-
1 rig
n. (scheep) tuig(age); uitrusting--------v. opzichten, vervalsenrig1[ rig] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 Amerikaans-Engels〉trekker/truck met oplegger♦voorbeelden:————————rig2〈werkwoord; rigged〉♦voorbeelden: -
2 rigging
n. uitrusting, want, tuigage, tuig, plunje[ riging] 〈 the〉 -
3 accessory
adj. medeplichtige--------n. accessoire; -tuig; deelnemer aan overtreding♦voorbeelden:1 accessory after/before the fact • medeplichtig door steun achteraf/door aansporingbe accessory to a crime • medeplichtig zijn aan een misdaad -
4 faculty
n. gave, talent; vermogen; faculteit, wetenschappelijk personeel[ fækltie] 〈meervoud: faculties〉3 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; school(wezen), universiteit〉 (leden van) faculteit ⇒ wetenschappelijk personeel, staf♦voorbeelden:2 the faculty of hearing/reason/speech • de gehoorzin/de rede/het spraakvermogen -
5 gear
n. versnellingsbak, versnelling; gereedschap; kleding (slang)--------v. versnelling aanbrengen (bij auto); klaarmaken voor-; inrichtinggear1[ giə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestel ⇒ mechanisme, apparaat, inrichting2 〈 benaming voor〉 drijfwerk ⇒ transmissie, koppeling; versnelling 〈 van auto〉; gearing, versnelling 〈 van fiets〉; takel3 uitrusting ⇒ gereedschap, kledij, spullen♦voorbeelden:reverse gear • achteruittop gear • hoogste versnellingchange gear • (over)schakelenput in/throw into gear • in (de) versnelling zettenin gear • in de versnelling————————gear2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 gear down • terugschakelen, vertragengear up • opschakelen, overschakelen; versnellen, vergrotengear (oneself) up (for) • zich aanpassen (aan), zich klaarmaken (voor)→ gear to gear to/ -
6 harness
n. gareel--------v. optuigen, inspannen (paard)harness1[ ha:nis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:get back into harness • weer aan het werk gaan————————harness2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 shroud
n. (doods)kleed; lijkwade, sluier--------v. omhullen, verbergenshroud1[ sjraud] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:wrapped in a shroud of mystery • in een sluier van geheimzinnigheid gehuld————————shroud2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 spout
n. spuit,pijp, tuig, (dak)goot; dampstraal (v. walvis); straal (v. bloed)--------v. spuiten, gutsen; declameren; uitvoerig spreken, oreren, spuiten, opspuitenspout1[ spaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 tuit♦voorbeelden:¶ up the spout • naar de knoppen, verknald 〈 bijvoorbeeld geld, leven〉; totaal verkeerd 〈 bijvoorbeeld cijfers〉; hopeloos in de knoei, reddeloos verloren 〈 van persoon〉; 〈 slang〉 zwanger————————spout2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:she was always spouting German verses • ze liep altijd Duitse verzen te galmen -
9 tack
n. kopspijkertje, nageltje; koers, boeg--------v. loeven, overstag gaan, laveren; v. koers veranderentack1[ tæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 scheepvaart〉 koers 〈 ten opzichte van de stand der zeilen en de windrichting〉 ⇒ boeg 〈 bij het laveren〉4 koers(verandering) ⇒ strategie, aanpak♦voorbeelden:→ brass brass/————————tack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 tackle
n. tuig, gerei; takel; talie--------v. zorgen voor, in de hand nemen; tegenhoudentackle1[ tækl]1 takel————————tackle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 trash
-
12 yoke
n. juk, heerschappij; koppeling; schouderblok met tuig (voor trekdieren); onderdrukking; balans/brug/magneetjuk--------v. onder het juk brengen; in/voorspannen; koppelen, verbindenyoke1[ jook] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.2 ook yoke〉2 koppel ⇒ span, paar♦voorbeelden:pass/come under the yoke • zich onderwerpenthrow off the yoke • in opstand komen tegen de dwingelandij2 three yoke of oxen • drie juk/stel ossen————————yoke2〈 werkwoord〉1 onder een/het juk brengen ⇒ jukken, in/voorspannen♦voorbeelden:yoke someone to another • iemand aan een ander koppelen -
13 backstay
n. touw of tuig uitgespannen van bovenste gedeelte van de mast naar scheepszijde of achtersteven om de mast te ondersteunen (Zeevaart); hulpmiddel voor steunen van de achterzijde van iets (Machinerie) -
14 being harnessed to
Ingespannen worden (van een paard) (in het gareel gezet (tuig van paard), voor de wagen spannen) -
15 fish tackle
n. tuig of uitrusting voor het ophalen van een anker -
16 varmint
n. ongedierte, tuig
См. также в других словарях:
tuig — obs. Sc. f. twig … Useful english dictionary
Zeug — 1. Am schönen weissen zeug sihet man bald ein Flecken. – Lehmann, 411, 7; Winckler, III, 17. 2. Das schlechte Zeug bleibt bei seinem Besitzer, bis ein Narr kommt und es kauft. – Burckhardt, 732. 3. Dat es ok so Tügelken1, hadde de Düwel saght,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
тюк — род. п. а. Объясняется из голл. tuig изделие ; см. Преобр., Труды I, 29; Горяев, ЭС 382; Даль IV, 893. Менгес (Festschrift Čyževskyj 183 и сл.) отвергает голл. этимологию по семасиологическим соображениям и производит русск. слово от тюрк. *tǖk… … Этимологический словарь русского языка Макса Фасмера
Twig — Twig, v. t. [Gael. tuig, or Ir. tuigim I understand.] [1913 Webster] 1. To understand the meaning of; to comprehend; as, do you twig me? [Colloq.] Marryat. [1913 Webster] 2. To observe slyly; also, to perceive; to discover. Now twig him; now mind … The Collaborative International Dictionary of English
twig — I. noun Etymology: Middle English twigge, from Old English; akin to Old High German zwīg twig, Old English twā two Date: before 12th century 1. a small shoot or branch usually without its leaves 2. a minute branch of a nerve or artery • twigged… … New Collegiate Dictionary
History of the Scots language — The history of the Scots language refers to how Anglic varieties spoken in parts of Scotland developed into modern Scots.OriginsSpeakers of Northumbrian Old English settled in south eastern Scotland in the 7th century, at which time Celtic… … Wikipedia
List of English words of Scottish Gaelic origin — This is a list of English words borrowed from Scottish Gaelic. Some of these are common in Scottish English and Scots but less so in other varieties of English.Word of Gaelic origin; Airt : Point of the compass, from àird (pronounced|aːrˠtʲ),… … Wikipedia
Shopping list — A shopping list is a list of items to be purchased by a shopper. Consumers often compile a shopping list of groceries to purchase on the next visit to the grocery store. The list may be compiled immediately before the shopping trip or… … Wikipedia
Awabakal language — language name=Awabakal familycolor=Australian states=Australia region=Lake Macquarie, New South Wales extinct= Few elders know the language but are teaching the aboriginal youth of the area fam2=Pama Nyungan fam3=Central NSW fam4=Worimi… … Wikipedia
Hugo Brandt Corstius — (born 29 august, 1935 in Eindhoven, Noord Brabant) is a Dutch author known for his achievements in both literature and science.In 1970, he was awarded a PhD on the subject of computational linguistics. He used to work at the Mathematisch Centrum… … Wikipedia
Gender in Dutch grammar — In the Dutch language, nouns have one of three grammatical genders: masculine, feminine, or neuter. The gender of a word determines the articles used with it and the pronouns referring to it. Sometimes masculine and feminine nouns are… … Wikipedia