-
101 herstellen
1 [repareren; corrigeren] réparer2 [m.b.t. wat verstoord is] rétablir3 [weer in vorige toestand brengen] remettre (en état)♦voorbeelden:een jas herstellen • raccommoder un manteaude vrede herstellen • restaurer la paix3 iemand in zijn ambt herstellen • réinstaller qn. dans ses fonctionsalles werd in de oude staat hersteld • tout fut remis dans le même état qu'auparavant¶ de Heer Blaak, herstel: Braak • monsieur Blaak, pardon: Braak1 [weer gezond worden] se remettre♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich herstellen〉1 [m.b.t. zaken] se rétablir2 [m.b.t. personen] se ressaisir♦voorbeelden: -
102 hijsen
1 hisser♦voorbeelden:iemand in een jas hijsen • ±aider qn. à enfiler son manteauzich met moeite uit z'n bed hijsen • s'extirper de son litdat hijs je niet • tu n'y arriveras pas1 [(veel) drinken] lever le coude♦voorbeelden:stevig hijsen • picoler sec -
103 hoesten
1 [de hoest hebben] tousserII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bij een hoestaanval opgeven] cracher♦voorbeelden: -
104 houden
1 [algemeen] garder2 [vasthouden; niet laten vallen] tenir3 [geven] donner4 [tot stand brengen] faire5 [beheren] exploiter6 [+ voor][achten] prendre (pour)♦voorbeelden:de blik op iets gericht houden • fixer qc.zijn kleur houden • garder sa couleurzijn waarde houden • garder sa valeurdie melk kun je niet zo lang goed houden • ce lait ne se conserve pas longtempsje mag het houden • tu peux le garderlaten we het daar maar op houden, daarbij houden • restons-en làiemand eronder houden • tenir la bride haute à qn.het bij frisdrank houden • s'en tenir aux boissons non alcooliséeswe houden het op de 15e • d'accord pour le 15!iets voor zichzelf houden • garder qc. pour soi〈 figuurlijk〉 iets vóór zich houden • garder qc. pour soiiets erop na houden • avoir qc.(personen of zaken) niet (goed) uit elkaar kunnen houden • confondre (des gens ou des choses)twee zaken uit elkaar houden • faire la différence entre deux choses→ link=bruiloft bruiloft2 houd de dief! • au voleur!kun je mij wel houden? • tu me tiens?iemand bij de hand houden • tenir qn. par la mainmen houdt hem voor een expert • on le tient pour un expertik houd het voor bewezen • je considère cela comme un fait acquis1 [+ van][liefhebben] aimer2 [niet loslaten] tenir (bien)3 [het niet begeven] être solide♦voorbeelden:wij houden van elkaar • nous nous aimonsniet van dansen houden • ne pas aimer danserIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan][niet afwijken van] s'en tenir (à)3 [schijn aannemen] faire semblant d'être♦voorbeelden:hij kon zich niet langer goed houden • 〈 verdriet〉 il ne pouvait s'empêcher de pleurer; 〈 plezier〉 il ne pouvait s'empêcher de rirehoud je goed, taai! • tiens bon! -
105 hozen
1 [(water) uit een vaartuig scheppen] écoperII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [stortregenen] pleuvoir à seaux -
106 indringen
1 [binnendringen] entrer (dans)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [indrijven] pousser (dans)♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich indringen〉1 [zich opdringen] s'imposer (à)♦voorbeelden:1 zich bij iemand indringen • s'imposer auprès de qn. -
107 inlaten
1 [binnenlaten] faire entrer2 [verzinken] noyer (un clou etc.)II 〈wederkerend werkwoord; zich inlaten〉♦voorbeelden:zich met een gevaarlijke zaak inlaten • s'aventurer dans une affaire dangereuse -
108 inlopen
1 [lopend, varend ingaan] entrer♦voorbeelden:1 bij iemand inlopen • passer voir qn.¶ er iemand laten inlopen • attraper qn.II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:nieuwe schoenen inlopen • porter des chaussures neuves plusieurs jours pour s'y habitueru moet die schoenen eerst inlopen • les chaussures doivent se faire à votre piedIII 〈wederkerend werkwoord; zich inlopen〉1 [sport en spel] s'échauffer -
109 insteken
1 [ergens in steken] introduire (dans)♦voorbeelden:de auto een parkeerplaats insteken • faire un créneaude stekker insteken • brancher la prise→ link=neus neus1 [een arm geven] donner le bras2 [m.b.t. breien] piquer dans la maille précédente -
110 keren
1 [algemeen] tourner2 [teruggaan] retourner♦voorbeelden:〈 leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!het keren van het tij • le changement de la marée→ link=half halfII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [toewenden] tourner3 [afwenden] parer♦voorbeelden:grond keren • retourner la terre2 de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bienhet water keren • endiguer l'eauIII 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉1 [zich omdraaien] se tourner2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)♦voorbeelden: -
111 lopen
2 [rennen; blootgesteld worden aan] courir3 [zich verplaatsen; voortbewogen worden] aller4 [stromen] couler5 [in werking zijn] marcher7 [zich uitstrekken] s'étendre9 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train (de faire qc.) 〈 in verleden tijd te vertalen door imparfait〉♦voorbeelden:over zich laten lopen • tout supporter sans rechigner〈 figuurlijk〉 ergens tegenaan lopen • tomber sur qc.achter iemand aan lopen • suivre qn.; 〈 figuurlijk〉 courir après qn.het is te ver om te lopen • c'est trop loin pour y aller à piedhet lopen • la marche à piedde atleten liepen zich warm • les athlètes couraient pour s'échaufferhet op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhij liep wat hij kon • il courait à perdre haleinelopen! • courez!het boek loopt goed • le livre se vend très bienlos lopen • être en libertéhij loopt voor elk wissewasje naar de dokter • il va chez le médecin pour le moindre boboeen rilling liep over haar rug • un frisson courut le long de son dosalles laten lopen • être incontinenthet bloed loopt uit de wond • le sang coule de la blessureeen motor die slechts loopt op loodvrije benzine • un moteur qui ne consomme que de l'essence sans plombde meningen lopen hierover uiteen • à ce propos, les avis sont partagésdeze weg loopt naar Haarlem • cette route conduit à Haarlemdeze registers lopen over een lange periode • ces registres s'étendent sur une longue périodehet gebergte loopt van het oosten naar het westen • la chaîne de montagnes s'étend d'est en ouestde zaak loopt fout • ça va mal finiralles loopt gesmeerd • tout marche comme sur des rouletteshet moet al heel raar lopen als … • il est peu probable que … 〈+ aanvoegende wijs〉ze liepen uren te wandelen • ils se promenaient des heures entièresdeze schoenen lopen gemakkelijk • ces souliers sont très confortableshet loopt wel los • cela finira par s'arrangerdat is te gek om los te lopen • il y a de l'abusin de duizenden lopen • se chiffrer par millierstegen de zestig lopen • aller sur ses soixante ansII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [deelnemen aan] suivre♦voorbeelden:1 [naderen] approcher (de)♦voorbeelden: -
112 manifesteren
1 [openbaren; betoging houden] manifesterII 〈wederkerend werkwoord; zich manifesteren〉1 [zich openbaren] se manifester -
113 meten
1 [lengte, oppervlakte, inhoud bepalen; afpassen] mesurer♦voorbeelden:iets meten naar • mesurer qc. surop het gezicht meten • mesurer à vue de nez1 [de genoemde afmeting hebben] mesurer♦voorbeelden:1 hij meet 1.070 m • il mesure 1, 70 mIII 〈wederkerend werkwoord; zich meten〉1 [+ met][wedijveren] se mesurer (avec, à) -
114 ontladen
1 [algemeen] déchargerII 〈wederkerend werkwoord; zich ontladen〉 -
115 opdringen
1 [naar voren dringen] s'avancer♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opleggen] imposer (qc. à qn.)♦voorbeelden:1 eten opdringen • insister pour qu'on mange (qc.)III 〈wederkerend werkwoord; zich opdringen〉1 [m.b.t. personen, gedachten] s'imposer (à qn.)♦voorbeelden: -
116 ophouden
1 [eindigen] arrêter♦voorbeelden:ophouden met roken • arrêter de fumerzonder ophouden • sans cesseniet van ophouden weten • ne pas savoir s'arrêterhou op! • arrête!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] tendre2 [verdedigen] garder3 [tegenhouden] retenir4 [beletten verder te gaan] retarder5 [op het hoofd houden] garder♦voorbeelden:zijn stand ophouden • garder son rangiemand niet langer ophouden • ne pas retarder plus longtemps qn.ik werd opgehouden • j'ai été retenu→ link=schijn schijnIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉1 [verblijven] séjourner2 [+ met][zich bezighouden met] s'occuper (de)♦voorbeelden:2 met hem houd ik mij niet op • lui, je ne le fréquente pas -
117 opknappen
1 [beter worden] se remettreII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [reinigen] retaper2 [verrichten] régler3 [gevangenisstraf uitzitten] purger une peine de prison (de)♦voorbeelden:¶ iemand opknappen met een rotklusje • refiler un sale boulot à qn.III 〈wederkerend werkwoord; zich opknappen〉1 [zich opfrissen] faire un brin de toilette -
118 oplossen
1 [in een vloeistof opgaan] se dissoudre2 [verdwijnen] disparaître♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [het gevraagde uit de gegevens afleiden; tot een bevredigend einde brengen] résoudre 〈 ook muziek〉2 [schikken, regelen] régler3 [scheikunde, natuurkunde][laten reageren] (faire) dissoudre♦voorbeelden:een wiskundig vraagstuk oplossen • résoudre un problème mathématiquedat probleem lost zich vanzelf op • ce problème se résout tout seul2 dat lost niets op! • ce n'est pas une solution!III 〈wederkerend werkwoord; zich oplossen〉1 [zich opsplitsen] se dissoudre2 [m.b.t. samenscholing] se disperser -
119 opwarmen
1 [opnieuw warm maken] réchauffer2 [figuurlijk][oprakelen] réveiller1 [op temperatuur komen] chaufferIII 〈wederkerend werkwoord; zich opwarmen〉1 [sport en spel] s'échauffer -
120 overgeven
1 [aan iemand anders geven; toevertrouwen] remettre♦voorbeelden:zich overgeven in Gods handen • s'en remettre à DieuII 〈wederkerend werkwoord; zich overgeven〉1 [capituleren] se rendre2 [+ aan][zich wijden aan] se livrer (à)3 [+ aan][verslaafd raken aan] s'adonner (à)♦voorbeelden:zich aan zijn wanhoop overgeven • se livrer au désespoir1 [braken] vomir
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский
onovergankelijk+werkwoord
Страницы