-
41 motion study
bewegingsstudie -
42 pilot study
pilot-studie -
43 preliminary study
voorstudie -
44 time and cost study
tijd- en kostenstudie -
45 time and motion study
tijd- en bewegingsstudie -
46 time study
tijdstudie -
47 work study
arbeidsanalysearbeidsstudie -
48 after
adj. van achteren--------adv. nadat; van toen af aan--------conj. nadat--------prep. na; achter; volgens iemand, volgens iets; betrekking hebbend totafter1[ a:ftə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:1 in after years • in latere jaren, in de daarop volgende jaren————————after2〈 bijwoord〉1 na ⇒ nadien, erachter♦voorbeelden:come after • achterop komen, later volgenJack fell down and Jill came tumbling after • Jack viel en Jill kwam hem achterna getuimeldshortly after • spoedig daarna————————after3〈 voorzetsel〉2 〈 tijd〉na4 naar ⇒ volgens, in navolging van♦voorbeelden:Jack ran after Jill • Jack liep Jill achternastand one after another • achter elkaar staanafter you • na u, ga je gangit's after two o'clock • het is over tweeënafter the French nobility • in navolging van de Franse adela study after Rubens • een studie naar Rubenstake after one's father • op zijn vader lijken¶ after all • toch, per slot (van rekening)be after something • het gemunt hebben op/uit zijn op iets, iets najagen————————after4〈 voegwoord〉1 nadat ⇒ als, toen, wanneer♦voorbeelden: -
49 bar
n. stang; tralie; tussenschot; wegversperring; salon; bar--------prep. zonder; behalve---------v. op slot doen, sluiten; versperrenbar1[ ba:]♦voorbeelden:bar of gold • baar goudbar of soap • stuk zeep4 a medal with a bar on the ribbon • een medaille met een balk/gesp op het lint→ horizontal horizontal/, parallel parallel/♦voorbeelden:be tried at (the) bar • in openbare terechtzitting berecht wordenIII 〈zelfstandig naamwoord; meestal Bar; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:————————bar2〈werkwoord; barred〉♦voorbeelden:2 bar oneself in/out • zichzelf binnen/buitensluiten————————[ ba:ring] 〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:all bar one • alle(n) op één nabar none • zonder uitzondering -
50 brown
n. Brown, elitaire Amerikaanse universiteit in Providence (Broad-Island) gevestigd--------n. familienaambrown1[ braun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————brown2♦voorbeelden:brown bear • bruine beerbrown paper • pakpapierbrown rice • zilvervliesrijst, bruine rijst————————brown3〈 werkwoord〉1 bruinen♦voorbeelden:→ brown off brown off/ -
51 control
n. controle; beheer; stuurinrichting; beheersing--------v. controleren; beheersen; beheren; onderzoeken; regelencontrol1[ kəntrool]1 〈 voornamelijk meervoud〉bedienings/controlepaneel ⇒ regeleenheid, besturingstoestel2 〈 voornamelijk meervoud〉controlemiddel/maatregel ⇒ beheersings/regelingsmechanisme1 beheersing ⇒ controle, zeggenschap2 bestuur ⇒ op/toezicht, leiding♦voorbeelden:keep under control • bedwingen, in toom houdentake control of/over • de macht/leiding in handen nemen overbeyond control • onhandelbaarin control of the situation • de situatie meester/de baasget/go out of control • uit de hand lopenhave no control over/of a class • geen orde kunnen houden in een klas2 be in control • de leiding hebben, het voor het zeggen hebbencontrol over an organization • leiding over een organisatie————————control2〈werkwoord; controlled〉1 controleren ⇒ leiden, toezicht uitoefenen op; beheren3 in toom/bedwang houden ⇒ beheersen, onder controle houden4 nakijken ⇒ controleren, nalopen/zien/trekken♦voorbeelden: -
52 engaged
adj. verloofd; bezet (telefoon lijn), bezig[ ingeedzjd]1 verloofd2 bezet ⇒ bezig, druk♦voorbeelden:engaged in composing an opera • bezig een opera te schrijvenengaged on a study of French opera • werkend aan een studie over de Franse opera5 are these seats engaged? • zijn deze plaatsen bezet? -
53 exhaustive
-
54 external
adj. uiterlijk, van buiten, buiten--------n. uiterlijk; uitwendigexternal1[ ikstə:nl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 uitwendig deel/oppervlak♦voorbeelden:————————external21 uiterlijk ⇒ buiten-, extern♦voorbeelden:external causes • externe oorzakenexternal pressure • druk van buitenafexternal examination/examiner • examen/examinator van buiten de schoolstudy externally • als extraneus studeren -
55 field
adj. v.h. veld, v.d. akker--------n. veld (ook in computers); omgeving; gebied; (in computers) veld, een bepaald deel, een bepaald veld; voetbalveld, samenstelling van spelers; slagveld--------v. in het veld brengen, inzetten (v. team); terugspelen van balfield1[ fie:ld]3 arbeidsveld ⇒ gebied, branche5 ondergrond ⇒ fond, veld♦voorbeelden:field of ice • ijsvlaktetake the field • ten strijde trekkenfield of vision • gezichtsveldmagnetic field • magnetisch veldII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; informeel〉 play the field • fladderen, van de een naar de ander lopen→ right right/————————field2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 well fielded! • goed gevangen! -
56 it
informatie technologie (algemene naam voor gecomputeriseerde informatieverwerking en communicatie van gegevens)IT (Information Technology)it1————————it2[ it] 〈 voornaamwoord〉1 het4 〈als ‘leeg’ voorwerp; vaak idiomatisch; bij onovergankelijk werkwoord voornamelijk emfatisch〉5 〈 benaming voor〉 het 〈 in de context bekende referent〉 ⇒ hét, het neusje van de zalm; het probleem; 〈 bij kinderspelen〉 tikkertje 〈enz.〉♦voorbeelden:I dreamt it • ik heb het gedroomdstudy hard and it will help you • studeer hard en het zal je helpenif it hadn't been for him I would have drowned • als hij er niet was geweest was ik verdronkenit says in this book that … • er staat in dit boek dat …it is me • ik ben hetwho is it? • wie is het/daar?it was the Russians who started the cold war • het waren de Russen die de koude oorlog begonnencut it out • hou ermee opI've got it • ik heb een ideeI've really had it today • ik heb het vandaag zwaar gehadshe let him have it • ze gaf hem ervan langsstop it • hou ophe's in for it • hij zal ervan lustenget away from it all • er eens helemaal uit zijnthey made a day of it • ze gingen een dagje uitthat's it, I've finished • dat was het dan, klaar is Keesthat's it • dat is 't hem nu juistyes, that's it • ja, zo is hetthis is it • nu komt het erop aan; ja, inderdaad -
57 job analysis
-
58 learn
v. leren; aanleren; opsteken; uit het hoofd leren; studeren2 horen ⇒ vernemen, te weten komen♦voorbeelden:1 learn to be a dancer • een dans/balletopleiding volgenshe'll learn • ze leert het wellearn how to play the piano • piano leren spelenlearn from experience • door ervaring wijzer worden2 learn about/of something from the papers • iets uit/via de krant te weten komen→ live live/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 leren ⇒ zich eigen maken, bestuderen2 vernemen ⇒ horen van, ontdekken♦voorbeelden:learn off (by heart/rote) • uit het hoofd lerenlearn off a part • een rol instuderenlearn something from study • zich iets door studie eigen makenlearn something from a teacher • iets van een docent leren -
59 making
n. schepping; creatie; voorbereiding, ontstaan; belangrijke eigenschap[ meeking]♦voorbeelden:¶ study will be the making of him • studie zal hem verder/hoger op brengenin the making • in de maak, in voorbereiding; in spe -
60 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
study — [stud′ē] n. pl. studies [ME studie < OFr estudie < L studium, zeal, study < studere, to busy oneself about, apply oneself to, study, orig., prob., to aim toward, strike at, akin to tundere, to strike, beat < IE * (s)teud < base *… … English World dictionary
Study — Stud y, n.; pl. {Studies}. [OE. studie, L. studium, akin to studere to study; possibly akin to Gr. ? haste, zeal, ? to hasten; cf. OF. estudie, estude, F. [ e]tude. Cf. {Etude}, {Student}, {Studio}, {Study}, v. i.] 1. A setting of the mind or… … The Collaborative International Dictionary of English
Study — Stud y, v. t. 1. To apply the mind to; to read and examine for the purpose of learning and understanding; as, to study law or theology; to study languages. [1913 Webster] 2. To consider attentively; to examine closely; as, to study the work of… … The Collaborative International Dictionary of English
Study — may refer to: * Studying, to acquire knowledge on a subject through concentration on prepared learning materials * Study (drawing), a drawing, sketch or painting done in preparation for a finished piece * Study (room), a room in a home used as an … Wikipedia
study — ► NOUN (pl. studies) 1) the devotion of time and attention to acquiring knowledge. 2) a detailed investigation and analysis of a subject or situation. 3) a room for reading, writing, or academic work. 4) a piece of work done for practice or as an … English terms dictionary
study — (v.) early 12c., from O.Fr. estudier to study (Fr. étude), from M.L. studiare, from L. studium study, application, originally eagerness, from studere to be diligent ( to be pressing forward ), from PIE * (s)teu to push, stick, knock, beat (see… … Etymology dictionary
study — [n] learning, analysis abstraction, academic work, analyzing, application, attention, class, cogitation, comparison, concentration, consideration, contemplation, course, cramming, debate, deliberation, examination, exercise, inquiry, inspection,… … New thesaurus
Study — Stud y, v. i. [imp. & p. p. {Studied}; p. pr. & vb. n. {Studying}.] [OE. studien, OF. estudier, F. [ e]tudier. See {Study}, n.] 1. To fix the mind closely upon a subject; to dwell upon anything in thought; to muse; to ponder. Chaucer. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
study — n concentration, application, *attention Analogous words: consideration, contemplation, weighing (see corresponding verbs at CONSIDER): reflection, thought, speculation (see corresponding verbs at THINK): pondering, musing, meditation, rumination … New Dictionary of Synonyms
Study — Study, Eduard, Mathematiker, geb. 23. März 1862 in Koburg, studierte in Jena, Straßburg, Leipzig und München, wurde 1885 Privatdozent in Leipzig, 1888 in Marburg, 1894 außerordentlicher Professor in Bonn, 1897 ordentlicher Professor in Greifswald … Meyers Großes Konversations-Lexikon
study — I verb acquire knowledge, analyze, apply the mind, attend, audit, cerebrate, consider, contemplate, devote oneself to, dissect, do research, educate oneself, examine, excogitate, explore, eye, incumbere, inquire into, inspect, intellectualize,… … Law dictionary