-
101 bulk issue
massa-uitgifte -
102 date of issue
uitgiftedatum -
103 material issue
materiaalafgiftemateriaalafnamemateriaaluitgifte -
104 material issue planning
materiaaluitgifteplanningEnglish-Dutch technical dictionary > material issue planning
-
105 planned issue
geplande uitgifte -
106 to issue
publicerenuitbrengenuitgeven -
107 unplanned issue
niet geplande uitgifte -
108 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
109 authorize
v. toestaan; toestemming geven; volmacht verlenen, autoriseren (ook "authorize")authorize, authorise[ o:θərajz]1 machtigen ⇒ recht geven tot, volmacht verlenen2 goedkeuren ⇒ inwilligen, toelaten3 rechtvaardigen ⇒ verantwoorden, billijken♦voorbeelden:1 authorized agent • gevolmachtigd vertegenwoordiger, gevolmachtigdeauthorized persons • bevoegde personen3 custom and tradition authorize us to act this way • gewoonte en traditie rechtvaardigen onze handelwijze -
110 back
adj. van achter, achter--------adv. achteruit; terug; achter--------n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)--------v. bijstaan; naar achter leidenback1[ bæk]2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back♦voorbeelden:(flat) on one's back • (ziek) in bedhave broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad makenpat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelfpat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje gevenput one's back into something • ergens de schouders onder zettenglad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komenstab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verradenturn one's back on • de rug toekeren〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand→ scratch scratch/II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug♦voorbeelden:the back of a book/hand • de rug van een boek/handat the back • achterintalk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen————————back22 terug-♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties————————back3→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan♦voorbeelden:back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijdenback (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto♦voorbeelden:→ back up back up/————————back4〈 bijwoord〉6 achterom♦voorbeelden:back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975 -
111 burning
adj. brandend--------n. brandwond; brand; branden[ bə:ning]1 brandend ⇒ gloeiend, vurig, dringend♦voorbeelden:1 a burning issue • een brandend vraagstuk, een nijpende kwestiea burning shame • een grof schandaal -
112 can
n. doosje; blikje; gevangenis--------v. bewaren--------v. kunnencan1[ kæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 can of worms • een moeilijke/ingewikkelde kwestie————————can2[ kæn] 〈werkwoord; canned〉1 inblikken ⇒ conserveren, inmaken♦voorbeelden:¶ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 can it! • hou op!————————can33 mogen ⇒ kunnen, bevoegd zijn te♦voorbeelden:I can understand that • ik kan dat best begrijpen2 can this be true? • zou dit waar kunnen zijn?she cannot have gone • ze kan toch niet vertrokken zijn3 only Parliament can decide on this issue • alleen het parlement is bevoegd om over deze kwestie te beslissenyou can go now • je mag nu gaan -
113 central
adj. centraal, belangrijk--------n. centrale dienst[ sentrəl]♦voorbeelden:〈 geldwezen〉 central rate • spilkoers, middenkoers〈Brits-Engels; verkeer〉 central reservation • middenberm/strook2 central government • centrale/nationale regeringthe central issue • de hoofdzaakbe central to • van hoofdbelang zijn voor -
114 cloud
n. wolk; schaduw--------v. bedrukken; belasten; verdoezelencloud1[ klaud]♦voorbeelden:he is somewhat up in the clouds • hij is een beetje een fantastunder a cloud • uit de gratie, in diskrediet♦voorbeelden:————————cloud2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
115 commit
v. uitvoeren; overgeven, overhandigen; opnemen in een gesticht; gevangen zetten4 plegen ⇒ begaan, bedrijven♦voorbeelden:commit to memory • uit het hoofd lerencommit to writing/paper • op schrift stellencommit to prison • in hechtenis nemencommit oneself on an issue • zijn mening over een zaak gevencommit oneself to a cause • zich inzetten voor een (goed) doel -
116 contentious
adj. twistziek, polemisch[ kəntensjəs] 〈 contentiousness〉1 twistziek ⇒ polemisch, kritisch, tegendraads♦voorbeelden: -
117 current
adj. lopend, aktueel; tegenwoordig; aanwezig--------n. stroom; gang, set (schaken); proces; tendens, richtingcurrent1[ kurrənt]3 loop ⇒ gang, tendens♦voorbeelden:♦voorbeelden:direct current • gelijkstroom————————current21 huidig ⇒ actueel, lopend2 gangbaar ⇒ geldend, heersend♦voorbeelden:1 the current issue of Time • het laatste/nieuwste nummer van Time〈 economie〉 current cost • nieuwwaarde, vervangingswaarde -
118 debate
n. argument, gesprek--------v. debatteren; afwegen, overwegen; in aanmerking nemendebate1[ dibbeet]2 twist ⇒ conflict, strijd♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————debate2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bespreken ⇒ beraadslagen over, in debat treden over♦voorbeelden: -
119 emotive
-
120 explosive
adj. explosief, ontplofbaar--------n. springstofexplosive1[ iksploosiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 explosief ⇒ ontplofbare stof, springstof♦voorbeelden:————————explosive2〈bijvoeglijk naamwoord; explosiveness〉3 explosief ⇒ gevaarlijk, controversieel♦voorbeelden:explosive engine • explosie/ontploffingsmotorexplosive population increase • enorme bevolkingsgroei
См. также в других словарях:
issue — [ isy ] n. f. • XIIe; de issu 1 ♦ Vx Action de sortir. 2 ♦ Mod. Ouverture, passage offrant la possibilité de sortir. ⇒ dégagement, 1. porte, sortie. Chercher une issue. Une issue de secours. « Toutes les issues de ma chambre étaient fortement… … Encyclopédie Universelle
issue — is·sue 1 / i ˌshü, ˌsyü/ n 1 pl: proceeds from a source of revenue (as an estate) rents, issue s, and profits 2: one or more lineal descendants died without issue compare … Law dictionary
Issue management — in Business = In business, Issue Management refers to the discipline and process of managing business issues and usually implies using technology to electronically automate the process. Electronic issue management has gathered steam as a business … Wikipedia
Issue — Is sue ([i^]sh [ u]), n. [OF. issue, eissue, F. issue, fr. OF. issir, eissir, to go out, L. exire; ex out of, from + ire to go, akin to Gr. ie nai, Skr. i, Goth. iddja went, used as prefect of gaggan to go. Cf. {Ambition}, {Count} a nobleman,… … The Collaborative International Dictionary of English
Issue pea — Issue Is sue ([i^]sh [ u]), n. [OF. issue, eissue, F. issue, fr. OF. issir, eissir, to go out, L. exire; ex out of, from + ire to go, akin to Gr. ie nai, Skr. i, Goth. iddja went, used as prefect of gaggan to go. Cf. {Ambition}, {Count} a… … The Collaborative International Dictionary of English
Issue network — Issue networks are an alliance of various interest groups and individuals who unite in order to promote a single issue in government policy. Issue networks can be either domestic or international in scope, and many are active solely within the… … Wikipedia
issue — [ish′o͞o; ] chiefly Brit [ is′yo͞o] n. [OFr pp. of issir, to go out < L exire < ex , out + ire, to go: see YEAR] 1. an outgoing; outflow; passing out 2. Archaic a way out; exit; outlet 3. a result; consequence; upshot 4. offspring; a child… … English World dictionary
issue — ► NOUN 1) an important topic for debate or resolution. 2) the action of issuing. 3) each of a regular series of publications. 4) formal or Law children of one s own. ► VERB (issues, issued … English terms dictionary
issue preclusion — n: estoppel by judgment at estoppel 2a Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996 … Law dictionary
issue — [n1] point in question affair, argument, concern, contention, controversy, matter, matter of contention, point, point of departure, problem, puzzle, question, subject, topic; concepts 278,532 issue [n2] result causatum, conclusion, consequence,… … New thesaurus
Issue — may refer to:* Issue (legal), a legal term * Issue (comics), a monthly Korean comics anthology magazine * Issues (album), an album by Korn * Issue (computers), a unit of work to accomplish an improvement in a data system * Issue tracking system,… … Wikipedia