-
21 coïncider
coïncider [ko.ẽsiedee]〈 werkwoord〉2 overeenstemmen ⇒ overeenkomen, gelijkluidend zijnv1) samenvallen2) overeenkomen, overeenstemmen -
22 concorder
concorder (avec) [kõkordee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:tous les efforts concordent • alle inspanningen gaan in dezelfde richtingv( avec) overeenstemmen (met), stroken (met) -
23 contredire
contredire [kõtrədier]1 tegenspreken ⇒ betwisten, bestrijden2 in strijd zijn met ⇒ strijdig zijn met, in tegenspraak zijn met1 elkaar, zichzelf tegenspreken1. v1) tegenspreken, bestrijden3) weerleggen [juridisch]2. se contredirev1) elkaar/zichzelf tegenspreken -
24 converger
converger [kõverzĵee]〈 werkwoord〉2 overeenstemmen ⇒ op hetzelfde uitkomen, samenvallen♦voorbeelden:v1) convergeren, (in één punt) samenkomen2) samenvallen, overeenstemmen -
25 recouper
recouper [rəkoepee] -
26 сойтись
bijeenkomen, samenkomen ; overeenkomen, overeenstemmen ; vrienden worden ; samenvallen, kloppen -
27 сходиться
bijeenkomen, samenkomen ; overeenkomen, overeenstemmen ; vrienden worden ; samenvallen, overeenkomen, kloppen -
28 согласоваться
vgener. overeenkomen, overeenstemmen -
29 сходиться во мнениях
vgener. overeenstemmenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > сходиться во мнениях
-
30 accept
v. ontvangen, overeenstemmen[ əksept, æk-]2 aanvaarden ⇒ tolereren, verdragen3 goedvinden ⇒ goedkeuren, erkennen♦voorbeelden:1 accepted bill • geaccepteerde wissel, acceptan accepted fact • een (algemeen) aanvaard feitthe machine does not accept foreign coins • het apparaat neemt geen vreemde munten aanaccept an invitation • op een uitnodiging ingaanbe accepted practice • algemeen gebruikelijk zijn -
31 accord
n. accoord, akkoord; overeenkomst; overeenstemming--------v. belonen; overeen laten stemmen; een accoord omhoog gaanaccord1[ əko:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 akkoord ⇒ schikking, overeenkomst, verdrag2 overeenstemming ⇒ eensgezindheid, harmonie♦voorbeelden:out of accord (with) • niet in overeenstemming (met)with one accord • unaniem————————accord2♦voorbeelden:1 verlenen ⇒ geven, schenken♦voorbeelden: -
32 agree with
het eens zijn metagree with〈voornamelijk ontkennend/vragend〉1 bevallen ⇒ gunstig beïnvloeden, bekomen♦voorbeelden:mussels do not agree with me • mosselen verdraag ik niet————————agree withkloppen met, overeenstemmen met, passen bij -
33 attune
v. afstemmen; aanpassen; overstemmend[ ətjoe:n]♦voorbeelden:language attuned to a child's world • taalgebruik afgestemd op de wereld van het kindmy ears are not attuned to modern jazz • mijn oren zijn niet gewend aan moderne jazz -
34 check
n. onderzoek; rem; ruit; cheque; verificatie, bevestiging; cheque, uitgeschreven bestelling van een partij die de bank gelast een specifiek bedrag aan een andere partij over te maken, betalingsopdracht; geldopdracht; rekening van restaurant--------v. onderzoeken, nagaan, verifiëren, controleren; remmen, stoppencheck1[ tsjek]2 proef ⇒ test, controle4 kaartje ⇒ reçu, bonnetje♦voorbeelden:1 keep a check on someone, 〈 Amerikaans-Engels〉have one's checks upon someone • iemand in de gaten/het oog houdenput a check on someone • iemand intomen1 ruit(je) ⇒ ruitpatroon, geruite stof2 schaak♦voorbeelden:1 keep in check • onder controle/in bedwang houdenwithout check • ongehinderd2 check! • schaak!————————check2♦voorbeelden:1 controleren ⇒ testen, toetsen♦voorbeelden:check over/through the proofs • de drukproeven na/doorkijken♦voorbeelden:check one's hunger • zijn honger stillen -
35 chime
n. klokkenspel; harmonie--------v. luiden, klingelen; invallen (met opmerking)chime1[ tsjajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ring the chimes • de klokken luiden————————chime21 luiden ⇒ klingelen, slaan2 in harmonie zijn ⇒ harmoniëren, overeenstemmen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (harmonisch) luiden ⇒ doen ken, bespelen♦voorbeelden: -
36 coincide
v. samenvallen met; tegelijkertijd[ kooinsajd] -
37 come to an agreement
-
38 parallel
adj. parallel; gelijklopend--------n. parallel, gelijkenis--------v. vergelijkenparallel1[ pærəlel] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:without (a) parallel • zonder weerga————————parallel2♦voorbeelden:parallel parking • fileparkerenparallel to/with • parallel/evenwijdig met; vergelijkbaar met————————parallel3〈werkwoord; Brits-Engels parallelled〉2 evenaren ⇒ overeenstemmen/corresponderen met♦voorbeelden: -
39 prepare
v. bereiden; voorbereiden; maken; klaar zijn om (overeenstemmen; vooral de actie); doen[ prippeə]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voorbereiden ⇒ gereedmaken; prepareren, be/instuderen; trainen♦voorbeelden: -
40 pyramid
n. piramide (meetkundig lichaam, waarvan basis en overige vlakken overeenstemmen; gebouw waar Egyptenaren hun dode koningen begroeven)--------v. piramide bouwen; duurder wordenpyramid1[ pirrəmid] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 piramide————————pyramid2II 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
Lehre — 1. An guter Lehr trägt keiner schwer. 2. Böse Lehr ist im bösen Menschen wie ein tropffen Oel im Kleid, sie lest sich nicht aussreiben. – Lehmam, 454, 19. 3. Dein lehr ist ohn gewicht, hastu dabey die Werke nicht. Lat.: Dogma tuum sordet, cum te… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon