-
1 âne
âne [aan]〈m.〉♦voorbeelden:m (f - ânesse)ezel/-in -
2 animal
animal1 [aaniemaal],animaux [aaniemoo]〈m.〉2 stommeling ⇒ lomperd, stom beest♦voorbeelden:animal de laboratoire • proefdieranimal en peluche • knuffeldieranimal domestique • huisdier————————animal2 [aaniemaal],animaux [aaniemoo]1 dierlijk ⇒ dieren-, der dieren, animaal2 dierlijk ⇒ zinnelijk, vleselijk, wellustig, beestachtig♦voorbeelden:1 charbon, noir animal • beenderkool, beenzwart1. mdier, beest2. adj1) dieren-2) dierlijk, beestachtig3) fysiek -
3 ballot
ballot [baaloo]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kleine baal ⇒ pakje, bundel♦voorbeelden:1. m1) bundel, pakje2) idioot2. adj -
4 cruche
cruche [kruusĵ]〈v.〉1 kruik2 domoor ⇒ stommeling, domme gans♦voorbeelden:cruche de vin • kruik wijnf1) kruik2) domoor, gans -
5 fin
fin1 [fẽ]〈v.〉♦voorbeelden:personnage fin de siècle • decadent persoonmettre fin à • doen beëindigen, een eind maken aanmettre fin à ses jours, à sa vie • zelfmoord plegenprendre fin • eindigentoucher, tirer à sa fin • op zijn eind lopenà la fin • ten slotte, uiteindelijken fin d'après-midi • aan het eind van de middagen fin de compte • per slot van rekening, tenslotteêtre en fin de course • doodmoe zijnsans fin • eindeloosfaire qc. à bonne fin • iets met een goede bedoeling doen〈 spreekwoord〉 qui veut la fin veut les moyens • waar een wil is, is een wegà cette fin, à ces fins • met dat doel, daartoeà quelle fin? • waarom?à seule fin de, à seules fins de • slechts om teà toutes fins utiles • zo nodig, ten overvloede————————fin2 [fẽ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 fijn ⇒ zuiver, van eerste kwaliteit, zacht2 scherp3 scherpzinnig ⇒ intelligent, slim4 bekwaam ⇒ handig, behendig5 fijn ⇒ dun, klein, slank, spits, scherp6 verst ⇒ diepst, uiterst♦voorbeelden:épicerie fine • delicatessewinkella fine fleur • de bloem, de keurun fin morceau • een lekker hapjele fin du fin • het fijnste van het fijnsteconnaître le fin mot de l'histoire • het fijne van de zaak wetenêtre fin saoul • stomdronken zijn1. f1) einde2) uiteinde, dood3) doel4) eis [juridisch]2. adj, adv1) fijn, teer2) scherp3) scherpzinnig, slim4) bekwaam, handig5) fijn, dun, spits6) diepst, uiterst -
6 imbécile
-
7 poire
poire [pwaar]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 peer♦voorbeelden:poire à cuire • stoofpeergarder une poire pour la soif • een appeltje voor de dorst bewarenrecevoir qc. en pleine poire • iets midden in zijn smoel krijgen4 être poire • sullig, een stommeling zijnf1) peer2) smoel, snuit3) sul -
8 roi
roi [rwaa]〈m.〉1 koning ⇒ vorst, heer♦voorbeelden:roi de coeur • hartenkoningFête des Rois • Driekoningenêtre heureux comme un roi • de koning te rijk zijnle Roi Très-Chrétien • de koning van Frankrijktravailler pour le roi de Prusse • voor niets, zonder beloning werkenles Rois (mages) • de drie Koningen, de drie Wijzenmkoning, vorst -
9 bougre d'idiot!
bougre d'idiot!stommeling!, idioot! -
10 bougre
bougre [boegr],bougresse [boegres]〈m., v.〉♦voorbeelden:bougre d'idiot! • stommeling!, idioot! -
11 corniaud
-
12 cornichon
-
13 débile
-
14 gaffeur
gaffeur [gaafur],gaffeuse [gaafeuz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:quelle gaffeuse tu fais! • wat ben je toch een stommeling! -
15 le roi des imbéciles
le roi des imbéciles -
16 quelle gaffeuse tu fais!
quelle gaffeuse tu fais!wat ben je toch een stommeling!Dictionnaire français-néerlandais > quelle gaffeuse tu fais!
-
17 tu es un idiot à la fin
tu es un idiot à la fin -
18 un débile
-
19 âne bâté
âne bâté -
20 être poire
être poiresullig, een stommeling zijn
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский