-
81 turn back the sheets
turn back the sheetsde lakens omslaan/open slaan -
82 turn down the sheets
de lakens omslaan/openslaan -
83 turn in
zich richten tot; gaan slapen; overdragen; een misdadiger overdragen in handen van de politieturn in♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar binnen vouwen ⇒ naar binnen omslaan/draaien♦voorbeelden:3 please, turn in your sheet sleeping bag when you leave • lever a.u.b. uw lakenzak in wanneer u weggaat -
84 turn the page
-
85 turn up
te voorschijn komen, (voor de dag) komen, (komen) opdagen, verschijnen, zich vertonen, zich opdoen, zich voordoen (gelegenheid, betrekking); opdraaien (lamo); keren (kaart), opzetten (kraag)turn up4 naar boven gedraaid/gebogen zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vinden3 naar boven draaien/keren ⇒ opzetten 〈 kraag〉; omslaan 〈 mouw, pijp〉; omhoogslaan, om(hoog)vouwen; opslaan 〈 ogen〉♦voorbeelden:turn it up! • stop er mee! -
86 upset
adj. van streek--------n. omverwerpen; ruzie; verstoring--------v. omverwerpen; in de war sturen; van streek makenupset1[ upset] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 omverwerping ⇒ verstoring, totale ommekeer2 ontsteltenis ⇒ (bron van) ellende, (emotionele) schok4 〈 sport〉verrassende nederlaag/wending♦voorbeelden:————————upset2[ upset]♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 van streek ⇒ overstuur, geërgerd————————upset3[ upset]1 omkantelen ⇒ omslaan, omvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omstoten ⇒ omverwerpen, omgooien3 in de war sturen ⇒ verstoren, van zijn stuk brengen♦voorbeelden:3 a very upsetting experience • een heel nare/onplezierige ervaringit upset me greatly • ik ben er erg van geschrokken -
87 wrap
n. hulsel; omslagdoek, sjaal; plaid, deken--------v. inpakken; verpakken; rondom vastbinden; toedekken; omhullen; in elkaar kruipen; toedekken; verstoppen; ontdoekenwrap1[ ræp] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉1 omslag(doek) ⇒ omgeslagen kledingstuk, sjaal, stola♦voorbeelden:under wraps • geheim————————wrap2〈 wrapped〉1 zich wikkelen/winden→ wrap up wrap up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in/verpakken2 wikkelen ⇒ omslaan, vouwen3 (om/ver)hullen ⇒ bedekken♦voorbeelden:John wrapped a cloth (a)round his head • John wikkelde een doek om zijn hoofd→ wrap up wrap up/ -
88 turn the pages
te bladzijden omslaan -
89 turning pages
het omslaan van pagina's -
90 veer off
van richting veranderen; omslaan -
91 baisser
baisser [beesee]1 dalen ⇒ zakken, verminderen, afnemen♦voorbeelden:les jours baissent • de dagen worden korterla mer baisse • het wordt eble vin a baissé • de wijn is goedkoper gewordenbaisser de 10% • dalen met 10%II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerlaten ⇒ naar beneden laten, laten zakken♦voorbeelden:baisser la tête • het hoofd buigenbaisser la vitre • het raampje naar beneden draaienbaisser les yeux • de ogen neerslaanfaire baisser les yeux à qn. • iemand beschaamd doen staan→ ton♦voorbeelden:1. v1) dalen, verminderen2) laten zakken3) verlagen4) zachter afstellen [radio]2. se baisserv -
92 chavirer
chavirer [sĵaavieree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen kantelen ⇒ omgooien, omkerenv1) (om)draaien2) kapseizen [schip]4) omgooien, omkeren -
93 épaule
épaule [eepool]〈v.〉1 schouder♦voorbeelden:donner un coup d'épaule à qn., prêter l'épaule à qn. • iemand een handje helpenhausser, lever les épaules • zijn schouders ophalenployer, courber les épaules • zich gewonnen geven, door de knieën gaanavoir la tête enfoncée dans les épaules • een korte nek hebben→ têtef1) schouder2) schouderstuk [dier] -
94 gant
gant [gã]〈m.〉♦voorbeelden:gants d'ouvrier, gants de protection • werkhandschoenengants de peau • leren handschoenengant de toilette • washandje〈 figuurlijk〉 ramasser, relever le gant • de handschoen opnemen, de uitdaging aannemen→ mainm -
95 gâter
gâter [gaatee]1 bederven ⇒ verknoeien, laten verrotten, ontsieren♦voorbeelden:1 elle est jolie et très riche, ce qui ne gâte rien! • ze is knap en schatrijk, wat ook nooit weg is!ils ne sont pas gâtés! • ze hebben ook niet veel geluk!1 bederven ⇒ verrotten, niet goed blijven♦voorbeelden:v1) bederven, verknoeien2) verwennen -
96 page
page [paazĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉1 bladzijde ⇒ pagina, kantje♦voorbeelden:page de garde • schutbladpages jaunes •〈 goudengidsgedeelte〉en première page • op de voorpaginatourner une page • een bladzijde omslaan; 〈 figuurlijk〉op iets anders overgaan, het verleden laten rusten1. m1) edelknaap2) nest [bed]2. fbladzijde, pagina -
97 baisser le col de sa chemise
baisser le col de sa chemiseDictionnaire français-néerlandais > baisser le col de sa chemise
-
98 basculement
-
99 capoter
capoter [kaapottee]〈 werkwoord〉 -
100 culbuter
culbuter [kuulbuutee]1 omslaan ⇒ kapseizen, buitelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omvergooien ⇒ omverwerpen, ten val brengen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Wetter — 1. Alle bösen Wetter klaren auff gegen den Abend. – Petri, II, 4. 2. Auf gut Wetter vertrau, beginnt der Tag nebelgrau. 3. Auf heiss (schwül) Wetter folgt gern der Donner. – Petri, II, 25. 4. Auf trübe Wetter folgt heiterer Himmel. – Chaos, 179.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon