-
1 plenty
-
2 genoeg
genoeg1〈 bijwoord〉2 [meer dan wenselijk/prettig] enough♦voorbeelden:jammer genoeg • regrettably, unfortunatelyoud en wijs genoeg zijn • be old and wise enoughhij is niet precies genoeg • he is not precise enoughmen kan niet voorzichtig genoeg zijn • one can't be too carefuldat kon niet genoeg benadrukt worden • that could not be stressed/emphasized (often) enoughvreemd genoeg • strangely enough, strange to say————————genoeg2〈 telwoord〉2 [meer dan wenselijk, prettig] enough♦voorbeelden:tijd genoeg hebben • have plenty of timeheb je genoeg gegeten? • have you had enough (to eat)?ik heb genoeg aan een gekookt ei • a boiled egg will do for mehij kan er niet genoeg van krijgen • he cannot get enough of itik weet genoeg • I've heard enoughdat zegt genoeg • that says enoughaan zichzelf genoeg hebben • be self-sufficient; 〈 met betrekking tot problemen〉 have enough problems of one's owngenoeg hierover! • enough said!er is genoeg voor allemaal • there is enough to go rounder is meer dan genoeg • there's enough and to spareer/ergens genoeg van hebben/krijgen • have/get enough of it/somethinger schoon genoeg van hebben/krijgen • have had it up to herezo is het wel genoeg • that will do -
3 zat
2 [moe, beu] fed up3 [verzadigd] full (up)♦voorbeelden:oud en der dagen zat • old and weary of life♦voorbeelden:1 zij hebben geld zat • they have plenty/oodles of moneytijd zat • time to spare/plenty of time -
4 overvloedig
adj. abundant, affluent, plentiful, plenteous, plenty, profuse, copious, opulent, exuberant, redundant, superabundant, superfluous, generous, bountiful, liberal, rich, ample, numerous, prolific, heavy--------adv. abundantly, plentifully, plenty, profusely, superfluously, exuberantly, generously -
5 kust
2 [strand] seaside♦voorbeelden:aan de kust verblijven/liggen • stay/be on the coast/by the seaeen huisje aan de kust • a cottage by the sealangs de kust varen • follow the coasthet schip liep op de kust/werd op de kust gezet • the ship ran ashore/was beachedvijftig kilometer uit de kust • fifty kilometres offshore/off the coasteilanden voor de kust • offshore islands¶ te kust en te keur • galore, in plentyze zijn er te kust en te keur • there are plenty of them -
6 overvloed
♦voorbeelden:al te grote/overdreven overvloed • overabundanceeen overvloed aan details • a wealth of detailmensen gezocht met geld en tijd in overvloed • people wanted with money and time to spareer zijn kandidaten in overvloed • there's no shortage of candidatesin overvloed voorkomen/groeien • aboundovervloed hebben van iets, iets in overvloed hebben • abound in/with something, have something in abundance¶ misschien ten overvloede herinneren wij u eraan dat … • we would like to remind you - perhaps unnecessarily - that …ten overvloede zij gemeld dat • needless to say -
7 ruim
ruim1〈 het〉1 [scheepvaart] hold————————ruim23 [open, onbelemmerd] free4 [veel kunnende bevatten; uitgebreid] large7 [niet bekrompen] broad♦voorbeelden:in de ruimste zin • in the broadest sensede wet ruim interpreteren • stretch/bend the lawruim van opvatting • broad-mindedII 〈 bijwoord〉1 (rather) more than ⇒ something/well over♦voorbeelden:ruim een uur • well over an hourdat is ruim voldoende • that is amply sufficient, that is plenty1 [met betrekking tot de wind] free♦voorbeelden: -
8 tijd genoeg hebben
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tijd genoeg hebben
-
9 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
10 ampel
adj. ample, plenty; detailed -
11 bij de vleet
adv. plenty of, lots of, heaps of, galore -
12 overvloed
n. opulence, abundance, superabundance, plenty, profusion, plenitude, affluence, overflow, overrun, overmeasure, overgrowth, overplus, loads, exuberance, exuberancy, flesh pot, wealth -
13 rijkelijk
adj. copious, bountiful, fertile--------adv. richly, copiously, plenty, abundantly, amply -
14 ruimschoots
adv. amply, abundantly, plenty, largely -
15 (veel) klandizie hebben/krijgen/trekken
(veel) klandizie hebben/krijgen/trekkenhave/attract (plenty of) customers/tradeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (veel) klandizie hebben/krijgen/trekken
-
16 coveren
1 [nieuwe versie maken; dekken] cover2 [journalistiek verslaan] cover3 [van een nieuw loopvlak voorzien] retread♦voorbeelden:1 dit nummer van de Stones is veel gecoverd • there have been plenty of cover versions of this Stones song -
17 dat is ruim voldoende
dat is ruim voldoendethat is amply sufficient, that is plentyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is ruim voldoende
-
18 de hoorn des overvloeds
de hoorn des overvloedsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de hoorn des overvloeds
-
19 dik in iets zitten
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dik in iets zitten
-
20 dik
dik1〈 het〉1 [bezinksel] grounds, dregs2 [dik gedeelte] thick♦voorbeelden:iemand door dik en dun volgen • support someone/stand by someone through thick and thin/fair and foul————————dik24 [opgezet, gezwollen] swollen♦voorbeelden:1 een dik boek • a thick/fat book10 cm dik • 10 cm thickde dikke darm • the large intestineze stonden tien rijen dik • they stood ten (rows) deepeen dikke streep/lijn • a thick/bold stroke/lineeen dikke trui • a thick jumperdik worden • thicken, set, congealdie jurk maakt dik • that dress makes you look fatdik worden • grow fatzij heeft aanleg om dik te worden • she puts on weight easilydik worden • swell (up)¶ dik doen • swank, swagger, boastzich dik maken (over iets) • get worked up (about something)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:een dikke voldoende • a (very) high markdik tevreden (zijn) • (be) well-satisfieddik verdiend • well-earnedhij is dik in de zeventig • he is well into his seventiesdik onder het stof • thick with dustdat komt dik voor elkaar/mekaar • that'll work out finehet er dik bovenop leggen • lay it on thickhet ligt er dik bovenop • it is quite obviousdat zit er dik in • I wouldn't be surpriseddik in iets zitten • have plenty of somethingdikke vrienden zijn • be great/close friendseen dikke mist • thick fog
См. также в других словарях:
plenty — is essentially a noun, and is used either by itself or with of + following noun (plural, or singular mass noun): We have plenty / You will find plenty of books / There is plenty of time. Use of plenty as an adjective without of is found in… … Modern English usage
Plenty — may refer to:*Plenty (play), a play by David Hare *Plenty (film), a 1985 film directed by Fred Schepisi *Plenty (magazine), an environmental culture magazine *Plenty O Toole, a Bond girl in the 1971 James Bond film Diamonds Are Forever *Plenty… … Wikipedia
Plenty — ist Ortsname von: Plenty (Victoria), Australien Plenty (Tasmanien), Australien Bay of Plenty, Neuseeland Plenty steht für: Plenty (Zeitschrift) Plenty ist: der englische Originaltitel des Films Eine demanzipierte Frau Siehe auch Plenty River … Deutsch Wikipedia
Plenty — Plen ty, n.; pl. {Plenties}, in Shak. [OE. plentee, plente, OF. plent[ e], fr. L. plenitas, fr. plenus full. See {Full}, a., and cf. {Complete}.] Full or adequate supply; enough and to spare; sufficiency; specifically, abundant productiveness of… … The Collaborative International Dictionary of English
plenty — [plen′tē] n. pl. plenties [ME plente < MFr plenté < L plenitas < plenus, FULL1] 1. prosperity; opulence 2. a plentiful or abundant supply; enough or more than enough 3. a large number; multitude [plenty of errors] adj … English World dictionary
Plenty — Plen ty, a. Plentiful; abundant. [Obs. or Colloq.] [1913 Webster] If reasons were as plenty as blackberries. Shak. (Folio ed.) [1913 Webster] Those countries where shrubs are plenty. Goldsmith. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Plenty — Plenty, Bai an der Ostküste der Neuseelandinsel Eaheinomauwe (Polynesien) … Pierer's Universal-Lexikon
plenty — index overage, plethora, prosperity, quantity, quorum, store (depository), sufficiency, surfeit … Law dictionary
plenty — (n.) early 13c., from O.Fr. plentet (12c., Mod.Fr. dial. plenté), from L. plenitatem (nom. plenitas) fullness, from plenus complete, full (see PLENARY (Cf. plenary)). The colloquial adverb meaning very much is first attested 1842 … Etymology dictionary
Plenty — Mélodrame de Fred Schepisi, d après la pièce de David Hare, avec Meryl Streep, Sam Neill, Charles Dance. Pays: États Unis Date de sortie: 1985 Technique: couleurs Durée: 1 h 50 Résumé Une Anglaise traverse les vicissitudes de l… … Dictionnaire mondial des Films
plenty — ► PRONOUN ▪ a large or sufficient amount or quantity. ► NOUN ▪ a situation in which food and other necessities are available in sufficiently large quantities. ► ADVERB informal ▪ fully; sufficiently. ORIGIN Old French plente, from Latin plenus… … English terms dictionary