-
81 division
n. (ver)deling, afdeling; divisie; verdeeldheid; stemming[ divvizjn]4 scheiding ⇒ scheidslijn, afscheiding5 verschil ⇒ ongelijkheid, onenigheid♦voorbeelden:social divisions • maatschappelijke verschillen -
82 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe
English-Dutch dictionary > forty men and thirty-seven women made up the whole tribe
-
83 leaf
n. blad, vlakke en ongewone structuur aan de stam of tak van een plant; kroonbloem; gebladerte; blad (papier); laag; dunne laag metaal (speciaal goud of zilver); vleugel; extra tafelblad om tafel te verlengen--------v. bladeren; ontdoen van bladerenleaf1[ lie:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: leaves〉♦voorbeelden:1 be in leaf • blad dragen/hebbencome into leaf • blad krijgen¶ take a leaf out of someone's book • iemand navolgen, in iemands voetspoor treden→ new new/————————leaf22 bladeren♦voorbeelden: -
84 log
n. houtblok, balk; reisverslag, logboek (op een schip); dagboek; logaritme; (in computers) het noteren van verschillende aktiviteiten van een computer of tussen twee computers--------v. bomen hakken; opschrijven in een logboeklog1[ log] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blok(hout) ⇒ boomstronk/stam♦voorbeelden:¶ sleep like a log • slapen als een os/blok————————log2〈werkwoord; logged〉♦voorbeelden:the truck driver had logged up 700 miles • de vrachtrijder had er 700 mijl op zitten -
85 make up
n. zich opmaken; zich verzoenen; opmaken; bijleggen, verzoenen; vergoeden; verzinnen; vormen, samenstellen; maken, bereiden; opmaken (bed); aanleggen (vuur); asfalteren; karakter, aard; opbouw--------v. construeren; constitueren; uitvinden, samenstellen; vergeven en vergeten; leveren wat ontbreekt; van cosmetica gebruik laten maken; compenseren voor iemand gemist heeft (zoals in: " Ik heb het examen gemist, kan ik het inhalen?")make up♦voorbeelden:¶ make up for • weer goed maken, vergoedenthis will make up into two pairs of trousers • hier kan men twee broeken uit makenmake up to someone • bij iemand in de gunst zien te komenmake up to someone for something • iemand iets vergoeden; iets goedmaken met/bij iemandhow can we ever make up to them for this? • hoe kunnen we hen dit ooit doen vergeten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 volledig/voltallig maken ⇒ aanvullen4 vergoeden ⇒ goedmaken; teruggeven, terugbetalen8 maken ⇒ opstellen, klaarmaken 〈 medicijn〉, bereiden; maken tot (pakje); (kleren) maken (van), naaien♦voorbeelden:make up a four at a game of scrabble • de vierde man zijn in een spelletje scrabble®make up a loss • een verlies goedmakenmake up the money you owe him • geef hem het geld terug dat je hem schuldig bent7 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe • veertig mannen en zevenendertig vrouwen vormden de hele stamthe group was made up of four musicians • de groep bestond uit vier muzikantenmother made us up a sandwich lunch • moeder maakte voor ons een lunchpakket klaarmake up a shirt • een overhemd maken/naaienhe made his old books up into two small parcels • hij maakte van zijn oude boeken twee kleine pakjes -
86 mohican
n. Mohicaan (van Indiaanse stam)[ moohikkən] -
87 people
n. "People", wijdverspreid Amerikaans magazine dat informatie over bekende mensen publiceertpeople1[ pie:pl]1 volk ⇒ gemeenschap, ras, stam♦voorbeelden:II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord steeds meervoud〉1 mensen ⇒ personen, volk, lui2 de mensen ⇒ ze, men♦voorbeelden:2 what will people say? • wat zullen de mensen/ze wel zeggen?people say … • men zegt …¶ go to the people • een referendum houden, naar de kiezers gaan→ beautiful beautiful/————————people2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:a thickly peopled town • een dichtbevolkte stad -
88 phylum
n. gebeurtenis (in de dierenwereld)1 fylum ⇒ stam, divisie -
89 primitive
adj. oeroud; overoud; simpel; in het beginstadium; onbeschaafd; zonder beschaving; primitief--------n. stamwoord; lid v. primitieve stam; primitief werk; primitieve schilder van voor de Renaissanceprimitive1[ primmətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————primitive2〈bijvoeglijk naamwoord; primitiveness〉 -
90 race
n. race; wedstrijd; ras, soort, afkomst--------v. rennen; deelnemen aan een wedlooprace1[ rees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wedren/loop ⇒ race2 sterke stroom/stroming4 ras5 volk ⇒ natie, stam; slag, klasse♦voorbeelden:out of/in the race • kansloos/met een goede kans (om te winnen)the races • de (honden/paarden)rennen————————race21 wedlopen ⇒ aan een wedloop deelnemen, een wedstrijd houden2 rennen ⇒ hollen, snellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
91 radical
adj. radicaal, extreem; ingeworteld, geworteld--------n. grondwoord, stam, stamletter; wortel(teken) (wiskunde); radicaalradical1[ rædikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————radical22 fundamenteel ⇒ wezenlijk, essentieel♦voorbeelden: -
92 sheik
-
93 sheikdom
-
94 sheikhdom
-
95 sire
n. (voor)vader, (stam)vader (v, paard, hond); Sire (als aanspreking)--------v. verwekkensire1[ sajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sire2〈 werkwoord〉 -
96 stick
n. stok; stuk; stam--------v. plakken; steken; blijven steken; volhouden; vastplakken; neerzettenstick1[ stik]1 stok ⇒ tak; stuk hout; trommelstok; dirigeerstok3 staaf(je) ⇒ reep(je), stuk4 roede ⇒ stok, knuppel5 stick ⇒ hockeystick; (polo)hamer♦voorbeelden:8 you clever old stick! • jij oude slimmerik!♦voorbeelden:give someone some stick • iemand een pak slaag geven1 〈 informeel〉(schamele) inboedel/huisraad♦voorbeelden:————————stick2♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 stick about/around • rondhangen, in de buurt blijven〈 informeel〉 stick to it! • volhouden!stick to the point • bij het onderwerp blijvenstick to one's principles • trouw blijven aan zijn principesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)steken ⇒ (vast)prikken, bevestigen; opprikken4 (vast)kleven ⇒ vastlijmen/plakken♦voorbeelden:3 stick it in your pocket • stop/doe het in je zak -
97 stock
adj. gewoon, vast--------n. voorraad; aandelen, waarde papieren; houtblok, (boerderij) dieren; moederstam--------v. in voorraad hebbenstock1[ stok]1 stok ⇒ stam, (boom)stronk4 steel5 blok6 familie ⇒ ras, geslacht1 voorraad ⇒ stock, inventaris2 bouillon4 〈 economie〉aandelen(bezit/portefeuille) ⇒ effecten, fonds5 〈Brits-Engels; economie〉overheids/staatspapier♦voorbeelden:1 stock in trade • voorhanden/beschikbare voorraad; kneep (van het vak), trucwhile stocks last • zolang de voorraad strektlay in stock • voorraad inslaantake stock • de inventaris opmakenin stock • in voorraadout of stock • niet in voorraad4 active stocks • actieve/druk verhandelde aandelenbuy/hold stock • aandelen kopen/bezittendeferred stock • uitgestelde aandelen, aandelen met uitgesteld dividend〈 Amerikaans-Engels〉 preferred stock • preferente/prioriteitsaandelen〈 figuurlijk〉 her stock is rising • haar ster gaat op/rijsttake stock in • aandelen kopen van; 〈 figuurlijk〉 zich interesseren voor; 〈 informeel〉vertrouwen, geloven, belang hechten aan1 afkomst ⇒ familie, komaf2 materiaal ⇒ materieel, grondstof♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————stock2♦voorbeelden:————————stock3♦voorbeelden:1 stock up on/with sugar • suiker inslaan/hamsterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
98 strain
n. spanning; (het) drukken; moeite; verstuiken; melodie; toon; tendens, richting; karakter; afkomst--------v. spannen; inspannen; krom buigen; zevenstrain1[ streen] 〈 zelfstandig naamwoord〉8 stam ⇒ ras, soort♦voorbeelden:————————strain21 zich inspannen ⇒ moeite doen, zwoegen♦voorbeelden:2 strain at the leash • aan de teugels trekken, zich los willen rukken 〈 in het bijzonder figuurlijk〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉7 afgieten♦voorbeelden:2 strain one's eyes • turen, ingespannen kijkenstrain one's voice • zijn stem forceren -
99 subkingdom
-
100 sucrose
См. также в других словарях:
stam — stam·in; stam·i·na; stam·i·nal; stam·i·nate; stam·i·nif·er·ous; stam·i·node; stam·i·no·di·um; stam·i·no·dy; stam·mel; stam·mer·er; stam·mer·ing·ly; stam·nos; stam·pe·do; ram·stam; stam·mer; stam·pede; … English syllables
Stam — can refer to:* [http://en.wikipedia.org/wiki/STAM Signal transducing adaptor molecule] , a human gene * Science and Technology of Advanced Materials, an open access journal in materials scienceStam can refer to:* Sofer stam a scribe of Jewish… … Wikipedia
Stam — ist der Familienname folgender Personen: Caroline Stam, niederländische Sopranistin Cees Stam (* 1945), niederländischer Radrennfahrer, Vater von Danny Stam Danny Stam (* 1972), niederländischer Radrennfahrer, Sohn von Cees Stam Jaap Stam (*… … Deutsch Wikipedia
stam|i|na — stam|i|na1 «STAM uh nuh», noun. power to resist, sustain, or recover from that which weakens, such as fatigue or illness; strength; endurance: »moral stamina, a man of great physical stamina. Reading aloud requires stamina in the reader as well… … Useful english dictionary
stam|i|no|di|um — «STAM uh NOH dee uhm», noun, plural di|a « dee uh». Botany. 1. a sterile or abortive stamen. 2. an organ resembling an abortive stamen. ╂[< New Latin staminodium < stamen (see etym. under stamen (Cf. ↑stamen)) + odium, a suf … Useful english dictionary
stam|i|no|dy — «STAM uh NOH dee», noun. Botany. the metamorphosis of various organs of a flower, as a sepal, petal, pistil, or bract, into a stamen. ╂[< Latin stāmen, inis + English ody, as in phyllody] … Useful english dictionary
stam — stam, stami, s.m. (înv.) stamină. Trimis de blaurb, 12.01.2007. Sursa: DAR … Dicționar Român
stam- — *stam , *stem germ., Verb: nhd. stehen machen?; ne. put up; Rekontruktionsbasis: ae., ahd.; Etymologie: idg. *stem ?, Verb, stoßen, stottern, stammeln, hemmen, Pokorny 1021; Wei … Germanisches Wörterbuch
Stam — Cette page d’homonymie répertorie des personnes (réelles ou fictives) partageant un même patronyme. Classement par ordre alphabétique du prénom Danny Stam (1972 ), coureur cycliste sur piste néerlandais ; Debby Stam (1984 ), joueuse… … Wikipédia en Français
Stam — Stạm, Mart, eigentlich Martinus Adrianus Stam, niederländischer Architekt, * Purmerend 5. 8. 1899, ✝ Goldach (Schweiz) 23. 2. 1986; bedeutender Vertreter des Funktionalismus, Mitarbeiter von A. Poelzig, M. Taut und E. May. Er war Mitbegründer… … Universal-Lexikon
stam — • klan, släkt, stam, ätt biol. • bestånd … Svensk synonymlexikon