-
1 contrefaire
-
2 imiter
imiter [iemietee]〈 werkwoord〉1 nadoen ⇒ navolgen, na-apen♦voorbeelden:v1) nadoen, na-apen2) namaken, imiteren3) lijken (op) -
3 truquer
truquer [truukee]1 trucs gebruiken ⇒ foefjes toepassen, vals spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vervalsen ⇒ namaken, trukeren♦voorbeelden:v1) trucs gebruiken, vals spelen2) vervalsen, namaken3) trucages toepassen (bij) [film] -
4 fabriquer
fabriquer [faabriekee]1 vervaardigen ⇒ maken, fabriceren♦voorbeelden:v1) vervaardigen, fabriceren, maken2) vervalsen3) verzinnen4) uitvoeren -
5 maquiller
maquiller [maakiejee]1 opmaken ⇒ grimeren, schminken2 vervalsen ⇒ namaken, bijwerken, te mooi voorstellen♦voorbeelden:maquiller un négatif • een negatief retoucherenmaquiller un passeport • een paspoort vervalsenmaquiller la vérité • de waarheid geweld aandoen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский