-
21 line up
een rij vormen; in rij staanline up1 in de/een rij gaan staan♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 line up behind • pal staan achter, steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
22 sit
v. zitten; zich neerzetten; neerzetten; vinden; als voorbeeld dienen (bij modeltekenen); passen (kleren)1 zitten2 zijn ⇒ zich bevinden, liggen, staan7 zitting hebben/houden♦voorbeelden:sit through a meeting • een vergadering uitzittenthat idea doesn't sit well with me • dat idee zit me niet lekkersit about/around • lanterfantensit by • lijdelijk toekijkensit down • gaan zittensit down under • lijdelijk ondergaan, slikkensit in on • als toehoorder bijwonensit with • helpen verplegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ sit out sit out/ -
23 standing tall
fier staan (rechtop staan, trots rechtop staan) -
24 (be) under great stress
(be) under great stressonder (hoog)spanning (staan), onder (hoge) druk (staan) -
25 assert
v. verklaren; er op staan dat; beweren[ əsə:t]♦voorbeelden:assert oneself • op zijn recht staan, zich laten gelden -
26 astonish
-
27 attention
n. aandacht; attentie; legerhouding: ''opgelet''[ ətensjn]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 attention Mr J. Smith • ter attentie van dhr. J. Smithattract someone's attention • iemands aandacht trekkenthis plant needs a lot of attention • deze plant vergt veel zorgpay attention • oplettenfor the attention of • ter attentie vanI am all attention • ik ben één en al aandachtattention! • geef acht!be/stand at attention • in de houding staan -
28 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
29 balk
n. balk; belemmering; hindernis--------v. twijfelen; blijven staan; niet verder willen gaan; verijdeld worden[ bo:k, bo:lk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 weigeren ⇒ stokken, blijven steken/hangen♦voorbeelden:the horse balked at the fence • het paard weigerde de hindernisII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be balked in one's ambitions • geremd worden in zijn ambities -
30 be down
be down1 beneden/onderaan zijn ⇒ minder/verminderd/gezakt zijn 〈 letterlijk en figuurlijk〉2 uitgeteld zijn/liggen ⇒ 〈 figuurlijk〉 somber/neerslachtig zijn3 neer/ingeschreven zijn♦voorbeelden:Sue's hair was still down • Sues haar was nog niet opgestokenMary isn't down yet • Maria is nog niet beneden/opour takings are £10 down on yesterday • we hebben £10 minder gedraaid vandaagbe down for a school • ingeschreven staan als leerling van een schoolhe's down to his last pound • hij heeft nog maar één pond over -
31 be square with
be square witheffen/quitte zijn/staan met; op gelijke hoogte/voet staan met -
32 be up
be up2 op zijn ⇒ opstaan, wakker zijn3 op zijn ⇒ over/voorbij/om zijn6 aan de gang/hand zijn ⇒ gaande zijn♦voorbeelden:the river is up • de rivier staat hoogthe sun is up already • de zon is al ophis sleeves were up • hij had zijn mouwen opgestroopt〈 sport〉 be one up on someone • een punt voorstaan op iemand; 〈 figuurlijk〉 iemand een slag voor zijn〈 informeel〉 it's all up with him • het is met hem gedaan/afgelopen4 Mary/Mary's case is up (in court) this afternoon • Maria/Maria's zaak komt vanmiddag voorbe up for discussion • ter discussie staanbe up for election • verkiesbaar zijnmy son is up at Oxford • mijn zoon studeert in Oxfordwhat's up with you? • wat is er met jou aan de hand?7 who's up? • wie is er aan de beurt?〈 informeel〉 be up against it • in de puree/rats zittenbe well up in something • goed op de hoogte zijn van iets -
33 become
v. worden; waard zijn; goed staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passen ⇒ betamen, voegen♦voorbeelden:♦voorbeelden:the sky is becoming cloudy • de lucht betrekt -
34 bloom
n. bloem; bloei; gloed; poeder--------v. ontbloeien; glinsterenbloom1[ bloe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bloei(tijd) ⇒ kracht, hoogste ontwikkeling4 blos ⇒ gloed, ongereptheid♦voorbeelden:in the bloom of one's youth • in de kracht van zijn jeugd————————bloom2〈 werkwoord〉1 bloeien ⇒ in bloei zijn/staan3 floreren ⇒ gedijen, tieren5 zich ontwikkelen ⇒ (op)bloeien, uitgroeien♦voorbeelden: -
35 blossom
n. bloesem--------v. bloeienblossom11 bloesem ⇒ bloeisel, bloei♦voorbeelden:1 be in blossom • in bloesem/bloei staan————————blossom2〈 werkwoord〉2 zich ontwikkelen ⇒ opbloeien, zich ontpoppen♦voorbeelden:the athlete is blossoming out • de atleet is op weg naar de top/‘groeit’ -
36 bristle
n. stoppel(haar)--------v. recht overeind staan (van haren); nijdig worden; wemelen van-bristle1[ brisl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bristle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:bristle (up) with anger • opvliegen van woedethe dog bristled up • de hond zette zijn nekhaar overeindbristle with • wemelen/krioelen van -
37 burst
n. uitbarsting; uitbraak; serie schoten--------v. barsten; breken; uitbreken; brekenburst1[ bə:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 los/uitbarsting ⇒ ontploffing; demarrage2 barst ⇒ breuk, scheur♦voorbeelden:burst of flame • steekvlamburst of laughter • lachsalvo————————burst21 (door/los/uit)barsten/breken ⇒ uit elkaar spatten/springen/vliegen2 op barsten/breken/springen staan ⇒ barstensvol zitten♦voorbeelden:the bottle burst • de fles spatte uiteenthat boy'll eat till he bursts • dat joch eet zich te barstenthe storm burst • de storm brak losburst away • wegrennen, zich losrukkenburst forth/out • uitroepen, uitbarstenburst out crying • in huilen uitbarstenthe sun burst out • plotseling brak de zon doorburst into the bedroom • de slaapkamer komen binnenvallenburst into blossom • in bloei schietenburst into flames • in brand vliegenburst into sight/view • (plotseling) in zicht komenburst (out) into song • in gezang losbarstenburst into tears • in tranen uitbarstenburst out of one's clothes • uit zijn kleren barstenburst with joy • dolgelukkig zijn→ burst in burst in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door/open/verbreken ⇒ forceren, inslaan, intrappen♦voorbeelden:burst a blood-vessel • een aderbreuk hebben/krijgenburst a door (open) • een deur intrappen/rammenburst a tyre • een lekke band hebben -
38 business
adj. zakelijk,van bedrijf--------n. zaken, handel; bedrijf, zaak; werk; aangelegenheid; beweging en uitdrukking bij opvoering[ biznis]1 aangelegenheid ⇒ affaire, zaak, kwestie3 zaak ⇒ winkel, bedrijf♦voorbeelden:1 (ver)plicht(ing) ⇒ taak, verantwoordelijkheid, werk♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 my affairs are no business of yours/none of your business • mijn zaken gaan jou niets aango about one's business • met zijn gewone werk verder gaanhave no business to do something/doing something • ergens niet het recht toe hebbenknow one's business • zijn vak/zaken kennenI will make it my business to see that … • ik zal het op me nemen ervoor te zorgen dat …send someone about his business • iemand zeggen zich met zijn eigen zaken te bemoeien2 the business of today's meeting is … • voor de vergadering van vandaag staat op de agenda …♦voorbeelden:get down to business • ter zake komen, spijkers met koppen slaanmean business • het serieus menentalk business • over zaken sprekenhow's business today? • hoe staan de zaken vandaag?I'm in business for myself now • ik ben voor mezelf begonnengo into business • in de handel gaanon business • voor zaken -
39 case
n. geval; zaak; rechtszaak; toestand; reden; naamval (grammatica); krat, kist, doos; (in computers) metalen omhulsel waarin zich alle interne onderdelen van de computer bevinden--------v. inpakken (ook in een kist)case1[ kees]1 geval ⇒ kwestie, zaak; stand van zaken; voorbeeld, specimen; patiënt, ziektegeval; 〈 informeel〉 (excentriek) type4 〈 benaming voor〉 omhulsel 〈 voornamelijk met inhoud〉 ⇒ doos, kist, koffer; zak, tas(je); schede, koker; huls, mantel; sloop, overtrek; cassette, etui; omslag; band; uitstalkast, vitrine; kast 〈 van horloge, piano; voor boeken enz.〉; 〈 techniek, technologie〉 huis; trommel, bus; 〈 plantkunde〉 zaadhuisje/hulsel5 kozijn ⇒ raamwerk, deurlijst♦voorbeelden:case in point • goed voorbeeldhe's a real case • hij is echt geschift(just) in case • voor het geval datin case of • in geval van, voor het geval datin the case of • met betrekking totin any/no case • in elk/geen gevalit's (not) the case • het is (niet) waar/het gevalsuch being the case • in het licht daarvanin this/that case • in dit/dat gevalthree cases of measles • drie gevallen van mazelenas the case may be • afhankelijk van de situatie/omstandigheden2 have a strong case • er goed/sterk voor staanmake (out) one's case • aantonen dat men gelijk heeftput the case (that) • opperen/voorstellen (om te)the case for the defendant • het pleidooi ten gunste van de beklaagdehave no case • geen been hebben om op te staanleading case • precedentmy case is to be heard today • mijn zaak komt vandaag voor————————case2〈 werkwoord〉1 voorzien van een omhulsel/doos ⇒ insluiten, vatten -
40 cock
n. haan, kemphaan; makker; kraan, tap; lul (penis)--------v. overeind staan; spannen; scheef op zetten; een pistool trekkencock1[ kok] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:cock of the walk • dominant persoon————————cock2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ cock up cock up/
См. также в других словарях:
staan — obs. variant of stone n. and v … Useful english dictionary
Stään — Stein … Hunsrückisch-Hochdeutsch
stään granade vull — total besoffen … Hunsrückisch-Hochdeutsch
naamóí'staan — honey; synonyms (n) darling, dear, beloved, love, sweetheart, dearest, duck, baby, molasses, sugar, flame, (v) sweeten … Blackfoot - English thesaurus dictionary
Stern — Stään (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
Tonny van der Linden — Anthonie „Ton“ oder „Tonny“ van der Linden (* 29. November 1932 in Zuilen bei Utrecht) ist ein ehemaliger niederländischer Fußballspieler, der 1958 mit dem Utrechter Club DOS niederländischer Meister wurde und in 24 Spielen für die… … Deutsch Wikipedia
De Hoop, Stiens — De Hoop Origin Mill name De Hoop Mill location Mo … Wikipedia
Mixtec language — Mixtecan Spoken in Mexico; USA Region Oaxaca, Puebla, Guerrero; California Native speakers 550,000 (date missing) Language family … Wikipedia
Afrikaanse Hoër Seunskool — The Afrikaanse Hoër Seunskool (Afrikaans High School for Boys) also known as Affies, is a public high school for boys situated in the city of Pretoria, Gauteng, South Africa, opposite the world famous rugby stadium and home of the Blue Bulls,… … Wikipedia
Dialekte in Tirol — Die deutschen Dialekte in Tirol gehören zu den oberdeutschen Dialektgruppen Bairisch und Alemannisch. Einen großen Teil davon nimmt das Südbairische ein, das in Tirol den westlichen und mittleren Teil Nordtirols sowie Süd und Osttirol umfasst.… … Deutsch Wikipedia
Martina Horak-Werz — (* 19. August 1960 in Mannheim) ist Pfarrerin der evangelischen Kirche der Pfalz in Gommersheim, Kreis Südliche Weinstraße. Martina Horak wuchs in Ludwigshafen und Bad Dürkheim auf. Sie studierte Evangelische Theologie in Mainz und Heidelberg. Im … Deutsch Wikipedia