-
1 aanbeveling
2 [lijst van personen] short list♦voorbeelden:1 dat strekt hem tot aanbeveling • that is to his credit/in his favourhet verdient aanbeveling om … • it is advisable to … -
2 dat strekt hem tot aanbeveling
dat strekt hem tot aanbevelingthat is to his credit/in his favourVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat strekt hem tot aanbeveling
-
3 dat pleit voor hem
dat pleit voor hemVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat pleit voor hem
-
4 dat siert hem
dat siert hem -
5 pleiten
1 [ook figuurlijk] plead♦voorbeelden:in een zaak pleiten • plead someone's casevoor iemand pleiten • plead in someone's defencedat pleit voor hem • that is to his credit -
6 sieren
1 [tot sieraad zijn] adorn2 [formeel] [versieren] decorate (with)♦voorbeelden:die houding siert je niet • that attitude ill becomes you -
7 eer
eer1〈de〉♦voorbeelden:de eer redden • save one's facehet is mijn eer te na • I have my prideaan u de eer (om te beginnen) • you have the honour (of starting)iets/het aan zijn eer verplicht zijn • be honour boundin eer en aanzien leven • be held in high esteemiemand in zijn eer herstellen • clear someone's nameiets in ere herstellen • 〈 principe〉 restore (a principle), reinstate (a custom)iemand in ere houden • hold someone's memory dear, cherish someone's memoryeen dag/gebruik in ere houden • observe a (feast) day, keep up a customiemand in zijn eer (aan)tasten • hurt someone's pridenaar eer en geweten antwoorden • answer to the best of one's knowledgeop mijn (woord van) eer • I give you my word (of honour)zijn naam eer aandoen • be a credit to one's familyde tafel eer aandoen • do justice to the mealer is geen eer aan te behalen • 〈 van iemand〉 good advice is thrown away on him; 〈 van iets〉 little (credit) can be gained by iteer behalen met • gain credit byde (over)winnaar eer bewijzen • pay tribute to the winnerde/geen eer van iets hebben • receive credit/no credit for somethinghem komt alle eer toe • he deserves all the crediter een eer in stellen om • consider it an honour tohet zal me een (grote/bijzondere) eer zijn • I will be (greatly) honouredte zijner ere • in his honourter ere van • in honour of (someone/something)dat strekt u niet tot eer • that is not to your creditere zij God • glory to God3 ze heeft haar eer verloren • she lost her honour/virtuein (alle) eer en deugd • in (all) honour and decency————————eer2〈 voegwoord〉 -
8 krediet
2 [uitstel van betaling] credit♦voorbeelden:veel krediet hebben • enjoy great trust2 aflopend/doorlopend krediet • limited/revolving creditiemand (geen) krediet geven • give someone (no) creditgoederen op krediet • goods on credit3 die politicus heeft veel krediet bij zijn achterban • that politician has a high standing with his supporters4 kort/lang krediet • short-/long-term creditkrediet geven • give credit/a loan -
9 debet
debet1〈 het〉1 [boekhouden] debit(s) ⇒ debtor/debit side♦voorbeelden:een bedrag in debet boeken • enter a sum to the debits————————debet2♦voorbeelden:mijn rekening staat debet • my account is overdrawn -
10 geloven
2 [+ aan] believe (in)♦voorbeelden:in zichzelf geloven • believe in oneself2 je zult eraan moeten geloven • 〈 het toch moeten doen〉 you'll (just) have to, you'd better face (up to) it; 〈 moeten sterven〉 you've had it, your number is upik geloof van niet • I don't think so, I think notII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 zijn ogen/oren niet kunnen/durven geloven • not dare to believe one's eyes/ears〈 ironisch〉 kun je geloven! • don't you believe it!je kunt me geloven of niet • believe it or notgeloof dat maar • you take my word for itgeloof je dat zelf? • come off it!geloof maar gerust dat ze er spijt van heeft • you can take it from me that she is sorrygeloof dat maar niet! • don't you believe it!niet te geloven! • incredible!iemand op zijn woord geloven • take someone at his wordik geloof er niets van • I don't believe a (single) word of itik geloof het verder wel • I think I'll pack it in -
11 sieraad
1 [opschik] ornament♦voorbeelden: -
12 strijken
1 [zich laten gladmaken] iron♦voorbeelden:met de eer gaan strijken • carry off the palm/take the credit (for)2 [(textiel) gladmaken] iron♦voorbeelden:1 [met een strijkende beweging verplaatsen/veranderen] smooth, spread ⇒ brush3 [bespelen] bow♦voorbeelden:kreukels uit het papier strijken • smooth (creases out of) the paper -
13 verrekenen
1 [vereffenen] settle; deduct, adjust; 〈 crediteren〉 credit to an account; 〈 debiteren〉 debit to an account; 〈 uitbetalen〉 pay out♦voorbeelden:1 voorheffingen worden verrekend met de belastingaanslag • previously paid tax will be deducted in the final assessmentiets met iets verrekenen • balance something with somethingII 〈wederkerend werkwoord; zich verrekenen〉1 [zich vertellen] miscalculate2 [bedrogen uitkomen] make a mistake/an error♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Credit rating — of governments around the world by Standard Poor s: AAA … Wikipedia
credit — cred·it 1 n 1: recognition see also full faith and credit 2 a: the balance in an account which may be drawn upon and repaid later compare loan … Law dictionary
credit report — UK US noun [C] FINANCE ► a document that contains a person s or company s record of debt and payment of debt over a period of time: »Credit reports tell a lot about a person s financial background, such as whether he owns a home, how high his… … Financial and business terms
it is to his credit that — it is in his favor that, he is to be commended upon … English contemporary dictionary
Credit card — Personal finance Credit and debt Pawnbroker Student loan Employment contract Salary Wage Empl … Wikipedia
credit — creditless, adj. /kred it/, n. 1. commendation or honor given for some action, quality, etc.: Give credit where it is due. 2. a source of pride or honor: You are a credit to your school. 3. the ascription or acknowledgment of something as due or… … Universalium
credit — cred|it1 [ kredıt ] noun *** ▸ 1 arrangement to pay later ▸ 2 money you have right to ▸ 3 praise for something you did ▸ 4 at college/university ▸ 5 money added to account ▸ 6 movie etc. someone worked on ▸ 7 list of who made movie etc. ▸ +… … Usage of the words and phrases in modern English
credit — n. & v. n. 1 (usu. of a person) a source of honour, pride, etc. (is a credit to the school). 2 the acknowledgement of merit (must give him credit for consistency). 3 a good reputation (his credit stands high). 4 a belief or trust (I place credit… … Useful english dictionary
Credit — 1. Credit hilft manchem aufs Pferd und manchem unter die Erd . Dän.: Credit hielper mange op, og vel saa mange ned. (Prov. dan., 99.) 2. Credit is beder as baar Geld. (Rendsburg.) – Hochdeutsch bei Simrock, 1471; Pistor., III, 41. Dän.: At være… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
credit card — noun a card (usually plastic) that assures a seller that the person using it has a satisfactory credit rating and that the issuer will see to it that the seller receives payment for the merchandise delivered do you take plastic? • Syn: ↑charge… … Useful english dictionary
credit — 1. noun 1) he never got the credit he deserved Syn: praise, commendation, acclaim, acknowledgment, recognition, kudos, glory, esteem, respect, thanks, admiration, tributes, gratitude, appreciation; informal bouquets, brownie points, marks … Thesaurus of popular words