ⇒ opgetogen maken, aanvuren5 doen op/wegvliegen ⇒ op/verjagen♦voorbeelden:flushed with victory • in een overwinningsroes————————flush4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 fit flush into • gelijk vallen/zijn met, één vlak vormen met -
9 dénicher
dénicher [deeniesĵee]〈 werkwoord〉1 opduik(el)en ⇒ opdiepen, opsporen, op de kop tikkenv1) opdiepen, opsporen, op de kop tikken -
10 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
11 гнать
jagen, drijven, verjagen -
12 гонять
jagen, drijven, verjagen -
13 изгонять
vgener. bannen, bannen (духов), uitbannen, uitdrijven, uitstoten, uitwerpen, verbannen, verdrijven, verjagen, verwijzen, wegjagen -
14 прогнать
v1) gener. verdrijven, verjagen, buitenjagen, bannen, verstoten, voortsnellen, voortdrijven, vooruitjagen2) colloq. (кого-л.) afknappen op iemand -
15 прогонять
vgener. afjagen, afpoeieren, verdrijven, oprotten, verjagen, wegdrijven, wegjagen -
16 ban
n. boycot; banning; iemand tijdelijk van een netwerk bannen (computer-internet)--------n. verbanneling; banvloek--------v. verbannen; verbiedenban1[ bæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————ban2〈werkwoord; banned〉2 verbannen ⇒ uitsluiten, verjagen♦voorbeelden: -
17 banish
v. verbannen; wegzenden[ bænisj] 〈zelfstandig naamwoord: banishment〉♦voorbeelden: -
18 dislodge a gang from their hiding-place
English-Dutch dictionary > dislodge a gang from their hiding-place
-
19 disperse
v. spreiden, ontbinden; verspreiden, uit elkaar drijven[ dispə:s]1 zich verspreiden ⇒ uiteengaan, uiteenstuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uiteen drijven ⇒ verstrooien, verspreiden2 verspreiden ⇒ spreiden, uiteenplaatsen4 verjagen -
20 dissipate
v. uit elkaar drijven, uit elkaar gaan; verbannen, verdrijven[ dissippeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdrijven ⇒ verjagen, doen verdwijnen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Verjagen — Verjagen, verb. regul. act. in die Ferne jagen, so daß sich das Zeitwort mehr auf die Entfernung, als auf den Ort beziehet, aus welchem jemand gejaget wird. Die Diebe wurden verjagt. Die Vögel verjagen. Jemanden von Haus und Hof verjagen, oder… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
verjagen — V. (Aufbaustufe) jmdn. unter Gewaltanwendung von einem Ort vertreiben Synonyme: davonjagen, fortjagen, fortscheuchen, forttreiben, verscheuchen, vertreiben, wegjagen, wegscheuchen Beispiele: Der König wurde aus dem Land verjagt. Er hat die… … Extremes Deutsch
verjagen — wegjagen; schassen (umgangssprachlich); verscheuchen; fortjagen; davonjagen; vergrämen; vergraulen; vertreiben; zum Teufel jagen (umgangssprachlich) * * * … Universal-Lexikon
verjagen — abweisen, davonjagen, fortjagen, fortscheuchen, forttreiben, hinausjagen, hinausscheuchen, hinaustreiben, in die Flucht schlagen, verscheuchen, vertreiben, von sich weisen, wegjagen, wegscheuchen, wegtreiben; (ugs.): [lange] Beine machen,… … Das Wörterbuch der Synonyme
verjagen — ver·ja̲·gen; verjagte, hat verjagt; [Vt] jemanden / ein Tier verjagen jemanden / ein Tier zwingen, wegzulaufen ≈ fortjagen, vertreiben: den Fuchs (aus dem Hühnerstall) verjagen … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
verjagen — jagen: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb (mhd. jagen, ahd. jagōn, mnd. jagen, mniederl. jaghen) hat keine sicheren außergerm. Entsprechungen. Die Verknüpfung mit der Wortgruppe von aind. yalú ḥ »rastlos« ist zweifelhaft … Das Herkunftswörterbuch
Verjagen — Was man nicht kann verjagen, das muss man ruhig tragen. Lat.: Summa est stultitia frustra confici dolore, cum intelligas nihil posse profici. (Cic.) (Philippi, II, 204.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
verjagen — verjagenrefl 1.sicherschrecken.ManjagtsichselberinAngstundSchrecken.Nie dersächs,spätestensseit1900. 2.dieBeherrschungverlieren.1900ff … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
verjagen — Magdeburg • erschrecken … Plattdeutsch-Hochdeutsch
verjagen — ver|ja|gen … Die deutsche Rechtschreibung
schtöike — verjagen … Aargauer-Hochdeutsch Wörterbuch