-
21 n'avoir ni queue ni tête
Dictionnaire français-néerlandais > n'avoir ni queue ni tête
-
22 quand on parle du loup, on en voit la queue
quand on parle du loup, on en voit la queueals men van de duivel spreekt, trapt men op zijn staartDictionnaire français-néerlandais > quand on parle du loup, on en voit la queue
-
23 piano à queue
piano à queue -
24 remuer la queue
remuer la queue -
25 rouge-queue
-
26 sans queue ni tête
sans queue ni tête -
27 tenir la queue de la poêle
tenir la queue de la poêleDictionnaire français-néerlandais > tenir la queue de la poêle
-
28 tirer le diable par la queue
tirer le diable par la queueDictionnaire français-néerlandais > tirer le diable par la queue
-
29 virer tête à queue
virer tête à queuehelemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden maken -
30 à la queue leu leu
à la queue leu leuachter elkaar, op een rijtje, in de ganzenpas -
31 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
32 agiter
agiter [aazĵietee]2 verontrusten ⇒ opwinden, ophitsen3 bespreken ⇒ ter sprake brengen, behandelen♦voorbeelden:1 agiter la main • zwaaien, wuivenagiter la queue • kwispelenagiter avant de s'en servir • schudden voor het gebruik1 heen en weer gaan ⇒ heen en weer rennen, zich bewegen2 zich druk maken ⇒ zich opwinden, onrustig worden, zijn♦voorbeelden:1. v1) schudden2) ophitsen3) ter sprake brengen, behandelen2. s'agiterv2) zich druk maken, zich opwinden -
33 diable
diable [die.aabl]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 duivel♦voorbeelden:avoir le diable au corps • van de duivel bezeten zijn; 〈 figuurlijk〉dol, doorgeslagen zijn, geen rust in zijn lijf hebbenc'est bien le diable si • het zou toch wel heel vreemd, gek zijn alsce n'est pas le diable • het is niet moeilijkfaire le diable à quatre • veel lawaai maken; 〈 figuurlijk〉zich moeite geven om iets te krijgen, te belettenque le diable t'emporte • loop naar de duiveltirer le diable par la queue • moeite hebben om rond te komenque diable va-t-il faire? • wat voor de duivel gaat hij doen?à la diable • onverzorgd, slordig, haastigau diable (vauvert) • erg ver (weg)allez au diable • loop naar de duivelenvoyer qn. au diable • iemand naar de duivel, maan wensendiable de • wonderlijk, vreemd, slechtun bruit de tous les diables • ontzettend lawaaidu diable • uitzonderlijk, uitermateen diable • erg, verschrikkelijkdiable! • du(i)vels!→ Dieuun pauvre diable • arme drommelm1) duivel3) drommel -
34 fouetter
fouetter [foe.ettee]→ queueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met de zweep slaan ⇒ (op)zwepen, voortzwepen2 geselen ⇒ kastijden, met de roede slaan3 kloppen ⇒ klutsen, slaan5 aansporen ⇒ prikkelen, opwekken, aanwakkeren♦voorbeelden:→ chatv1) kletteren, slaan2) stinken3) 'm knijpen4) (op)zwepen5) kastijden, geselen6) kloppen7) aansporen -
35 loup
loup [loe]〈m.〉1 wolf4 lieverd♦voorbeelden:1 loup de mer • zeehond; 〈 ook〉 zeebonk; 〈 strakke katoenen trui met horizontale blauw-witte strepen〉être connu comme le loup blanc • zeer bekend zijnjeune loup • ambitieuze jongereloup peint • hyenahondhurler avec les loups • huilen met de wolven in het bosenfermer le loup dans la bergerie • de kat op het spek binden〈 spreekwoord〉 quand on parle du loup, on en voit la queue • als men van de duivel spreekt, trapt men op zijn staartm1) wolf2) zeebaars -
36 piano
piano1 [pie.aanoo]〈m.〉 〈 muziek〉1 piano♦voorbeelden:faire, jouer du piano • piano spelen————————piano2 [pie.aanoo]〈 bijwoord〉m, adv -
37 poêle
-
38 poisson
poisson [pwaasõ]〈m.〉1 vis♦voorbeelden:poisson nageur • lokaas voor vissenpoisson rouge • goudvisattraper, prendre des poissons, du poisson • vissen, vis vangenêtre comme un poisson dans l'eau • in zijn element zijn, zich voelen als een vis in het waterse soucier de qc. comme un poisson d'une pomme • zich ergens geen zier van aantrekkenm -
39 remuer
remuer [rəmuu.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ in beweging brengen, roeren, verplaatsen2 (om)roeren ⇒ (om)schudden, mengen♦voorbeelden:remuer l'ordure, la boue • een schandaal oprakelenremuer des souvenirs • (oude) herinneringen ophalenremuer la terre • de aarde omwerken, omspitten2 zich inspannen ⇒ zich druk maken, zich moeite geven♦voorbeelden:3 remue-toi un peu! • schiet eens een beetje op!v1) bewegen3) omroeren4) ontroeren -
40 tire-bouchon
tire-bouchon [tierboesĵõ]〈m.〉♦voorbeelden:cheveux frisées en tire-bouchons • pijpenkrullenqueue en tire-bouchon • krulstaartm
См. также в других словарях:
queue — 1. (keue) s. f. 1° Partie qui termine par derrière le corps de la plupart des animaux. • C est dans cette île [Mindoro] que Struys dit avoir vu de ses propres yeux un homme qui avait une queue longue de plus d un pied, toute couverte d un… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
queuë — Queuë, foem. penacut. Proprement prins est la partie de la beste, qui luy pend du croppion par derriere, et luy couvre l une de ses parties honteuses si c est un masle, et toutes les deux si c est une femelle, et Dieu la luy a donnée pour cette… … Thresor de la langue françoyse
Queue — can mean: * Queue area, where a line of people wait. The verb queue means to form a line, and to wait for services. Queue is also the name of this line * Queueing theory, the study of waiting lines * Queue (data structure), in computing, a type… … Wikipedia
Queue — (französisch für „Schlange“, „Stiel“, „Schwanz“, englisch für „Warteschlange“, „Zopf“) steht für: Queue (Billard), ein Stock im Billardspiel, mit dem die Kugeln gespielt werden Warteschlange (Datenstruktur), eine Datenstruktur in der Informatik… … Deutsch Wikipedia
Queue — (fr., spr. Köh), 1) Schwanz; 2) die hintere Seite eines Truppentheils, bes. in Hinsicht der Richtung des Abmarsches, der Téte entgegengesetzt; 3) bei den Hautelissetapeten die geschorne Kette; 4) langer Zug von Menschen, welche hintereinander… … Pierer's Universal-Lexikon
Queue — Queue, v. t. To fasten, as hair, in a queue. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Queue — Queue, n. [F. See {Cue}.] (a) A tail like appendage of hair; a pigtail. (b) A line of persons waiting anywhere. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
queue — ► NOUN 1) a line of people or vehicles awaiting their turn to be attended to or to proceed. 2) Computing a list of data items, commands, etc., stored so as to be retrievable in a definite order. ► VERB (queues, queued, queuing or queueing) ▪ wait … English terms dictionary
Queue — (franz., spr. kö , »Schwanz«), veralteter Ausdruck für das Ende einer Kolonne (im Gegensatz zu Tête); eine Reihe einzeln oder zu zweien hintereinander stehender Personen, welche die Öffnung eines Lokals etc. erwarten, daher Q. machen; auch der… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Queue — (frz., spr. köh), Schwanz; das Ende einer Truppenkolonne etc.; Reihe hintereinander aufgestellter, auf Einlaß wartender Personen; der Billardstock; das Saitenbrett (an Geigen etc.) … Kleines Konversations-Lexikon
Queue — (kö), frz., Schweif; der hintere Theil einer Truppe, eines langen Zugs überhaupt. Vergl. Billard … Herders Conversations-Lexikon