-
1 schenken
1 [uitgieten] pour (out)2 [serveren] serve3 [cadeau geven] give♦voorbeelden:iemand de vrijheid schenken • set someone free, release someone -
2 schenken
v. pour, serve, give, gift, grant, donate, hansel, bestow, confer, impart, endue, indue -
3 (geen) aandacht schenken aan
(geen) aandacht schenken aanpay (no) attention to, take (no) notice ofVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (geen) aandacht schenken aan
-
4 een glas half vol schenken
een glas half vol schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een glas half vol schenken
-
5 het leven schenken aan
het leven schenken aanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het leven schenken aan
-
6 iemand de vrijheid schenken
iemand de vrijheid schenkenset someone free, release someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de vrijheid schenken
-
7 iemand geloof schenken
iemand geloof schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand geloof schenken
-
8 iemand het leven schenken
iemand het leven schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand het leven schenken
-
9 iemand vergeving schenken
iemand vergeving schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand vergeving schenken
-
10 iemand zijn vertrouwen schenken
iemand zijn vertrouwen schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand zijn vertrouwen schenken
-
11 klare wijn schenken
klare wijn schenkenspeak openly/in plain termsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > klare wijn schenken
-
12 overdreven aandacht schenken aan iemand/iets
overdreven aandacht schenken aan iemand/ietsfuss over someone/somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overdreven aandacht schenken aan iemand/iets
-
13 uit een fles schenken
uit een fles schenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > uit een fles schenken
-
14 zijn hart schenken aan
zijn hart schenken aanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn hart schenken aan
-
15 aandacht schenken
v. pay attention -
16 geloof schenken aan
v. accredit -
17 het leven schenken aan
v. mother -
18 vergiffenis schenken
v. pardon -
19 leven
leven1〈 het〉3 [levensduur] life, lifetime5 [morele handel en wandel] life7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life♦voorbeelden:het leven begint bij 40 • life begins at 40zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's countryvoor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their liveszijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a threadde aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two peoplezo is het leven • that's lifedat kostte hem het leven • that killed him/cost him his lifehet leven laten/erbij inschieten • lose one's lifezijn leven loopt op een eind • his end is drawing nearhet leven schenken aan • give birth toiemand het leven schenken • spare someone's lifezijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter endzijn leven wagen • risk one's lifebij leven en welzijn • if all is welliets in leven houden • keep something alivenog in leven zijn • be still alivein leven blijven • stay/keep aliveiemand naar het leven staan • be after someone's bloodom het leven komen • lose one's life, be killediemand om het leven brengen • kill someoneop gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent deathhet leven van alle dag • everyday liferennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's lifezijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)als je leven je lief is • if you value your lifeeen organisatie in het leven roepen • set up an organizationtekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/natureuit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) lifezijn hele verdere leven • for the rest of his lifezijn leven slijten • spend one's daysdat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my lifevan zijn leven niet • never (in all my life)heb je van je leven! • well, I never!hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his lifevoor het leven benoemd • appointed for lifeeen lidmaatschap voor het leven • a life membershipvoor het leven getekend • marked for lifeiemand het leven zuur maken • make someone's life a miseryzijn eigen leven leiden • lead one's own life〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉een gemakkelijk leven hebben • have an easy lifeeen nieuw leven beginnen • turn over a new leafzijn leven beteren • mend one's wayszij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a miseryhoe staat het leven? • how's life?een losbandig leven leiden • lead a wild life6 mijn/hun leven lang • all my life/their livesbij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime7 het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private lifein het volle leven staan • be in touch with things10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firmleven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things goinger kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven upiets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again¶ een bruin leven • a good/an easy lifehij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for everde bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child————————leven22 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)3 [zich voeden] live on4 [zijn dagen doorbrengen] live5 [zich gedragen] live♦voorbeelden:mens, durf te leven • come on, live a littlehij heeft niet lang meer te leven • he has not long to liveeeuwig leven • live eternallyen zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever afterlanger leven dan iemand • outlive someonehaar ouders leven niet meer • her parents are no longer aliveleef je nog? • are you still alive?in leven en sterven • till death do us part〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul togetherhij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevensbij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to peoplewat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organizationmet deze man is/valt niet te leven • you can't live with that manin angst leven • live in fearmet iemand in vrede leven • live in peace with someonewe leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?naar iets toe leven • look forward to somethingstil gaan leven • retirezij leven langs elkaar heen • they have little to say to each othergoed kunnen leven • be comfortably offzij kan er goed van leven • she can live well from itzij moet ervan leven • she has to live on ithij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get byvan dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this tradeleve de koningin! • long live the Queen!deze romanpersonages leven • these characters are true to lifeweten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinkingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een leven leiden] live♦voorbeelden:1 een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life -
20 aandacht
♦voorbeelden:1 iemands aandacht afleiden • divert/distract someone's attention(persoonlijke) aandacht besteden aan • give (personal) attention toik dank u voor uw aandacht • I thank you for your attentiongeen aandacht hebben voor • have no thought foraan de/iemands aandacht ontsnappen • escape (someone's) noticealle aandacht opeisen • try to be the centre of attentional zijn aandacht richten op … • focus all one's attention on …(geen) aandacht schenken aan • pay (no) attention to, take (no) notice ofde/iemands aandacht trekken • attract/catch (someone's) attention, catch someone's eyede aandacht vestigen op/afleiden van • draw attention to, distract attention fromonder de aandacht komen/brengen van • come/bring to the attention of
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Schenken — Schênken, verb. reg. act. welches noch in einer doppelten Hauptbedeutung vorkommt. 1. Des Gießens eines flüssigen Körpers aus einer Bouteille, Flasche, Kanne u.s.f. in ein kleineres Gefäß. 1) Eigentlich, wo es doch nur von eigentlichen Getränken… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Schenken — ist der Familienname folgender Personen: Tim Schenken (* 1943), australischer Rennfahrer schenken steht für ein Geschenk geben, ein und ausschenken, siehe Geschenk Siehe auch: Wiktionary: schenken – Bedeutungserklärungen, Wortherkunft … Deutsch Wikipedia
schenken — Vsw std. (8. Jh.), mhd. schenken, ahd. skenken, as. skenkian Stammwort. Aus wg. * skankija Vsw. einschenken , auch in afr. skenka, ae. scencan. Faktitivum zu * skanka schräg in anord. skakkr schräg, hinkend , also eigentlich ein Gefäß schräg… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
schenken — schenken: Das westgerm. Verb mhd. schenken, ahd. scenken, niederl. schenken, aengl. scencan bedeutete ursprünglich »zu trinken geben« (dafür heute »einschenken« und »ausschenken« mit der Rückbildung »Ausschank«; s. auch ↑ Schank). Im Spätmhd. hat … Das Herkunftswörterbuch
schenken — V. (Grundstufe) jmdm. etw. als Geschenk geben Synonym: verehren Beispiele: Meine Eltern haben mir ein Fahrrad zum Geburtstag geschenkt. Er hat seiner Frau Blumen zum Hochzeitstag geschenkt. Ich habe das geschenkt bekommen. schenken V.… … Extremes Deutsch
Schenken — Schenken, 1) Jemand Getränke dergleichen; 2) Getränke, Salz u. dgl. im Kleinen verkaufen; 3) Jemand ein Geschenk geben, bes. bei den Handwerkern, den durchwandernden Gesellen eine bestimmte Gabe reichen; daher Schenkendes (geschenktes) Handwerk… … Pierer's Universal-Lexikon
schenken — ↑dedizieren … Das große Fremdwörterbuch
schenken — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • geben Bsp.: • Wir schenkten ihr Blumen. • Kannst du mir ein Taschentuch geben? … Deutsch Wörterbuch
schenken — schenken, schenkt, schenkte, hat geschenkt Meiner Mutter haben wir zum Geburtstag Blumen geschenkt … Deutsch-Test für Zuwanderer
schenken — widmen; überlassen; zueignen; zuwenden; spendieren; hingeben; überreichen; gewähren; überantworten; übergeben; beschenken; beschere … Universal-Lexikon
Schenken — 1. Alles schenken, niemals henken, verändert Land und Stand. – Parömiakon, 1983. 2. Besser schenken als borgen. Holl.: Tap ze, maar borg ze niet. 3. Das Schenken pflegts mit sich zu bringen, dass man des Schenkers Lied muss singen. – Petri, II,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon