-
41 un espoir luit encore
un espoir luit encore -
42 vous avez encore fait des vôtres
vous avez encore fait des vôtresDictionnaire français-néerlandais > vous avez encore fait des vôtres
-
43 être encore dans les langes
être encore dans les langesDictionnaire français-néerlandais > être encore dans les langes
-
44 être encore dans les limbes
être encore dans les limbesDictionnaire français-néerlandais > être encore dans les limbes
-
45 être encore en usage
être encore en usagenog steeds gebruikt worden, in gebruik zijn -
46 être encore gaillard
être encore gaillardnog levendig, kras zijn -
47 être encore présent à la mémoire
être encore présent à la mémoireDictionnaire français-néerlandais > être encore présent à la mémoire
-
48 non seulement … mais
non seulement … mais (encore)niet alleen … maar ook————————non seulement … mais (encore)niet alleen …, maar ook -
49 autre
autre [ootr]〈onbepaald bijvoeglijk naamwoord; ook onbepaald voornaamwoord〉1 ander ⇒ andere, nog een♦voorbeelden:autre chose • iets andersbeaucoup, bien d'autres choses encore • nog heel wat andere dingend'une façon ou d'une autre • op de een of andere wijzec'est un autre Venise • dat is een tweede Venetiëaucun autre • geen anderpersonne d'autre • niemand andersquelque chose d'autre • iets andersquelqu'un d'autre • iemand andersqui d' autre que lui • wie anders dan hijil n'y a rien d' autre • er is niets andersce n'est rien d' autre qu'une catastrophe • het is een ware ramptous les autres passagers • alle andere, overige passagiersun tout autre cas • een heel ander gevaltout autre • ieder anderj'en ai vu bien d'autres • ik heb wel andere dingen meegemaaktd'un moment à l'autre • ieder ogenblikà d'autres! • maak dat anderen wijs!entre autres • onder andere(n)sans autres explications • zonder verdere uitlegl' autre • de ander(e)l'un dans l' autre • alles bij elkaarl'un et l' autre sont venus • beiden zijn gekomenni l'un ni l' autre ne sont venus • geen van beiden is gekomenc'est tout l'un ou tout l' autre • het is hollen of stilstaanl'un l' autre • elkaarles autres • de anderenles uns et les autres • allen, allemaalaimez-vous les uns les autres • hebt elkaar liefc'est un homme comme un autre • het is een heel gewoon iemandil m'a pris pour un autre • hij heeft mij voor iemand anders aangezientu as mangé une pomme, en veux-tu une autre? • je hebt een appel gegeten, wil je er nog een?dépêchez-vous, vous autres • schiet op, julliepron, adjander(e), nog een -
50 battre
battre [baatr]♦voorbeelden:le coeur lui bat • zijn hart bonstla porte bat • de deur kleppertle tambour bat • de trommel wordt geroerdla pluie bat contre les vitres • de regen klettert tegen de ruitenbattre des cils, des paupières • met de ogen knipperenle public bat des mains • het publiek klapt in de handenl'oiseau battait des ailes • de vogel klapwiektebattre du tambour • de trommel slaanson coeur bat pour cette jeune fille • zijn hart behoort dat meisje toeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ slaag geven, aframmelen2 verslaan ⇒ overwinnen, bedwingen3 slaan (op, tegen) ⇒ bewerken, kloppen♦voorbeelden:battre qn. avec ses propres armes • iemand met zijn eigen wapenen bestrijdenbattre un record • een record brekenbattre le blé • graan dorsen〈 sport en spel〉 battre les cartes • de kaarten schudden, wassenbattre le fer • ijzer hameren, (koud) smedenbattre monnaie • munten slaanbattre un tapis • een kleed uitkloppenbattre froid à qn. • iemand ijzig behandelen1 vechten ⇒ twisten, ruzie maken♦voorbeelden:se battre avec un problème • met een probleem worstelense battre pour, contre qc. • voor, tegen iets strijden→ oeilje pourrais me battre • ik kan mezelf wel een klap geven1. v2) kloppen3) aframmelen4) verslaan, overwinnen2. se battrev1) vechten, ruzie maken -
51 caractériser
caractériser [kaaraakteeriezee]1 kenmerken ⇒ een kenmerk vormen van, karakteriseren2 karakteriseren ⇒ kenschetsen, typeren♦voorbeelden:vkenmerken, karakteriseren, typeren -
52 chance
chance [sĵãs]〈v.〉1 kans ⇒ risico, toeval3 bof ⇒ geluk, mazzel♦voorbeelden:il faut lui donner sa chance • je moet haar een kans gevenil y a vingt chances sur cent que • twintig procent kans datil y a des chances • het is waarschijnlijkrisquer sa chance • een kansje wagen3 bonne chance! • succes!avoir de la chance • geluk hebben, boffencourir sa chance • zijn geluk beproevenporter chance • geluk brengenpas de chance! • pech gehad!par chance • gelukkigencore une chance que • nog een geluk (bij een ongeluk) dat1. f1) kans, toeval2) geluk, bof2. chancesf plmogelijkheid, waarschijnlijkheid -
53 convalescent
convalescent [kõvaalessã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:un convalescent • herstellende1. m (f - convalescente) 2. = convalescente; convalescentadj -
54 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
55 debout
debout [dəboe]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 staande ⇒ rechtop, overeind♦voorbeelden:être debout • op(gestaan) zijnmettre debout • overeind zettense mettre debout • gaan staan, opstaanmourir debout • in het harnas stervense tenir debout, rester debout • overeind blijvenune intrigue qui tient debout • een goed in elkaar zittend plotdebout! • opstaan!→ place1. adv1) rechtop, overeind2) op, uit bed2. interj -
56 dû
du [duu]〈 lidwoord〉 〈samentrekking van ‘de’ en ‘le’, zie ook ‘de’〉2 〈meestal onvertaald; delend lidwoord〉♦voorbeelden:prends encore du fromage • neem nog wat kaas1. m(het) verschuldigde, wat iemand toekomt2. adj1) verschuldigd2) vereist3) te wijten (aan), veroorzaakt (door) -
57 effort
effort [effor]〈m.〉1 inspanning ⇒ moeite, poging♦voorbeelden:effort de rattrapage • inhaalracefaire un effort de volonté • wilskracht tonenfaire un effort intellectuel • diep nadenkenla loi du moindre effort • de weg van de minste weerstandencore un petit effort! • nog even doorzetten!effort physique • krachtsinspanningfaire un effort, des efforts • z'n best doen, zich inspannenfaire un effort sur soi-même • zich vermannenavec effort • moeizaamsans effort • moeiteloosm1) inspanning, poging2) (weerstands)kracht, spanning -
58 exciter
exciter [eksietee]4 ophitsen ⇒ sarren, irriteren5 versterken ⇒ verergeren, stimuleren, doen toenemen♦voorbeelden:1. v1) opwekken, veroorzaken2) opwinden4) ophitsen, irriteren5) verergeren, stimuleren2. s'exciterv -
59 fabriquer
fabriquer [faabriekee]1 vervaardigen ⇒ maken, fabriceren♦voorbeelden:v1) vervaardigen, fabriceren, maken2) vervalsen3) verzinnen4) uitvoeren -
60 fixer
fixer [fieksee]1 bevestigen ⇒ vastmaken, -hechten, -zetten2 vastleggen ⇒ fixeren, stabiliseren3 vestigen6 staren naar ⇒ strak aankijken, aanstaren, fixeren♦voorbeelden:1 zich vastzetten, -hechten3 trouwen♦voorbeelden:v1) bevestigen, vastmaken2) vastleggen, stabiliseren3) vestigen4) vaststellen, bepalen5) informeren6) aanstaren
См. также в других словарях:
encore — [ ɑ̃kɔr ] adv. • XIIe; uncor XIe; lat. pop. °hinc ha hora ou hanc ad horam → 2. or 1 ♦ Adverbe de temps, marquant la persistance d une action ou d un état au moment considéré. Écrit ENCOR, en poésie classique : « Maître loup s enfuit, et court… … Encyclopédie Universelle
Encore (Eminem album) — Encore Studio album by Eminem Released November 12, 2004 … Wikipedia
Encore — Студийный альбом Эминема Дата выпуска … Википедия
Encore (Album) — Encore Studioalbum von Eminem Veröffentlichung 12. November 2004 Aufnahme 2002–2004 Label … Deutsch Wikipedia
Encore Capital Group — Type Public (NASDAQ: ECPG) Industry Financial services, Debt buying recovery … Wikipedia
Encore (Live \x26 Direct — The Whole Story) — Encore (Live Direct The Whole Story) Encore Live Direct; Encore (The Whole Story) Концертный Альбом; DVD … Википедия
Encore (álbum de Eminem) — Saltar a navegación, búsqueda Encore Álbum de Eminem Publicación 12 de noviembre de 2004 Duración 77:47 … Wikipedia Español
Encore (Live & Direct — The Whole Story) — Encore Live Direct; Encore (The Whole Story) Концертный Альбом; Scooter Дата выпуска 2002 Записан 2002 Жанр … Википедия
Encore (Live & Direct — Encore Live Direct; Encore (The Whole Story) … Википедия
encore — ENCORE. adv. de temps, qui s emploie pour le passé, pour le présent, et pour l avenir. Il régnoit encore il y a vingt ans. Elle vit encore. Il vivra encore dans vingt ans. Il n est pas encore jour, encore nuit. Il n est pas encore venu. Il n est… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
encore — ENCORE. adverbe de temps. Jusques à cette heure, jusques à present. Il n est pas encore jour, encore nuit. il n est pas encore venu. il n est pas encore en âge. il est encore au lit. il n est pas mort, il respire encore. il n est pas encore temps … Dictionnaire de l'Académie française