-
1 schertsen
chansaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > schertsen
-
2 jest with
schertsen met -
3 banter
n. gekscherende plagerij, plagerige spot, gescherts--------v. schertsen; plagen, pestenbanter1[ bæntə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geplaag ⇒ scherts, badinage————————banter2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 plaisanter
plaisanter [plezzãtee]1 grapjes maken ⇒ schertsen, gekscheren♦voorbeelden:il ne plaisante pas là-dessus • daarin is hij onverbiddelijkon ne plaisante pas avec ces choses-là • daarmee valt niet te spottenplaisanter de qc. • grapjes maken over ietsplaisanter sur qn., à propos de qn. • grapjes maken over iemandv1) grapjes maken, schertsen2) plagen -
5 смеяться
lachen, schertsen -
6 шутить
grappen maken, schertsen -
7 он шутить не любит
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > он шутить не любит
-
8 с ним шутки плохи
prepos.Russisch-Nederlands Universal Dictionary > с ним шутки плохи
-
9 шутить
vgener. railleren, gekscheren (met-ñ), boerten, gekeuvel maken, gekken, grappen verkopen, schertsen -
10 chaff
n. kaf, haksel; waardeloos spul; scherts, plagerij; (in vliegtuigen - metalen banden losgelaten om waarschuwingssignalen van wapentuig door radar bestuurd te verstoren)--------v. plagenchaff1[ tsja:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 haksel3 namaak ⇒ nep, prullaria————————chaff21 schertsen ⇒ gekscheren, gekheid makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plagen♦voorbeelden:1 chaff hay/straw • hooi/stro fijnhakken -
11 jape
-
12 jest
n. grap, kwinkslag, mop--------v. grappen maken; (iemand) belachelijk makenjest1[ dzjest] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————jest2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 joke
n. grap--------v. grappenmakenjoke1[ dzjook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:I don't see/get the joke • ik vind het helemaal niet grappighe can't take a joke • hij kan niet tegen een grapjecrack/tell jokes • moppen tappenbe/go beyond a joke • te ver gaan, niet leuk zijnmake/play a joke on someone • iemand een poets bakkenthe joke is on someone • deze grap gaat ten koste van iemand〈 informeel〉 no joke • geen grapje/gekheid————————joke2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 you must be joking! • dat meen je niet!joking apart • in alle ernst -
14 facetiousness
n. schertsen, grappen -
15 badinage
-
16 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
17 badiner
-
18 en avoir de bonnes
en avoir de bonnesschertsen, grapjes maken -
19 moquer
moquer [mokkee]♦voorbeelden: -
20 chansa
boerten [v], gekscheren [v], schertsen [v]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Scherzen — 1. Beim Scherzen ist keine Ehrerbietung. – Simrock, 8979a. Lat.: Jocus aufert reverentiam. (Seybold, 259.) 2. Ein freundlich schertzen bringt viel tausend Schmertzen. – Petri, II, 185. 3. Es ist nicht gut scherzen mit Heiligen, sie zeichnen gern … Deutsches Sprichwörter-Lexikon