-
1 échauffer
échauffer [eesĵoofee]♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
2 échauffer le sang à, de qn.
échauffer le sang à, de qn.Dictionnaire français-néerlandais > échauffer le sang à, de qn.
-
3 échauffer la bile
échauffer la bilenijdig, woedend maken -
4 échauffer la tête
échauffer la têteiemand nijdig, woedend maken -
5 chauffer, échauffer les oreilles à qn.
chauffer, échauffer les oreilles à qn.Dictionnaire français-néerlandais > chauffer, échauffer les oreilles à qn.
-
6 bile
-
7 oreille
oreille [orrej]〈v.〉1 oor♦voorbeelden:oreilles d'une tasse • oren van een kopjetendre une oreille avide • de oren spitsenavoir, marcher l'oreille basse • de oren laten hangens'en aller l'oreille basse • afdruipen, met hangende pootjes weggaanêtre dur d'oreille, avoir l'oreille dure • hardhorend zijnécouter d'une oreille distraite • (maar) met een half oor luisterenoreille externe • uitwendig ooravoir l'oreille fine • een scherp gehoor hebbenoreille interne • inwendig oor, binnenooravoir les oreilles rebattues • het gezeur moe zijnfaire la sourde oreille • zich Oost-Indisch doof houdenavoir l'oreille de qn. • een welwillend gehoor bij iemand vindenavoir de l'oreille • een goed, zuiver gehoor hebbencasser les oreilles • te veel lawaai makenchauffer, échauffer les oreilles à qn. • iemand woedend makenne pas en croire ses oreilles • zijn oren niet kunnen gelovendire qc. à l'oreille de qn. • iemand iets in het oor fluisterendresser, tendre l'oreille • zijn oren spitsenécouter de toutes ses oreilles • zeer aandachtig luisteren, één en al oor zijnn'écouter que d'une oreille • maar met een half oor luisterenil ne l'entend pas de cette oreille • aan dat oor is hij doof, daarvan wil hij niet horence n'est pas tombé dans l'oreille d'un sourd • dat is niet voor dovemansoren gezegdêtre tout oreilles • een en al oor zijnfrotter les oreilles à qn. • iemand de oren wassen, de les lezenprêter l'oreille (à) • luisteren, het oor lenen (aan)rebattre les oreilles à qn. • iemand aan z'n kop zeurense faire tirer l'oreille • zich laten bidden en smekensi cela venait à ses oreilles • als dat hem ter ore zou komenrougir jusqu'aux oreilles • een hoofd als een boei krijgenjusqu'aux oreilles • tot over zijn orenf -
8 sang
sang [sã]〈m.〉2 bloed ⇒ geslacht, ras3 leven♦voorbeelden:avoir du sang dans les veines • pit hebbenbon sang de (bon) sort! • potverdorie, verdikkeme nog aan toe!avoir le sang chaud • opvliegend zijnse faire du mauvais sang • zich ongerust makenallumer le sang • de gemoederen verhittenbrûler, fouetter le sang • ophitsenéchauffer le sang à, de qn. • iemand woedend makenglacer le sang • het bloed doen stollennoyer une révolte dans le sang • een opstand bloedig neerslaansucer le sang du peuple • het volk uitzuigenverser le sang • bloed vergietenverser son sang • zijn leven gevenjusqu'au sang • tot bloedens toeêtre du même sang • familie van elkaar zijnbon sang (de bon sang)! • grote genade!mon sang n'a fait qu'un tour • het bloed stolde in mijn aderenm1) bloed2) leven -
9 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant
См. также в других словарях:
échauffer — [ eʃofe ] v. tr. <conjug. : 1> • eschalfer fin XIe; lat. class. excalefacere, de ex intensif et calere « être chaud » 1 ♦ Rendre chaud par degrés (ce qui doit rester froid). Frottement qui échauffe les roues. Fig. Enflammer, exciter. « Tout … Encyclopédie Universelle
échauffer — ÉCHAUFFER. v. a. Donner de la chaleur. Échauffer la chambre. Les oiseaux échauffent leurs petits avec leurs ailes. Il faut faire bon feu dans cette chambre pour l échauffer. Il avoit un si grand frisson, qu on ne le pouvoit échauffer. Le vin, les … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Échauffer le sang, la tête, les oreilles, la bile de, à quelqu'un — ● Échauffer le sang, la tête, les oreilles, la bile de, à quelqu un l impatienter, exciter sa colère. ● Échauffer le sang, la tête, les oreilles, la bile de, à quelqu un avoir très mal aux pieds, à la tête, au dos … Encyclopédie Universelle
Échauffer, exciter la bile de quelqu'un — ● Échauffer, exciter la bile de quelqu un exciter sa colère … Encyclopédie Universelle
échauffer — (é chô fé) v. a. 1° Rendre chaud. Le soleil échauffe la terre. Les oiseaux échauffent leurs petits sous leurs ailes. 2° Causer un excès de chaleur dans l économie animale. Les liqueurs alcooliques échauffent le corps. Absolument. • Ce n… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ÉCHAUFFER — v. a. Donner de la chaleur, rendre chaud. Il faut faire bon feu dans cette chambre pour l échauffer. Il avait un si grand frisson, qu on ne pouvait l échauffer. Les oiseaux échauffent leurs petits sous leurs ailes. Il se dit, particulièrement,… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ÉCHAUFFER — v. tr. Rendre chaud. Il faut faire bon feu dans cette chambre pour l’échauffer. Les oiseaux échauffent leurs petits sous leurs ailes. On dit plutôt RÉCHAUFFER. S’ÉCHAUFFER signifie Devenir chaud. La chambre s’échauffe, commence à s’échauffer.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
échauffer — vt. ; préparer les muscles d un sportif, le mettre en train ; chauffer (les côtes à coups de bâton) : ÉSHEUDÂ vt. (Albanais.001, Annecy.003, Chambéry; Thônes), ésheûdâ (Cordon, Saxel.002), éshódâ (Leschaux), ésteùdâ (Albertville. 021), isheudâ… … Dictionnaire Français-Savoyard
s'échauffer — ● s échauffer verbe pronominal Faire des exercices pour se préparer à un effort physique. Devenir plus animé, s exciter : Son imagination s échauffe. ● s échauffer (synonymes) verbe pronominal Faire des exercices pour se préparer à un effort… … Encyclopédie Universelle
échauffement — [ eʃofmɑ̃ ] n. m. • v. 1200; de échauffer 1 ♦ Fait de s échauffer. L échauffement du sol. ♢ Fig. « Cette espèce d échauffement qu on appelle l inspiration » (Flaubert). ♢ Échauffement d une pièce mécanique, dû au frottement, à un défaut de… … Encyclopédie Universelle
chauffer — [ ʃofe ] v. <conjug. : 1> • mil. XIIe; lat. pop. °calefare; de calefacere I ♦ V. tr. 1 ♦ Élever la température de; rendre (plus) chaud. Chauffer de l eau à 100° : faire bouillir. Chauffer dans une étuve (⇒ étuver) . Chauffer un appartement … Encyclopédie Universelle