-
1 kunnen
pouvoir -
2 macht
2 [mogendheid; ook wiskunde] puissance♦voorbeelden:de macht van het woord • la magie du verbede hogere macht • la puissance divineuit de ouderlijke macht ontzet worden • être déchu de l'autorité paternellede rechterlijke macht • le pouvoir judiciairede uitvoerende macht • le pouvoir exécutifde macht hebben om … • avoir le pouvoir de …macht over iemand hebben • avoir de l'autorité sur qn.de macht overnemen • saisir le pouvoirmacht uitoefenen • exercer son pouvoir (sur qn.)aan de macht komen • parvenir au pouvoirbij machte zijn om … • être à même de …dat ligt boven mijn macht • c'est au-dessus de mes forcesiemand in zijn macht hebben • avoir qn. à sa merciverlangen naar macht • volonté de puissancenaar de macht grijpen • prendre le pouvoirde drie machten in een staat • les trois pouvoirs d'un Etatn tot de derde macht • n au cube(een getal) tot de tweede macht verheffen • élever (un nombre) au carré3 boven je macht werken • 〈 letterlijk〉 faire un travail qui oblige à lever les bras; 〈m.b.t. lichaamsinspanning〉 faire un travail physique au-dessus de ses forces; 〈m.b.t. intellect〉 faire un travail au-dessus de ses capacitésuit alle macht • de toutes ses forces -
3 kunnen
1 [algemeen] pouvoir2 [vermogen, geschiktheid] savoir♦voorbeelden:hij kan het niet meer bijhouden • il est débordédat kan híj doen! • il peut se le permettre, lui!je kunt hier heel lekker eten • on mange très bien, iciu kunt gaan • vous pouvez disposerje kunt gaan! • va-t-en, allez-vous-en!zijn ogen niet kunnen geloven • ne pas en croire ses yeuxhet met iemand kunnen vinden • s'entendre avec qn.elkaar kunnen vinden • réussir à se mettre d'accordzich in iets kunnen vinden • se reconnaître dans qc.ze kan uren voor zich uit zitten staren • il lui arrive de rester des heures à contempler le videhad jij dat gekund? • tu en aurais été capable?je kunt het of je kunt het niet • c'est une question de compétenceik kan daar niets mee (doen)laat eens zien wat je kunt • montre un peu ce que tu sais fairehij kan er wat van • il est rudement fortichehij kan er niet over uit • il en parle tout le tempswe kunnen er niet onderuit • il n'y a pas moyen d'y échapperhij kan niet meer • il n'en peut plusik kan niet meer van het lachen • je n'en peux plus de rirebuiten iets kunnen • pouvoir se passer de qc.ergens tegen kunnen • (pouvoir) supporter qc.tegen iemand op kunnen • être de taille à se mesurer avec qn.ervan op aan kunnen • pouvoir compter dessuserg goed kunnen leren • avoir une grande facilité pour apprendreniet kunnen liegen • être incapable de mentirniets kunnen onthouden • n'avoir aucune mémoiregoed kunnen paardrijden • être bon cavalier, bonne cavalièregoed kunnen tekenen • avoir un joli coup de crayonhij kan goed zingen • il chante bienhet zou kunnen • ça se pourraitdat kan zo wel • ça peut allerdat kan een andere keer wel • ce sera pour une autre foiszó kan het niet langer • ça ne peut plus durerhet deksel kan er niet af • on, je n'arrive pas à dévisser le couverclehet kan ermee door • ça iradie trui kán gewoon niet • ce pull est immettablehet kan niet op • il y en a en veux-tuze kán me wat! • qu'elle aille se faire voir ailleurs! • ↑ que veux-tu, que voulez-vous que j'en fasse? -
4 plaatsen
1 [algemeen] placer2 [techniek] poser4 [sport en spel][klasseren op een plaatsingslijst] classer♦voorbeelden:enkele schoolverlaters kunnen plaatsen • pouvoir placer quelques jeunes bacheliersiets (niet) kunnen plaatsen • 〈 ruimte〉 (ne) pouvoir caser qc.; 〈 begrijpen〉 (ne pas) comprendre qc.iemand niet kunnen plaatsen • 〈 niet herkennen〉 ne pas pouvoir se remettre qn.; 〈 niet kunnen inschatten〉 ne pas pouvoir situer qn.zich voor moeilijkheden geplaatst zien • se voir placé devant des difficultésII 〈wederkerend werkwoord; zich plaatsen〉1 [sport en spel] se qualifier♦voorbeelden: -
5 aankunnen
1 [opgewassen zijn tegen] être de taille à2 [berekend zijn voor] être capable de3 [in staat zijn te gebruiken] pouvoir avaler♦voorbeelden:de situatie niet meer aankunnen • être dépassé par les événementshij kan de wereld aan • il veut tout avaler¶ ervan op aankunnen • pouvoir compter sur qc.kan ik ervan op aan? • je peux y compter? -
6 afhouden
1 [zich zijdelings verwijderen] s'écarter (de)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [aftrekken, inhouden] retenir♦voorbeelden:¶ zijn handen niet van iets of iemand kunnen afhouden • ne pas pouvoir s'empêcher de toucher à qc. ou à qn.de ogen niet kunnen afhouden van • ne pas pouvoir détacher ses yeux deeen afhoudende reactie • une réaction évasive〈 figuurlijk〉 zich van iemand afhouden • se tenir à distance de qn.iemand van zijn werk afhouden • détourner qn. de son travailiemand (van de bal) afhouden • empêcher qn. de jouer le balloneen hond van zich afhouden • tenir un chien à distanceiemand van iets afhouden • dissuader qn. de faire qc. -
7 gezag
♦voorbeelden:het hoogste gezag over iets hebben • avoir la haute main sur qc.kerkelijk en wereldlijk gezag • pouvoir spirituel et pouvoir temporelvaderlijk gezag • autorité paternellehet gezag handhaven • faire respecter la loigezag hebben • faire autoritémen hecht veel gezag aan zijn uitspraken • ses paroles font autoritégezag uitoefenen • commandermet gezag optreden • faire acte d'autoritéiets op iemands gezag aannemen • croire qc. sur la foi de qn.een man van gezag op dit gebied • une autorité en cette matièreiemand aan zijn gezag onderwerpen • soumettre qn. à sa puissancehet openbaar gezag • les pouvoirs publics -
8 gezagsgetrouw
-
9 heerschappij
♦voorbeelden: -
10 iemand niet kunnen plaatsen
iemand niet kunnen plaatsen〈 niet herkennen〉 ne pas pouvoir se remettre qn.; 〈 niet kunnen inschatten〉 ne pas pouvoir situer qn. -
11 iets niet kunnen verkroppen
iets niet kunnen verkroppen〈 zijn gemoed luchten〉 ne pas pouvoir garder qc.; 〈m.b.t. aanvaarden〉 ne pas pouvoir avaler qc. -
12 kerkelijk en wereldlijk gezag
kerkelijk en wereldlijk gezag -
13 koopkrachtig
♦voorbeelden: -
14 terug
1 [achteruit] en arrière2 [naar het punt van vertrek; weerom] de retour3 [geleden] il y a4 [Algemeen Zuid-Nederlands][weer, opnieuw] de nouveau♦voorbeelden:terug jij! • en arrière!de reis terug • le voyage de retourik ben zo terug • je reviens dans une minutezodra ik terug ben • dès mon retourgeld terug moeten hebben • 〈 wisselgeld〉 avoir de la monnaie à recevoir (en retour); 〈 terugbetaling〉 avoir droit à un remboursementterug hebben van 25 gulden • pouvoir rendre la monnaie de 25 florinswij moeten morgen terug zijn • nous devons être de retour demainheen en terug • aller et retourterug in de tijd • en remontant le cours du tempsterug naar af • retour à la case départterug uit het buitenland • de retour de l'étrangerterug van weg geweest • de retour¶ daar heeft hij niet van terug • 〈 daar heeft hij geen antwoord op〉 cela lui cloue le bec; 〈 dat gaat boven zijn macht〉 cela dépasse ses possibilitésna zoveel jaar ken je haar niet meer terug • après tant d'années elle est méconnaissable -
15 trots
trots1〈de〉♦voorbeelden:ze is de trots van haar ouders • elle fait la fierté de ses parentsmet trots op zijn werk kunnen terugzien • pouvoir être fier de son travail————————trots22 [hoogmoedig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fier⇒ orgueilleux 〈v.: orgueilleuse〉 〈 bijwoord〉 d'un air hautain♦voorbeelden:ergens trots op (mogen) zijn • pouvoir être fier de qc.ergens te trots voor zijn • être trop fier pour faire qc. -
16 uitkrijgen
1 [erin slagen uit te trekken] parvenir à enlever2 [ten einde lezen] finir3 [erin slagen op te lossen] venir à bout (de)♦voorbeelden: -
17 vast
♦voorbeelden:vast kapitaal • capital fixeeen vaste prijs • un prix fixeeen vaste slaap • un sommeil profondvaste sterren • étoiles fixesop een vast uur • à heure fixezonder vaste woon- of verblijfplaats • sans domicile fixevast omlijnd • bien définide deur zit vast • la porte est coincéehij zit erg vast aan zijn geld • il est regardantdaar zit meer aan vast dan je denkt • c'est plus compliqué qu'on ne le pensevoor vast • pour de bonmet vaste hand • d'une main fermeeen vaste mening hebben over iets • avoir des idées bien arrêtées sur qc.het vaste voornemen hebben om … • avoir la ferme intention de …iets vast geloven • croire fermement qc.voor vast • pour sûrvast op iets aan kunnen • pouvoir compter fermement sur qc.ergens vast in geloven • prendre qc. pour article de foieen vaste massa • une masse compactevast wel • sûrementhij zal vast wel twee uur nodig hebben • il lui faudra sûrement deux heuresvast en zeker • sans aucun doutedat staat zo vast als een rots • c'est sûr et certainu heeft vast dorst • je parie que vous avez soifhier heb je vast een gulden • en attendant, voilà un florin -
18 verkroppen
♦voorbeelden:¶ iets niet kunnen verkroppen • 〈 zijn gemoed luchten〉 ne pas pouvoir garder qc.; 〈m.b.t. aanvaarden〉 ne pas pouvoir avaler qc. -
19 zien
1 [niet blind zijn] voir2 [kijken] regarder3 [er uitzien] avoir l'air (de)4 [+ op][uitzicht geven] donner (sur)♦voorbeelden:scheel zien • loucherslecht zien • avoir la vue faiblemet één oog zien • ne voir que d'un oeilhet ziet zwart van de mensen • c'est noir de mondezo te zien gaat het nog niet zo best • ça n'a pas l'air d'aller mieuxII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen] voir♦voorbeelden:ik zie hem liever gaan dan komen • moins je le vois, mieux je me porte〈 figuurlijk〉 iemand niet kunnen zien • ne pas pouvoir souffrir qn.iets laten zien • montrer qc.zich ergens laten zien • se montrerdat moet ik nog zien • c'est à voiriets wel eens willen zien • vouloir voir qc.ik zie die baan zitten • j'ai envie de ce jobik zie haar zitten • elle est bienik zie het niet zitten om dat te doen • ça ne me dit rien de faire çahet niet meer zien zitten • 〈 radeloos zijn〉 ne plus savoir à quoi s'en tenir; 〈 geen oplossing zien〉 ne plus savoir comment s'en sortirdan zul je eens wat zien • tu vas voirwe zullen zien • on verrawe zullen zien wat we gaan doen • nous verrons ce que nous feronsdat zie ik niet • 〈 daar ben ik het niet mee eens〉 je vois les choses autrement; 〈 dat begrijp ik niet〉 je (ne) vois pas〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand graag zien • aimer qn.zo zie je maar weer! • et voilà!tot ziens • au revoiriets voor zich zien • s'imaginer qc.ik zie het al voor me • je le vois déjàwaar ziet u me voor aan? • pour qui me prenez-vous?bij het zien van hem • à sa vuezie je, ziet u • vois-tu, voyez-vousmij niet gezien • à d'autresik zie mij al • je m'y vois déjàer vanaf zien • s'abstenir de qc.het voor gezien houden • tenir qc. pour vugraag zien dat … • aimer que …zie het maar klaar te spelen! • tâche donc d'y parvenir! -
20 abus
I.het de droitRechtsmissbrauch mII.het de pouvoirMissbrauch m der Amtsgewalt
См. также в других словарях:
pouvoir — 1. (pou voir), v. n. je peux ou je puis, tu peux, il peut, nous pouvons, vous pouvez, ils peuvent ; je pouvais ; je pus, nous pûmes, vous pûtes, ils purent ; je pourrai ; je pourrais ; point d impératif ; que je puisse, que nous puissions ;… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Pouvoir — (fr., spr. Puwoahr), Macht, Gewalt, Kraft … Pierer's Universal-Lexikon
Pouvoir — (franz., spr. puwŭār), Macht … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Pouvoir — (frz., spr. puwŏahr), Macht, Gewalt … Kleines Konversations-Lexikon
Pouvoir — (puwoar), franz., Macht, Kraft; Vollmacht … Herders Conversations-Lexikon
pouvoir — 1. pouvoir [ puvwar ] v. tr. <conjug. : 33; p. p. inv. pu> (REM. je puis est vieilli, sauf dans l interrogation directe où il est obligatoire : puis je ?) • 1440; poeir, pooir, povoir, en a. fr.; pod(e)ir 842; lat. pop. °potere, réfect. du… … Encyclopédie Universelle
Pouvoir — ALAIN (Émile Auguste Chartier, dit) Bio express : Philosophe et essayiste français (1868 1951) «La tentation d être un chef juste et humain est naturelle dans un homme instruit ; mais il faut savoir que le pouvoir change… … Dictionnaire des citations politiques
POUVOIR — s. m. Faculté de faire. En ce sens, il ne se dit qu au singulier. Je n ai ni le pouvoir ni la volonté de vous nuire. Je n en ai pas le pouvoir. Il est en pouvoir d obliger. Il n est pas au pouvoir de l esprit humain de concevoir de telles choses … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
pouvoir — I. Pouvoir faire quelque chose, Posse, Pollere, Valere. Pouvoir beaucoup envers aucun, Valere plurimum apud aliquem. Sera ce à toy de pouvoir dire, etc. An erit haec optio et potestas tua, vt dicas? etc. Cestuy la pourra dire, Dixerit ille. Aucun … Thresor de la langue françoyse
pouvoir — I. POUVOIR. v. n. On le conjugue ainsi au Present, Je puis, tu peux, il peut. Quelques uns disent encore à la premiere personne, Je peux. Avoir la faculté de.... estre en estat de.... Son regime est avec les Infinitifs des verbes. Pouvoir marcher … Dictionnaire de l'Académie française
Pouvoir — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sur les autres projets Wikimedia : « Pouvoir », sur le Wiktionnaire (dictionnaire universel) Sommaire 1 … Wikipédia en Français