-
1 jagen
3 [nalopen] chase♦voorbeelden:prijzen omhoog/omlaag jagen • drive prices up/downuiteen jagen • scatterzich een kogel door het hoofd jagen • put a bullet through one's headdie wet werd door de Tweede Kamer gejaagd • the law was rushed through parliamentiemand op kosten jagen • put someone to (great) expensevan school jagen • expel from schoolvoor zich uit jagen • drive before one2 [rusteloos streven] pursue3 [snel gaan] race♦voorbeelden:1 op patrijs jagen • hunt partridge, go (out) partridge-shootingop effect jagen • be after effectsde wolken joegen voorbij • the clouds scudded past -
2 stormen
♦voorbeelden:1 naar voren stormen • rush forward/aheadkwaad naar buiten stormen • storm out angrilynaar beneden/boven stormen • tear up/down the stairsII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [hard waaien] 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:1 het gaat stormen • it's blowing up a gale/a stormhet stormt verschrikkelijk • there is a terrible storm blowing -
3 springen
2 [het lichaam ruksgewijze opheffen] jump3 [met betrekking tot zaken, zich met een ruk verplaatsen] leap, jump5 [uiteengedreven worden, barsten] 〈 ketel, kruitvat〉 burst, explode ⇒ 〈 brug, rots, mijn〉 blast, 〈 ballonnetje〉 pop6 [scheuren krijgen] crack7 [uitsteken] jut out8 [bankroet gaan] break♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 je kunt hoog of laag springen, het moet toch gebeuren • whether you like it or not, it's got to happenhoog/ver/omlaag springen • jump high/far/downop de fiets springen • hop/jump/leap on the bicycleover een sloot springen • leap a ditchmijn paard springt 1.080 m • my horse clears 1.80 m〈 figuurlijk〉 zitten te springen om iets • be bursting/dying for somethingeen snaar/het glas is gesprongen • a string has snapped, the glass has cracked〈 figuurlijk〉 op springen staan • 〈 boos zijn〉 be about to explode; 〈 grote haast hebben〉 be in a terrible rush; 〈 nodig naar de wc moeten〉 be burstingde achterkamer springt iets naar buiten/binnen • the backroom juts out/in(wards) a littlede zaak staat op springen • the company's on the verge of bankruptcy -
4 afzetten
5 [van/tegen iets afduwen] push off7 [laten uitstappen] drop ⇒ set/put down9 [laten bezinken/neerslaan] deposit♦voorbeelden:3 je moet je niet overal zo laten afzetten! • don't pay through the nose for everything!een klant voor tien gulden afzetten • cheat a customer out of ten guildersde straat was afgezet met soldaten • the street was lined with soldierszich afzetten tegen (iets/iemand) • react against (something/someone)1 [snel afkomen] come/rush (up to)2 [zich afzetten voor een sprong] take off♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • make/go for someone -
5 branden
2 [licht/warmte uitstralen] burn3 [smeulen] burn4 [met betrekking tot lichaamsdelen, ook figuurlijk] burn♦voorbeelden:uit zichzelf beginnen te branden • ignite spontaneouslyde zon brandt • the sun is burning/blazingde kachel laten branden • leave the (gas-)fire burningdit stelletje brandt op hout • this stove burns wood3 een brandende pijp/sigaar • a burning/lit pipe/cigarcognac brandt in de keel • brandy burns the throat〈 figuurlijk〉 branden van nieuwsgierigheid/van verlangen • burn with curiosity/desireik ben er niet op gebrand • I'm not crazy about itze was het huis niet uit te branden • there was no way of getting her out of the househij is niet vooruit te branden • you can't get him to shiftII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door vuur doen verteren] burn2 [schroeien, door middel van vuur bewerken] burn ⇒ scald 〈aan heet water/stoom〉, roast 〈 noten, koffie e.d.〉, distil 〈 tot alcohol〉♦voorbeelden:glas branden • stain glasszich aan de kachel branden • burn one's hand on the (gas-)fire -
6 flansen
-
7 iemand vierkant de deur uit gooien
iemand vierkant de deur uit gooienVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand vierkant de deur uit gooien
-
8 vierkant
vierkant1〈 het〉————————vierkant21 [met de vorm van een gelijkzijdige rechthoek] square2 [+ lengte-eenheid] square5 [kwadratisch] square♦voorbeelden:1 de kamer meet drie meter in het vierkant • the room is three metres square/three by three (metres)II 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 iemand vierkant de deur uit gooien • chuck someone out (bodily); 〈 slang〉 give someone the bum's rushzijn voorstel werd vierkant geweigerd • his proposal met with a flat refusalzich vierkant tegen iets verklaren • declare oneself dead set against something
См. также в других словарях:
rush out — verb jump out from a hiding place and surprise (someone) (Freq. 2) The attackers leapt out from the bushes • Syn: ↑leap out, ↑sally out, ↑burst forth • Hypernyms: ↑appear … Useful english dictionary
rush out — phrasal verb [transitive] Word forms rush out : present tense I/you/we/they rush out he/she/it rushes out present participle rushing out past tense rushed out past participle rushed out to quickly produce something and make it available for… … English dictionary
rush out of — phr verb Rush out of is used with these nouns as the object: ↑room … Collocations dictionary
rush out — 1. Issue, flow, flow out. 2. Press out, hurry out, go out with a rush … New dictionary of synonyms
rush out — PHRASAL VERB If a document or product is rushed out, it is produced very quickly. [be V ed P] A statement was rushed out... [V P n (not pron)] Studios are rushing out monster movies to take advantage of our new found enthusiasm for dinosaurs.… … English dictionary
out|rush — «OWT RUHSH», noun, verb. –n. the act or process of rushing out; violent overflow: »Ow! he shouted, with a tremendous outrush of scandalised breath (Manchester Guardian). –v.i. to rush out or forth … Useful english dictionary
Out of the Blue — may refer to: Out of the blue (idiom), a phrase describing an unexpected event Contents 1 Film 2 Music 2.1 Albums … Wikipedia
rush — rush1 W3S2 [rʌʃ] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(move quickly)¦ 2 rush to do something 3¦(do something too quickly)¦ 4¦(take/send urgently)¦ 5¦(make somebody hurry)¦ 6¦(liquid)¦ 7¦(blood)¦ 8¦(attack)¦ 9¦(american universities)¦ 10¦(a … Dictionary of contemporary English
rush — ▪ I. rush rush 1 [rʌʆ] verb 1. [intransitive] to move or go somewhere very quickly and in large amounts: rush into • Foreign capital is rushing into Asia at an incredible rate. 2. [intransitive, transitive] to do something too quickly, especially … Financial and business terms
rush — [[t]rʌ̱ʃ[/t]] ♦♦♦ rushes, rushing, rushed 1) VERB If you rush somewhere, you go there quickly. [V prep/adv] A schoolgirl rushed into a burning flat to save a man s life... [V prep/adv] Someone inside the building rushed out... I ve got to rush.… … English dictionary
rush — rush1 [ rʌʃ ] verb ** ▸ 1 hurry to get somewhere ▸ 2 hurry to do something ▸ 3 flow very quickly ▸ 4 move quickly toward someone ▸ 5 carry ball forward ▸ 6 at college/university ▸ + PHRASES 1. ) intransitive rush in/toward/through/down etc. to… … Usage of the words and phrases in modern English