-
81 omlaaghalen
1 [neerhalen] bring down♦voorbeelden: -
82 omlopen
1 [om iets heen lopen, rondlopen] walk/go round2 [circuleren] go round3 [om iets heen gaan] run/go round4 [kring doorlopen] go/move round5 [verstrijken] pass (by/off)♦voorbeelden:1 een eindje omlopen • walk round the block/go for a little walkik loop wel even om • I'll go round the backII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omverlopen] (run into and) knock over -
83 ontmoeten
1 [onvoorzien tegenkomen] meet ⇒ run/bump into♦voorbeelden:iemand (toevallig/onverwacht) ontmoeten • run/bump into someoneiemand vaak ontmoeten • see someone oftenik hoop je hier vaker te ontmoeten • I hope to see you here more often2 iemand regelmatig ontmoeten • see/meet someone regularly -
84 ontvluchten
♦voorbeelden:1 het ouderlijke huis/het gevaar ontvluchten • run away from home/dangerde realiteit ontvluchten • escape from reality -
85 op hol slaan
op hol slaan -
86 op
op1I 〈 bijwoord〉1 [omhoog] up2 [met betrekking tot een plaats/toestand] up♦voorbeelden:hij stak zijn paraplu op • he put his umbrella upde straat op en neer lopen • walk up and down the street¶ het kan niet op! • there's no end to it!vraag maar op! • ask/fire away! 〈ook → link=op-en-top op-en-top〉II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:het geld/mijn geduld is op • the money/my patience has run outdie jas is op • this jacket has had itde voorraad is op • the supplies have run outop is op • when it's gone it's gonehij is op van de zenuwen • his nerves are gone/shot————————op2〈 voorzetsel〉1 [met betrekking tot een plaatselijke betrekking] in ⇒ on, at2 [met betrekking tot een verhouding] in ⇒ to3 [met betrekking tot een onmiddellijke nabijheid] in ⇒ on, at4 [met betrekking tot een richting] on ⇒ at5 [met betrekking tot een tijdstip] on ⇒ at, in6 [met betrekking tot de wijze waarop] on ⇒ at, in7 [met betrekking tot het doel] for♦voorbeelden:op een bus/motor rijden • drive a bus, ride a motorcycleop de begane grond • on the ground floorop de Herengracht/de hoek wonen • live on the Herengracht/the cornerde grote wijzer staat op tien • the big hand is on/at tenop jou na iedereen • everyone else (but you)de auto loopt 1 op 8 • the car does 8 km to the litreéén op de duizend • one in a thousandop één na de laatste • the second lastde op zeven na grootste industrie • the eighth largest industryde hele familie op één zoon na • the whole family except one son4 een raam op het zuiden • a window on/facing the southlater op de dag • later in the dayop negenjarige leeftijd • at nine (years of age)op maandag • (on) Mondayop een maandag • on a Mondayop vakantie • on holidaytot op vandaag • right up until todayop zijn vroegst • at the earliestop zijn Frans • in the French way/mannerop zijn minst • at (the very) leastop verre na niet • not by a long shotop zijn snelst • at the quickestop geld uit zijn • be out for/after moneyop een instrument spelen • play an instrument -
87 opdraven
1 [draven langs] run up♦voorbeelden: -
88 opkomen
5 [in zwang komen] spring/come up8 [zich verzetten tegen] fight/stand up (against)♦voorbeelden:1 de vloed komt op • the tide is rising/is coming iner is nog niets opgekomen • nothing has come up yeteen gevoel van onbehagen kwam langzaam maar zeker bij hem op • an uneasy feeling gradually came over himhet komt niet bij hem op • it doesn't occur to himzo iets zou nooit bij hem opkomen • he would never think of doing such a thingdat kwam pas later bij mij op • it only occurred to me laterhet eerste wat bij je opkomt • the first thing that comes into your mindals vanzelf opkomen • suggest itself/themselvesik voel een verkoudheid opkomen/de koorts opkomen • I can feel a cold/the fever coming oneventuele vragen, die opkomen bij het lezen van de tekst • any questions occurring while reading the textuit het niets opkomen • come out of nowhereopkomen uit • emerge from/out ofveel kiezers waren niet opgekomen • a great many voters had failed to appearer waren slechts vijf leden opgekomen • only five members had turned/showed upalle reservisten moeten opkomen • all reservists must reportde trap opkomen • come up the stairsin grote getale opkomen • turn out in large numbersze konden niet tegen de wind opkomen • they could not make headway against the windsteeds voor elkaar opkomen • stick together11 het eten zal best opkomen, die paar aardappels komen nog wel op • we'll be able to get through the food, those few potatoes will find their waykom op, we gaan • come on, let's gokom maar op als je durft! • come on if you dare! -
89 opmetselen
-
90 oppakken
1 [opnemen] take/pick/lift up♦voorbeelden:snel oppakken • snatch up, grab2 opgepakt worden • 〈 door de politie〉 get run in/picked up; 〈 groepen in onrustige werelddelen〉 get rounded up -
91 overrijden
overrijden♦voorbeelden:————————overrijden♦voorbeelden:1 hij is door de bus overreden • he was run over/knocked down by the bus -
92 overvloeien
2 [+ van] [vol zijn van] overflow (with) ⇒ abound/superabound (in/with), brim (with) 〈 dankbaarheid, tranen〉♦voorbeelden:overvloeien van energie • be brimful of energyhet ene beeld in het andere laten overvloeien • fade one image into anotherin elkaar overvloeiend • melting into one another -
93 ren
-
94 repeteren
1 [instuderen] rehearse♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ze repeteerde wat ze zeggen zou • she rehearsed the things she was going to say -
95 rijden
1 [zich voortbewegen van een voertuig] drive 〈 auto〉; ride 〈 (motor)fiets, rolstoel〉 ⇒ 〈 snelheid hebben〉 move, 〈 volgens dienstregeling〉 run 〈 trein, bus〉, do 〈 met betrekking tot snelheid, afstand〉3 [schaatsen] (ice) skate♦voorbeelden:1 hoeveel heeft je auto al gereden? • how many miles/kilometres has your car done?door een vakbondsactie rijden de treinen niet • owing to industrial action no trains are runningeen taxi en een vrachtwagen reden op elkaar (in) • a cab and a lorry collided(te) dicht op elkaar rijden • not keep one's distancede tractor rijdt op dieselolie • the tractor runs/operates on diesel oildie auto rijdt gemakkelijk • that car drives easilyII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vervoeren] drive♦voorbeelden:iemand in een rolstoel rijden • wheel someone in a wheelchair2 [(op) een rijdier voortbewegen] ride♦voorbeelden:1 honderd kilometer per uur rijden • drive/do a hundred kilometres an hour(met) een kruiwagen rijden • wheel a wheelbarrowhij kan uitstekend rijden • he drives extremely wellhij werd bekeurd omdat hij te hard reed • he was fined for speedingdoor het rode licht rijden • go through a red lightin een auto rijden • drive (in) a carop een tegenligger rijden • crash/run into an oncoming car2 uit rijden gaan, gaan rijden • go (out) for a ride/driveop een/te paard rijden • ride a horse/on horseback -
96 risico
1 risk♦voorbeelden:eigen risico • own risk〈 verzekeringswezen〉 ƒ50 eigen risico • Dfl50 Bexcess/Adeductiblehet risico lopen (van) • run the risk (of)te veel risico's nemen • run/take too many risksvoor risico van de eigenaar • at the owner's riskgeen risico willen nemen • not want to take any chances -
97 rodelbaan
-
98 stormloop
♦voorbeelden: -
99 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
100 stranden
1 [aanspoelen] be cast/washed ashore2 [mislukken] fail3 [de reis niet kunnen voortzetten] be stranded4 [met betrekking tot een schip] run aground/ashore ⇒ be stranded♦voorbeelden:een onderneming zien stranden • 〈ook; als toeschouwer〉 be in at the death; 〈 als slachtoffer〉 be defeated in an undertakingal mijn pogingen strandden op zijn onverzettelijkheid • all my attempts foundered on his obstinacy4 laten stranden • cast/drive/run ashore/aground
См. также в других словарях:
Run — Run, v. i. [imp. {Ran}or {Run}; p. p. {Run}; p. pr. & vb. n. {Running}.] [OE. rinnen, rennen (imp. ran, p. p. runnen, ronnen). AS. rinnan to flow (imp. ran, p. p. gerunnen), and iernan, irnan, to run (imp. orn, arn, earn, p. p. urnen); akin to D … The Collaborative International Dictionary of English
Run — Run, v. i. [imp. {Ran}or {Run}; p. p. {Run}; p. pr. & vb. n. {Running}.] [OE. rinnen, rennen (imp. ran, p. p. runnen, ronnen). AS. rinnan to flow (imp. ran, p. p. gerunnen), and iernan, irnan, to run (imp. orn, arn, earn, p. p. urnen); akin to D … The Collaborative International Dictionary of English
Run — Run, v. i. [imp. {Ran}or {Run}; p. p. {Run}; p. pr. & vb. n. {Running}.] [OE. rinnen, rennen (imp. ran, p. p. runnen, ronnen). AS. rinnan to flow (imp. ran, p. p. gerunnen), and iernan, irnan, to run (imp. orn, arn, earn, p. p. urnen); akin to D … The Collaborative International Dictionary of English
run — ► VERB (running; past ran; past part. run) 1) move at a speed faster than a walk, never having both or all feet on the ground at the same time. 2) move about in a hurried and hectic way. 3) pass or cause to pass: Helen ran her fingers through her … English terms dictionary
run — [run] vi. ran or Dial. run, run, running [altered (with vowel prob. infl. by pp.) < ME rinnen, rennen < ON & OE: ON rinna, to flow, run, renna, to cause to run (< Gmc * rannjan); OE rinnan, iornan: both < Gmc * renwo < IE base * er … English World dictionary
Run — or runs may refer to: Computers* Execution (computers), meaning to begin operation of a computer program ** Run command, a command used to execute a program in Microsoft Windows * RUN (magazine) , a computer magazine of the 1980s * A sequence of… … Wikipedia
Run — «Run» Сингл Snow Patrol из альбома Final Straw Выпущен 26 января 2004 Формат 10 ; E CD; 7 … Википедия
Run — Run, v. t. 1. To cause to run (in the various senses of {Run}, v. i.); as, to run a horse; to run a stage; to run a machine; to run a rope through a block. [1913 Webster] 2. To pursue in thought; to carry in contemplation. [1913 Webster] To run… … The Collaborative International Dictionary of English
Run — Run, n. 1. The act of running; as, a long run; a good run; a quick run; to go on the run. [1913 Webster] 2. A small stream; a brook; a creek. [1913 Webster] 3. That which runs or flows in the course of a certain operation, or during a certain… … The Collaborative International Dictionary of English
Run D.M.C. — Run D.M.C. (oder Run DMC) war eine US amerikanische Hip Hop Band. Run DMC Gründung 1982 Auflösung 2002 Genre Hip Hop/Rock Gründungsmitglieder MC Run … Deutsch Wikipedia
Run–D.M.C. — Run–D.M.C. Run D.M.C. et Julien Civange au Grand Rex à Paris en 1989 Pays d’origine … Wikipédia en Français