-
81 afstuiven
♦voorbeelden:de kinderen stoven op de snoepjes af • the children made (a beeline) for the sweets -
82 afzetten
5 [van/tegen iets afduwen] push off7 [laten uitstappen] drop ⇒ set/put down9 [laten bezinken/neerslaan] deposit♦voorbeelden:3 je moet je niet overal zo laten afzetten! • don't pay through the nose for everything!een klant voor tien gulden afzetten • cheat a customer out of ten guildersde straat was afgezet met soldaten • the street was lined with soldierszich afzetten tegen (iets/iemand) • react against (something/someone)1 [snel afkomen] come/rush (up to)2 [zich afzetten voor een sprong] take off♦voorbeelden:1 op iemand komen afzetten • make/go for someone -
83 avondspits
-
84 bestorming
1 [stormaanval] storming, assault -
85 bies
-
86 biezenmat
-
87 binnenstormen
binnenstormen, binnenstuiven1 storm in(to) ⇒ tear/rush/barge in(to) -
88 binnenstromen
♦voorbeelden: -
89 branden
2 [licht/warmte uitstralen] burn3 [smeulen] burn4 [met betrekking tot lichaamsdelen, ook figuurlijk] burn♦voorbeelden:uit zichzelf beginnen te branden • ignite spontaneouslyde zon brandt • the sun is burning/blazingde kachel laten branden • leave the (gas-)fire burningdit stelletje brandt op hout • this stove burns wood3 een brandende pijp/sigaar • a burning/lit pipe/cigarcognac brandt in de keel • brandy burns the throat〈 figuurlijk〉 branden van nieuwsgierigheid/van verlangen • burn with curiosity/desireik ben er niet op gebrand • I'm not crazy about itze was het huis niet uit te branden • there was no way of getting her out of the househij is niet vooruit te branden • you can't get him to shiftII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door vuur doen verteren] burn2 [schroeien, door middel van vuur bewerken] burn ⇒ scald 〈aan heet water/stoom〉, roast 〈 noten, koffie e.d.〉, distil 〈 tot alcohol〉♦voorbeelden:glas branden • stain glasszich aan de kachel branden • burn one's hand on the (gas-)fire -
90 buiten de spitsuren
buiten de spitsurenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > buiten de spitsuren
-
91 dat heeft geen haast
dat heeft geen haastVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat heeft geen haast
-
92 de drukte voor Kerstmis
de drukte voor KerstmisVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de drukte voor Kerstmis
-
93 de trap op racen
race/rush up the stairsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trap op racen
-
94 de zaak forceren
de zaak forcerenforce the matter/issue, force/rush thingsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de zaak forceren
-
95 drukte
♦voorbeelden:door de drukte heb ik de bestelling vergeten • it was so busy/hectic I forgot the order2 vanwaar al die drukte? • what's all this (hustle and bustle) in aid of?het was een drukte van je welste • there was a huge crowd, there were lots of people milling aroundde drukte voor Kerstmis • the Christmas rush(veel) drukte over/om/van iets maken • make a big fuss about/over something(een hoop kouwe) drukte om niets (maken) • (make) a lot of fuss and bother about nothing -
96 dwingen
1 [in het bijzonder van kinderen] [zeuren] whine (for)2 [door persing uit elkaar dreigen te gaan] be forced apartII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:hij was wel gedwongen (om) te antwoorden • he was obliged to answerhij laat zich niet dwingen • he won't be forcedzoiets laat zich niet dwingen • you can't force a thing like thatiemand dwingen een overhaast besluit te nemen • rush someone into making a hasty decisionals hij niet wil, zullen we hem wel dwingen • if he doesn't want to, we'll make him (do it)de omstandigheden hebben mij gedwongen • circumstances have compelled meniets dwingt u daartoe • you are not obliged to do itzich gedwongen zien • be forced/compelled (to)liefde laat zich niet dwingen • love cannot be forced/constrainedzichzelf moeten dwingen (om) niet te schreeuwen/glimlachen • have to force oneself not to scream/smileiemand dwingen tot gehoorzaamheid • force someone to obeyeen vliegtuig dwingen tot landen • force a plane downiemand tot actie/handelen dwingen • force someone's hand -
97 een biezen zitting
een biezen zittingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een biezen zitting
-
98 een enorme toeloop te verwerken krijgen
een enorme toeloop te verwerken krijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een enorme toeloop te verwerken krijgen
-
99 een toevloed van nieuwsgierigen
een toevloed van nieuwsgierigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een toevloed van nieuwsgierigen
-
100 een vesting bestormen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vesting bestormen
См. также в других словарях:
Rush — may refer to:* Rush or thrill, sudden burst of emotion associated with certain chemicals or situations * Rush, slang for nitrite inhalants, often used as a recreational drug * Rush or formal rush, regulated period of new member recruitment for… … Wikipedia
Rush — Saltar a navegación, búsqueda Para el álbum homónino, véase Rush (álbum). Rush Alex Lifeson, Geddy Lee y Neil Peart de Rush en concierto en 2004 … Wikipedia Español
rush — [ rɶʃ ] n. m. • 1872; mot angl. « ruée » ♦ Anglic. 1 ♦ Sport Effort final, accélération d un concurrent en fin de course. ⇒ sprint. 2 ♦ Afflux brusque d un grand nombre de personnes. ⇒ ruée. Le rush du week end. Rush des vacanciers vers les… … Encyclopédie Universelle
Rush — в Милане, Италия, 2004 год … Википедия
Rush — Rush, n. [OE. rusche, rische, resche, AS. risce, akin to LG. rusk, risch, D. & G. rusch; all probably fr. L. ruscum butcher s broom; akin to Goth. raus reed, G. rohr.] 1. (Bot.) A name given to many aquatic or marsh growing endogenous plants with … The Collaborative International Dictionary of English
Rush — /rush/, n. 1. Benjamin, 1745 1813, U.S. physician and political leader: author of medical treatises. 2. his son, Richard, 1780 1859, U.S. lawyer, politician, and diplomat. * * * I Any of several flowering plants distinguished by cylindrical… … Universalium
Rush — Rush, n. 1. A moving forward with rapidity and force or eagerness; a violent motion or course; as, a rush of troops; a rush of winds; a rush of water. [1913 Webster] A gentleman of his train spurred up his horse, and, with a violent rush, severed … The Collaborative International Dictionary of English
rush — rush1 [rush] vi. [ME ruschen < Anglo Fr russher < MFr ruser, to repel, avert, orig., to mislead < OFr reuser: see RUSE] 1. a) to move or go swiftly or impetuously; dash b) to dash recklessly or rashly 2. to make a swift, sudden attack or … English World dictionary
Rush — (r[u^]sh), v. i. [imp. & p. p. {Rushed} (r[u^]sht); p. pr. & vb. n. {Rushing}.] [OE. ruschen; cf. AS. hryscan to make a noise, D. ruischen to rustle, G. rauschen, MHG. r[=u]schen to rush, to rustle, LG. rusken, OSw. ruska, Icel. & Sw. ruska to… … The Collaborative International Dictionary of English
rush — rəsh n 1) a rapid and extensive wave of peristalsis along the walls of the intestine <peristaltic rush> 2) the immediate pleasurable feeling produced by a drug (as heroin or amphetamine) called also flash * * * (rush) Benjamin, 1745–1813 … Medical dictionary
rush — Rush is a paper material which resembles a rope or cord. It has a distinctive helical twist to it and can be unraveled. Rush was developed in the late 19th century as a substitute for rattan in wicker furniture, occasionally called paper fiber … Glossary of Art Terms