Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Все языки
Африкаанс
Нидерландский

terug

Толкование Перевод

1 back home

terug naar huis, thuis (terug naar het geboorteland, naar een plaats waar men zich thuis voelt)

back home

bij ons 〈enz.〉

English-Dutch dictionary > back home
2 return to sender

terug aan afzender (brief die de afzender terugkrijgt)

return to sender

retour afzender

English-Dutch dictionary > return to sender
3 B2R

terug naar de realiteit (Internet afkorting gebruikt in chatrooms en emailcorrespondentie)

B2R (Back To Reality)

English-Dutch dictionary > B2R
4 back on the street

terug op de straat

English-Dutch dictionary > back on the street
5 return fire

terug vuren

English-Dutch dictionary > return fire
6 back

adj. van achter, achter
--------
adv. achteruit; terug; achter
--------
n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)
--------
v. bijstaan; naar achter leiden

back¹

[ bæk]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 rug ⇒ achterkant

2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back

3 kiel 〈 van schip〉

♦voorbeelden:

1   behind someone's back • achter iemands rug 〈 ook figuurlijk〉

     (flat) on one's back • (ziek) in bed

¶ 〈 figuurlijk〉 with one's back to the wall • met zijn rug tegen de muur

     break someone's back • iemand te zwaar belasten 〈 met werk〉

     have broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben

     〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad maken

     〈 informeel〉 get off someone's back • iemand met rust laten

     〈 informeel〉 get on someone's back • iemand achter de vodden zitten

     〈 informeel〉 have one's back up • nijdig zijn

     pat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelf

     pat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje geven

     put one's back into something • ergens de schouders onder zetten

     glad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komen

     stab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verraden

     turn one's back on • de rug toekeren

     〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand

→ scratch scratch/

II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉

1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug

2 (rug)leuning

3 achterste deel

4 〈 sport〉 achter

♦voorbeelden:

1   back to back • ruggelings, rug tegen rug; achtereenvolgens

     the back of a book/hand • de rug van een boek/hand

     at the back of, 〈 Amerikaans-Engels〉in back (of) • achter(op)

     be at the back of someone • achter iemand staan 〈 ook figuurlijk〉

3   the back of a book • de laatste bladzijden van een boek

     〈 figuurlijk〉 at the back of one's mind • in zijn achterhoofd

     at the back • achterin

¶ know like the back of one's hand • als zijn broekzak kennen

     talk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen

————————

back²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 achter(-)

2 terug-

3 ver (weg) ⇒ (achter)afgelegen

4 achterstallig

5 oud 〈 van uitgave〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties

     back room • achterkamer(tje) 〈 ook figuurlijk〉; ergens achteraf

     back seat • achterbank 〈 van auto〉; 〈 figuurlijk〉 tweede plaats

5   back issue/number • oud nummer 〈 van tijdschrift〉

————————

back³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 krimpen 〈 van wind〉

→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan

♦voorbeelden:

1   back out • achteruit wegrijden

     back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijden

     back (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (onder)steunen 〈 ook financieel〉 ⇒ schragen, bijstaan

2 〈 informeel〉 wedden (op) ⇒ gokken op

3 〈voornamelijk passief; +with〉 voeren (met) 〈kleding e.d.〉

4 〈 geldwezen〉 avaleren 〈 wissel〉

5 〈 muziek〉 backen

♦voorbeelden:

2   〈 figuurlijk〉 back the wrong horse • op het verkeerde paard wedden

→ back up back up/

————————

back⁴

〈 bijwoord〉

1 achter(op) ⇒ aan de achterkant

2 achteruit ⇒ terug

3 terug 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ 〈 in het bijzonder〉 weer thuis

4 〈 informeel〉 in het verleden ⇒ geleden, terug

5 op (enige) afstand

6 achterom

♦voorbeelden:

1   〈 Amerikaans-Engels〉 back of • achter

3   come back • terugkomen

4   a few years back • een paar jaar geleden

     back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975

5   a few miles back • een paar mijl terug

¶ back and forward/forth • heen en weer

English-Dutch dictionary > back
7 return

adj. terugkomst, terugkeer, opbrengst; rapport
--------
n. terug; teruggave; ruimte; verdiensten; vergoeding; (in computers) de Return-toets heet ook Enter
--------
v. teruggeven; verklaren

return¹

[ rittə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 terugkeer ⇒ terugkomst, thuiskomst; nieuwe aanval 〈 van ziekte〉; terugreis

2 〈 informeel〉 retourtje

3 teruggave 〈 ook met betrekking tot belasting〉 ⇒ terugzending; 〈 bij uitbreiding ook〉 teruggezonden artikel

4 antwoord ⇒ beantwoording

5 〈 vaak meervoud〉 opbrengst ⇒ winst, rendement

6 aangifte ⇒ officieel rapport

7 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 verkiezing ⇒ afvaardiging

8 〈 balspel〉 terugslag ⇒ return, terugspeelbal

9 〈 sport〉 return(wedstrijd) ⇒ revanche

♦voorbeelden:

1   the point of no return • punt waarna er geen weg terug is

3   on sale and return • op commissie

5   〈 economie〉 return on capital/investment • kapitaalopbrengst, resultaat van de investering

     a good return on one's investments • een aardige winst op zijn investeringen

     〈 economie〉 the law of diminishing returns • de wet van de verminderende meeropbrengsten

     〈 economie〉 return on sales • rendement op omzet

     〈 economie〉 diminishing returns • verminderende meeropbrengst

¶ by return (of post) • per omgaande, per kerende post

     in return for • in ruil voor

→ happy happy/

————————

return²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉〈 Brits-Engels〉

1 retour-

♦voorbeelden:

1   return cargo • retourlading

     return fare • geld voor de terugreis

     return ticket • retour(tje)

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 tegen- ⇒ terug-

♦voorbeelden:

1   a return game/match • een return(wedstrijd)

     a return visit • een tegenbezoek

————————

return³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 terugkeren ⇒ terugkomen, teruggaan

♦voorbeelden:

1   return to • terugkeren op/naar; vervallen in

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 antwoorden ⇒ repliceren

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 retourneren ⇒ terugbrengen, teruggeven

2 opleveren ⇒ opbrengen

3 beantwoorden ⇒ terugbetalen

4 〈 sport〉 terugslaan ⇒ retourneren, terugspelen

5 opgeven ⇒ verklaren

6 kiezen ⇒ verkiezen, afvaardigen

♦voorbeelden:

1   return thanks • danken; dankzeggen na de maaltijd

3   return like for like • met gelijke munt terugbetalen

5   〈 juridisch〉 return a verdict • een uitspraak doen

English-Dutch dictionary > return
8 went back to his roots

keerde terug naar zijn wortels, keerde terug naar zijn bronnen (nam de overlevering van zijn voorvaderen op, keerde terug naar de gewoonten van vroegere generatie)

English-Dutch dictionary > went back to his roots
9 back down

opgeven,terug gaan,terug komen (ook van gedachten)

back down

1 terugkrabbelen ⇒ toegeven

English-Dutch dictionary > back down
10 boggle

v. twijfelen; terug deinzen; geschokt zijn

boggle

[ bogl]

1 terugschrikken ⇒ terugdeinzen

♦voorbeelden:

1 smalltime thieves usually boggle at murder • kruimeldieven deinzen gewoonlijk terug voor moord

¶ the mind boggles! • dat gaat mijn verstand te boven, daar kan ik (met mijn verstand) niet meer bij

English-Dutch dictionary > boggle
11 bring away

bring away

1 overhouden ⇒ mee terug/meebrengen

♦voorbeelden:

1 we brought away rather bad impressions of our holiday • we kwamen nogal teleurgesteld terug van onze vakantie

English-Dutch dictionary > bring away
12 get back

ga terug, teruggaan

get back

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 terugkomen ⇒ teruggaan; thuiskomen; weer aan de macht komen 〈 van politieke partij〉

♦voorbeelden:

1   get back into circulation • weer onder de mensen komen

     〈 figuurlijk〉 get back on something • op iets terugkomen

     get back to one's books • zijn studies hervatten

     get back! • terug!, naar buiten!

¶ get back at/on someone • het iemand betaald zetten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 terugkrijgen ⇒ terugvinden

2 terugbrengen ⇒ terughalen, naar huis brengen/halen

♦voorbeelden:

¶ 〈 slang〉 get (some of) one's own back (on someone) • het iemand betaald zetten

English-Dutch dictionary > get back
13 quail

n. kwartel (vogel)
--------
v. (terug)schrikken

quail¹

[ kweel] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook quail〉

1 kwartel

————————

quail²

〈 werkwoord〉

1 (terug)schrikken ⇒ bang/ontmoedigd worden

English-Dutch dictionary > quail
14 repayable

adj. opnieuw terug te betalen

repayable

[ rippeeəbl]

1 terug te betalen ⇒ te vergoeden

English-Dutch dictionary > repayable
15 retrievable

adj. teruggevonden; herwonnen; herstellende

retrievable

[ ritrie:vəbl] 〈 retrievably〉

1 terug te winnen ⇒ opvraagbaar, terug te vinden

2 herstelbaar ⇒ te verhelpen

English-Dutch dictionary > retrievable
16 satisfaction

n. voldoening; genoegdoening; tevredenheid; beloning; het nakomen (belofte b.v.)

satisfaction

[ sætisfæksjn]

1 〈 voornamelijk enkelvoud〉 genoegen ⇒ plezier, tevredenheid

2 voldoening ⇒ satisfactie, bevrediging; 〈 bij uitbreiding〉 zekerheid

3 genoegdoening ⇒ eerherstel, voldoening; 〈 religie ook〉 verzoening

4 (schuld)vereffening/delging ⇒ (af/terug)betaling, voldoening; 〈 religie ook〉 boetedoening

♦voorbeelden:

1   find satisfaction in/take satisfaction from • genoegen vinden in, plezier hebben aan

     my work is a great satisfaction to me • mijn werk is voor mij een bron van vreugde

2   prove something to someone's satisfaction • iets tot iemands volle tevredenheid bewijzen

3   demand satisfaction • genoegdoening eisen

     obtain/refuse satisfaction • genoegdoening (ver)krijgen/weigeren

4   Christ's satisfaction • de voldoening door Christus

     the company got satisfaction from him • hij betaalde de firma zijn schulden terug

English-Dutch dictionary > satisfaction
17 shuttlecock

n. pluimbal (spel)
--------
v. heen en terug werpen, heen en terug slaan

shuttlecock

1 pluimbal ⇒ shuttle 〈 badminton〉

English-Dutch dictionary > shuttlecock
18 Pgup

n. ga een pagina terug (PgUp) - toets op het toetsenbord voor een pagina terug gaan

English-Dutch dictionary > Pgup
19 retrovert

n. gaat terug naar zijn geloof
--------
v. achterover buigen, terug gaan

English-Dutch dictionary > retrovert
20 returned to the nest

keerde naar huis terug (keerde huiswaarts, ging naar zijn huis terug)

English-Dutch dictionary > returned to the nest

Страницы

См. также в других словарях:

terug — baka … Woordenlijst Sranan
Frans Geysen — (born 29 July 1936) is a Belgian composer and writer on music.BiographyFrans Geysen was born in Oostham, and studied music at the Lemmens Institute in Mechelen, and at the conservatories of Antwerp and Ghent. In 1962 he became professor of… … Wikipedia
Loekie van Maaren-van Balen — Louise Bernardina Maria (Loekie) van Maaren van Balen (born March 9, 1946 in Wormerveer) is a former Dutch politician. She became known nationwide during her term of office as the mayor of Leeuwarden.BiographyVan Maaren was born in Wormerveer,… … Wikipedia
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
Jan Wolkers — Jan Wolkers, par Harry Cock Jan Hendrik Wolkers, né à Oegstgeest le 26 octobre 1925, mort à Westermient (île de Texel) le 19 octobre 2007) est un écrivain et artiste néerlandais. On le considère un des grands de la littérature néerlandaise … Wikipédia en Français
Jan Hendrik Wolkers — Jan Wolkers 1995 Jan Hendrik Wolkers (* 26. Oktober 1925 in Oegstgeest; † 19. Oktober 2007 in Westermient auf Texel) war ein niederländischer Schriftsteller und Künstler. Für die niederländische Nachkriegsliteratur wurde er als einer von De Grote … Deutsch Wikipedia
Jan Wolkers — Jan Wolkers, 1995 Jan Hendrik Wolkers (* 26. Oktober 1925 in Oegstgeest; † 19. Oktober 2007 in Westermient auf Texel) war ein niederländischer Schriftsteller und Künstler. Für die niederländische Nachkriegsliteratur wurde er als einer von De… … Deutsch Wikipedia
Wolkers — Jan Wolkers 1995 Jan Hendrik Wolkers (* 26. Oktober 1925 in Oegstgeest; † 19. Oktober 2007 in Westermient auf Texel) war ein niederländischer Schriftsteller und Künstler. Für die niederländische Nachkriegsliteratur wurde er als einer von De Grote … Deutsch Wikipedia
Jan Peter Balkenende — Prime Minister of the Netherlands In office 22 July 2002 – 14 October 2010 Monarch … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

terug

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

terug

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: