-
1 écraser
écraser [eekraazee]1 verpletteren ⇒ platdrukken, verbrijzelen3 persen ⇒ fijnstampen, uitknijpen7 〈 computer〉overschrijven♦voorbeelden:la ville est écrasée par la cathédrale • de stad wordt geheel beheerst door de kathedraalêtre écrasé de travail • gebukt gaan onder het vele werkêtre écrasé de fatigue • doodmoe zijn¶ nez écrasé • platte, stompe neusécraser qn. de son luxe • iemand de ogen uitsteken met zijn luxe〈 informeel〉 écrase! • hou op!♦voorbeelden:1. v1) verpletteren, platdrukken2) omverrijden3) persen, uitknijpen5) overstelpen6) overheersen7) overschrijven [computer]2. s'écraserv -
2 évincer
-
3 bousculer
bousculer [boeskuulee]1 omverwerpen ⇒ omvergooien, in de war brengen2 omverlopen ⇒ stoten tegen, opzij duwen, verdringen♦voorbeelden:1. v1) omvergooien, verstoren2) omverlopen, opzij duwen3) haasten, opjagen2. se bousculerv2) opschieten, zich haasten -
4 censure
-
5 censurer
censurer [sãsuuree]〈 werkwoord〉1 censureren ⇒ aan censuur onderwerpen, (geheel, gedeeltelijk) verbiedenv1) censureren, aan censuur onderwerpen3) verbieden [publicatie, uitzending]4) publiekelijk terechtwijzen [juridisch] -
6 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
7 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
8 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
9 agglutiner
agglutiner [aagluutienee]1 samenkleven ⇒ doen samenklonteren, binden -
10 bouchonner
bouchonner [boesĵonnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 dégommer
dégommer [deegommee]〈 werkwoord〉 -
12 détrôner
détrôner [deetroonee]〈 werkwoord〉 -
13 empresser
empresser (s') [ãpressee]〈 werkwoord〉2 zich beijveren ⇒ zich uitsloven, zich verdringen♦voorbeelden: -
14 les gens courent à ce spectacle
les gens courent à ce spectacleDictionnaire français-néerlandais > les gens courent à ce spectacle
-
15 refouler
refouler [rəfoelee]〈 werkwoord〉 -
16 supplanter
См. также в других словарях:
Verdringen — Verdringen, verb. irreg. act. S. Dringen, fortdringen, aus seiner Stelle dringen, ein Wort, welches häufig für verdrängen gebraucht wird, besonders im Oberdeutschen, dagegen in der edlern Schreibart der Hochdeutschen das letztere üblicher ist.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Liste starker Verben (Deutsche Sprache) — Dies ist eine Liste der neuhochdeutschen starken Verben, das heißt jener, deren Formen sich zum Teil im Stammvokal voneinander unterscheiden (vgl. Ablaut). Die grobe Einteilung erfolgt nach dem Muster der historischen Ablautklassen, die jedoch in … Deutsch Wikipedia
Ungarn [2] — Ungarn (Gesch.). Daß jetzige U. wurde zur Römerzeit von den Pannoniern u. Daciern bewohnt, von denen jene in Nieder , diese in Ober U. saßen, zwischen ihnen die Jazygen. Beide Länder wurden seit der Zeit der ersten Kaiser von den Römern… … Pierer's Universal-Lexikon
Ver — Ver, eine sehr alte Partikel, in der Deutschen sowohl, als allen mit derselben verwandten Sprachen, welche ehedem auch für sich allein üblich war; aber jetzt nur noch in der Ableitung vorkommt, wo sie von einer sehr mannigfaltigen Bedeutung ist,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verdrängen — Verdrängen, verb. reg. act. fortdrängen, wegdrängen, durch drängen von einem Ort oder Stelle wegschaffen. Jemanden verdrängen, ihn von seinem Platze drängen. Ingleichen in weiterer Bedeutung durch seine Gegenwart, Veranlassung, seines Platzes,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Liste starker Verben (deutsche Sprache) — Dies ist eine Liste der neuhochdeutschen starken Verben, das heißt jener, deren Formen sich zum Teil im Stammvokal voneinander unterscheiden (vgl. Ablaut). Die grobe Einteilung erfolgt nach dem Muster der historischen Ablautklassen, die jedoch in … Deutsch Wikipedia
Philister — über dir, Simson! Im Gespräch warnt diese Bemerkung den Angesprochenen vor dem dritten Gesprächspartner. Der Spruch geht zurück auf das Buch der Ri 16,9.{{ppd}} Der griechische Kirchenschriftsteller Origines (um 185 n. Chr.) hat schon in der… … Das Wörterbuch der Idiome