-
61 приподнять завесу
vRussisch-Nederlands Universal Dictionary > приподнять завесу
-
62 совет
ngener. advies, raadslag, Raad (государственный или общественный орган), aanbeveling, aanrader, consult, consultatie, raadgeving, tip -
63 толчок
1. prepos.gener. zetje2. n1) gener. duwtje (een duztje in de rug geven ïîäòîôêíóòü), stuik, zet, schok, stamp, bons, bots, dof, douw, duw, hort, impuls, kink, percussie, por, ruk, stomp, stoot, tik, tip2) colloq. oplawaai3) sports. afzet (для прыжка) -
64 уголок
-
65 частные сведения
-
66 apex
n. top, toppunt, climax; hoogste punt; diepst gelegen gedeelte van een wortel van een tand, laatste gedeelte van een wortel (tandheelkunde)[ eepeks] 〈meervoud: ook apices〉 -
67 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
68 bet on a certainty
wedden op een tip/een zekerheidje -
69 certainty
n. zekerheid[ sə:tntie] 〈meervoud: certainties〉1 zekerheid ⇒ (vaststaand) feit; vaste overtuiging♦voorbeelden:bet on a certainty • wedden op een tip/een zekerheidjefor a certainty • zonder enige twijfelI can't say with any certainty if it will work • ik weet (absoluut) niet zeker of het werktit is a certainty that … • het staat vast/is zeker dat … -
70 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
71 hint
n. advies; wenk, toespeling, hint--------v. toespelenhint1[ hint] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wenk ⇒ hint, tip2 vleugje ⇒ zweem, tikje♦voorbeelden:take a hint • een wenk ter harte nemen→ broad broad/————————hint2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
72 iceberg
-
73 measly
-
74 rumble
n. gerommel, rommelend geluid--------v. rommelen, donderen, ratelenrumble1[ rumbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rumble22 voortdonderen ⇒ voortrollen, ratelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 mompelen ⇒ mopperen, grommen -
75 scale
n. toonladder; schaal; maat; weegschaal; kalkaanzet; methode--------v. klimmen, naar boven gaan; stijgen; afwegen, overwegen; op schaal maken, ontschubben; ontstenen; (in computers) de afmeting wijzigen, van schaal veranderenscale1[ skeel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schub ⇒ schaal, (huid)schilfer4 schaal(verdeling) ⇒ schaalaanduiding; maatstok, meetlat♦voorbeelden:tip/turn the scale (s) • de balans doen doorslaan, de doorslag gevenscale of wages • loonschaal〈 figuurlijk〉 on a large/grand/small scale • op grote/kleine schaala map on a scale of a centimetre to the kilometre • een kaart met een schaal van 1 op 100.000draw to scale • op schaal tekenen————————scale2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ scale back/down • verlagen, verkleinen, terugschroevenscale up • verhogen, vergroten, opschroeven -
76 wind
n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging--------n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets--------v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen--------v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademenwind1[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ (om)wenteling, draai————————wind21 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind♦voorbeelden:fair wind • gunstige windfling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen(sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand♦voorbeelden:〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zittenget one's second wind • er weer tegenaan kunnen♦voorbeelden:¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op————————wind3♦voorbeelden:————————wind4♦voorbeelden:1 winden ⇒ spoelen, draaien♦voorbeelden:1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen♦voorbeelden:wind back • terugspoelenwind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉————————wind5 -
77 wink
n. knipoogje; knippering; het knipperen; oogopslag; richting aangeven met knipperlicht--------v. knipogen; knipperen; glinsteren; aangeven; richting aangeven; zich niets aantrekken van ietswink1[ wingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:forty winks • dutje→ nod nod/————————wink21 knipogen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
78 wrinkle
n. rimpel, plooi; foefje--------v. rimpelen, rimpels (doen) krijgenwrinkle1[ ringkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rimpel ⇒ plooi, kreuk————————wrinkle2〈 werkwoord〉1 rimpelen ⇒ rimpels (doen) krijgen, kreuke(le)n -
79 pourboire
n. Drinkgeld; tip -
80 service charge included
inclusief diensttarief (inclusief tip)
См. также в других словарях:
TIP — steht für: Tipp, Ratschlag Taifun Tip, der stärkste bisher beobachtete Taifun Tip (Zeitschrift), Berliner Stadtmagazin, TIP Zeitung für Thailand , Tip, eine TV Show aus den 1970er Jahren TiP Toll im Preis, Handelsmarke der Supermarktketten der… … Deutsch Wikipedia
tip — tip1 [tip] n. [ME tippe, akin to MLowG tip, point, top, Ger zipf in zipfel, an end, tip, prob. < IE base * dumb , tail > Avestan duma , tail] 1. the pointed, tapering, or rounded end or top of something long and slim 2. something attached… … English World dictionary
Tip — steht für: ein Berliner Stadtmagazin, siehe Tip (Zeitschrift) den stärksten bisher beobachteten Taifun, siehe Taifun Tip eine TV Show aus den 1970er Jahren, siehe Tip (TV Show) den afrikanischen Sklavenhändler Tippu Tip den US amerikanischen … Deutsch Wikipedia
tip — Ⅰ. tip [1] ► NOUN 1) the pointed or rounded extremity of something slender or tapering. 2) a small part fitted to the end of an object. ► VERB (tipped, tipping) ▪ attach to or cover the tip of. ● … English terms dictionary
Tip — Tip, v. t. [Cf. LG. tippen to tap, Sw. tippa, and E. tap to strike gently.] 1. To strike slightly; to tap. [1913 Webster] A third rogue tips me by the elbow. Swift. [1913 Webster] 2. To bestow a gift, or douceur, upon; to give a present to; as,… … The Collaborative International Dictionary of English
tip — TIP, (1, 2, 3) tipuri, (4) tipi, s.m. 1. s.n. Obiect care reprezintă modelul pe baza căruia se produc alte obiecte de acelaşi fel; prototip. 2. s.n. Individ, exemplar, obiect, fenomen care întruneşte anumite trăsături reprezentative, esenţiale… … Dicționar Român
Tip — Tip, n. [Akin to D. & Dan. tip, LG. & Sw. tipp, G. zipfel, and probably to E. tap a plug, a pipe.] 1. The point or extremity of anything; a pointed or somewhat sharply rounded end; the end; as, the tip of the finger; the tip of a spear. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
tip — 1 n 1: information provided to the police or authorities regarding crime 2: a piece of inside information esp. of advantage in securities trading tip 2 vt tipped, tip·ping: to provide a tip to or about often used with off tip·per n … Law dictionary
Tip — puede referirse a: El humorista español Luis Sánchez Polack, quien formó parte de los dúos Tip y Top y Tip y Coll. Las siglas TIP de Texto de Identificación Personal. El Aeropuerto Internacional de Trípoli (Libia), en su código IATA Algunos… … Wikipedia Español
tip — tȋp m <N mn típovi> DEFINICIJA 1. osnovni oblik koji je zajednički nekoj grupi predmeta i pojava po kojem se razlikuju od drugih; obrazac, uzorak, model [tip gradnje kuće; kuća primorskog tipa] 2. a. onaj koji se odlikuje bitnim svojstvima… … Hrvatski jezični portal
tip — / tipoff [n1] inside information bang*, bug*, buzz*, clue, cue, dope*, forecast, hint, in*, information, inkling, inside wire, knowledge, news, point, pointer, prediction, prompt, secret information, steer*, suggestion, two cents’ worth*, warning … New thesaurus