-
41 een valstrik spannen
een valstrik spannen -
42 elkaar de hand reiken
elkaar de hand reiken———————— -
43 fuik
♦voorbeelden: -
44 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
45 iemand de andere wang toekeren
iemand de andere wang toekerentendre l'autre joue à qn. -
46 iemand de hand reiken, toesteken
iemand de hand reiken, toestekentendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand de hand reiken, toesteken
-
47 iemand de reddende hand toesteken
iemand de reddende hand toestekentendre la perche à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand de reddende hand toesteken
-
48 iemand de wang bieden
iemand de wang biedentendre la joue à qn. -
49 iemand een spiegel voorhouden
iemand een spiegel voorhoudentendre un miroir à qn. -
50 iemand een strik spannen
iemand een strik spannentendre un piège à qn. -
51 iemand ruw aanpakken
iemand ruw aanpakkenn'être pas tendre pour qn. -
52 in zijn prille jeugd
in zijn prille jeugd -
53 indrammen
1 enfoncer (qc.) dans le crâne♦voorbeelden:1 een gewoonte die er van jongs af aan ingedramd is • une habitude ancrée depuis la plus tendre enfance -
54 jeugd
♦voorbeelden:van zijn jeugd af • dès son enfancede tweede jeugd • la seconde jeunessede studerende jeugd • la jeunesse étudiante〈 spreekwoord〉 wie de jeugd heeft, heeft de toekomst 〈 l'avenir est aux jeunes〉 -
55 liefkozend
1 câlin♦voorbeelden:op liefkozende toon • d'un ton câlineen liefkozend woord • un terme d'affection -
56 neigen
-
57 net
net1〈 het〉♦voorbeelden:het haar in een netje dragen • serrer les cheveux dans une résillede bal in het net trappen • envoyer le ballon dans le filet〈 figuurlijk〉 iemand in zijn netten verstrikken • attirer qn. dans ses filets〈 figuurlijk〉 in iemands netten verstrikt raken • tomber dans les filets de qn.————————net24 [hygiënisch] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 net/nette♦voorbeelden:keurig net gekleed • bien misin het net schrijven • mettre au netnette mensen • gens comme il faut5 net goed! • c'est bien fait!〈 ironisch〉 dat kun je net denken! • des clous!net doen alsof • faire semblant denet wat ik dacht • c'est bien ce que je me disaisik weet het nog zo net niet • je n'en suis pas si sûrnet zo • de la même manièrede een net zoveel geven als de ander • donner autant à l'un qu'à l'autrenet zoals • tout commezo is het maar net • c'est comme çaik wilde net weggaan • j'étais sur le point de partirzijn trein maar net op tijd halen • avoir son train de justessedat was nog maar net op tijd • il s'en est fallu de peumaar net de tijd hebben om … • n'avoir que le temps de …zij is net een jongen • c'est un vrai garçondat is net zilver • on dirait de l'argentnet echt • on jurerait que c'est (du) vraimet deze zaak gaat het net zo als met die andere • il en va de cette affaire comme de l'autrehij is net zo lui als ik • il est aussi paresseux que moiik zou net zo goed kunnen weigeren • je pourrais (tout) aussi bien refuserje kunt net zo goed tegen een dove praten • autant parler à un sourd!net of • comme si -
58 oor
♦voorbeelden:een goed oor hebben • avoir l'oreille justemet open oren luisteren • écouter de toutes ses oreillesmet rode oren, oortjes in iets lezen • être tout excité à la lecture de qc.met rode oortjes luisteren • écouter de toutes ses oreillesvoor het oor waarneembaar • perceptible à l'ouïeiemand de oren van het hoofd eten • manger comme quatredat gaat het ene oor in, het andere uit • cela entre par une oreille et sort par l'autrezijn oren niet geloven • ne pas en croire ses oreillesmijn oren gloeien • j'ai les oreilles rouges(geen) oren hebben naar, voor iets • (ne pas) être intéressé par qc.geen oren hebben • faire la sourde oreillezijn oor te luisteren leggen • écouter attentivementiemand de oren van het hoofd praten • assourdir qn. de parolesiemand de oren van het hoofd schreeuwen • écorcher les oreilles à qn.de oren voor iets sluiten • se boucher les oreilles pour qc.; 〈 figuurlijk〉 ne pas vouloir entendre qc.zijn oren zullen tuiten • les oreilles vont lui tinteriemand de oren van het hoofd vragen • accabler qn. de questionséén en al oor zijn • être (tout yeux) tout oreillesiemand aan de oren malen • casser les oreilles à qn.hij is nog nat achter de oren • si on lui pressait le nez il en sortirait du laitiemand iets in het oor fluisteren • chuchoter qc. à l'oreille de qn.iets in het oor, in de oren knopen • prendre bonne note de qc.gaatjes in de oren hebben • avoir les oreilles percéesknoop dat in je oren! • tiens-le-toi pour dit!slechts met één, een half oor luisteren • n'écouter que d'une oreillede kogels vlogen ons om de oren • les balles sifflaient à nos oreillesop één oor liggen • dormir〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 veel rond z'n oren hebben • avoir beaucoup à faire; 〈m.b.t. zorgen〉 avoir beaucoup de soucisiemand ter ore komen • arriver aux oreilles de qn.het is mij ter ore gekomen dat • j'ai appris quetot over de oren in de schulden zitten • être criblé de dettestot over de oren in het werk zitten • être débordé de travailtot over de oren verliefd zijn op iemand • être follement amoureux de qn.¶ iemand een oor aannaaien • rouler qn.iemand de oren wassen • frotter les oreilles à qn.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de oren van de kop zagen • casser les oreilles à qn.hij heeft ze achter de oren • il est moins bête qu'on ne (le) croithet is op een oor na gevild • c'est comme si c'était fait→ link=potje potje -
59 ophouden
1 [eindigen] arrêter♦voorbeelden:ophouden met roken • arrêter de fumerzonder ophouden • sans cesseniet van ophouden weten • ne pas savoir s'arrêterhou op! • arrête!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] tendre2 [verdedigen] garder3 [tegenhouden] retenir4 [beletten verder te gaan] retarder5 [op het hoofd houden] garder♦voorbeelden:zijn stand ophouden • garder son rangiemand niet langer ophouden • ne pas retarder plus longtemps qn.ik werd opgehouden • j'ai été retenu→ link=schijn schijnIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉1 [verblijven] séjourner2 [+ met][zich bezighouden met] s'occuper (de)♦voorbeelden:2 met hem houd ik mij niet op • lui, je ne le fréquente pas -
60 opwinden
См. также в других словарях:
tendre — 1. (tan dr ) adj. 1° Qui peut être facilement coupé, divisé. Du bois tendre. Une pierre tendre. Le plomb et l étain sont des métaux tendres. • Une certaine plante [d Irlande] dont la tige est tendre, et presque aussi douce, dit on, que celle… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
tendre — Tendre, ou estendre, Tendere, Contendere, Intendere. Tendre au devant, Praepandere, Obtendere, Praetendere. Tendre sa main au devant et taster, Praetentare. Tendre le voile au devant, Obducere velum. Tendre son giron, Expandere sinum. Le tout… … Thresor de la langue françoyse
Tendre — Ten dre, n. [F.] Tender feeling or fondness; affection. You poor friendless creatures are always having some foolish tendre. Thackeray. [Webster 1913 Suppl.] … The Collaborative International Dictionary of English
Tendre — (fr., spr. Tangd r), 1) zart, zärtlich; 2) weich, mild, sanft, lieblich; 3) mürbe. Davon Tendresse, Zärtlichkeit, zärtliche Zuneigung … Pierer's Universal-Lexikon
Tendre — (franz., spr. tangdr ), zart, empfindlich; als Substantiv soviel wie Vorliebe, zärtliche Schwäche für etwas; Tendresse, Zärtlichkeit, zärtliche Zuneigung … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Tendre — (tangdr), frz., zart, zärtlich; tendresse, Zärtlichkeit … Herders Conversations-Lexikon
tendre — 1. tendre [ tɑ̃dr ] v. tr. <conjug. : 41> • 980; lat. tendere I ♦ V. tr. 1 ♦ Soumettre (une chose souple ou élastique) à une tension, une traction et la rendre droite. ⇒ bander, raidir. Tendre une chaîne, un élastique. Tendre un arc. Tendre … Encyclopédie Universelle
tendre — I. TENDRE. adj. de tout genre. Qui est facile à couper, à penetrer par le fer, ou par quelque autre chose de semblable, Il est opposé à Dur. Du bois extremément tendre. le sapin, le saule, & le peuplier sont bois tendres. bastir de pierres… … Dictionnaire de l'Académie française
TENDRE — adj. des deux genres Qui peut être aisément coupé, divisé : il est opposé à Dur. Du bois extrêmement tendre. Le sapin, le saule et le peuplier sont des bois tendres. Bâtir de pierres tendres, avec des pierres tendres. Parmi les pierres précieuses … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
TENDRE — adj. des deux genres Qui peut être aisément entamé; il est opposé à Dur. Du bois extrêmement tendre. Le sapin, le saule et le peuplier sont des bois tendres. Bâtir avec des pierres tendres. Parmi les pierres précieuses, il y en a de tendres et de … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
TENDRE — v. a. ( Je tends, tu tends, il tend ; nous tendons, vous tendez, ils tendent. Je tendais. J ai tendu. Je tendis. Je tendrai. Je tendrais. Tends. Que je tende. Que je tendisse. Tendant. ) Tirer et bander quelque chose, comme une corde, un arc, etc … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)