-
101 senatorial
adj. van senaat, van senator[ sennəto:riəl]♦voorbeelden: -
102 shoot
n. schoot, scheut; schietwedstrijd; jachtpartij; schietpartij; fotosessie; de hele zooi--------v. schieten; jagen; laten uitschieten; filmen; laten vallen op; uitzenden; zenden; snel voorbijgaanshoot1[ sjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (jonge) spruit ⇒ loot, scheut————————shoot27 plaatjes schieten ⇒ foto's nemen, filmen♦voorbeelden:2 shoot at/for • schieten op; 〈in het bijzonder Amerikaans-Engels; informeel, ook figuurlijk〉 (zich) richten op¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot ! • zeg op!, zeg het maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ schuiven 〈 grendel〉; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 spuiten 〈 drugs〉♦voorbeelden: -
103 silk
adj. zijden, van zijde, van zijde gemaakt--------n. zij; zijden doek; zijdedraad; advocaat van de koningsilk1[ silk] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈Brits-Engels; informeel〉King's/Queen's Counsel 〈 raadgever van de Kroon, die zijden toga mag dragen〉♦voorbeelden:¶ 〈 Brits-Engels〉 take silk • zijde mogen dragen 〈als King's/Queen's Counsel〉; King's/Queen's Counsel worden————————silk2 -
104 smoke-free area/zone
smoke-free area/zonerookvrije ruimte/zone 〈 waar niet gerookt mag worden〉 -
105 smoke-free
-
106 strike me dead!
strike me dead!ik mag doodvallen (als het niet zo is)! -
107 stuff
n. materiaal, dingen, voorwerpen (onbepaald), weefsel, onzin--------v. (op)vullen, volproppenstuff1[ stuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 materiaal ⇒ (grond)stof, elementen2 kern ⇒ (het) wezen(lijke), essentie3 spul ⇒ goed(je), waar♦voorbeelden:1 we must first know what stuff she's made off • we moeten eerst weten uit welk hout zij gesneden isshe has the stuff of an actrice in her • er zit een actrice in haarbe of the stuff that • van het soort/slag zijn datsweet stuff • zoetigheiddo you call this stuff coffee? • noem jij dit goedje koffie?4 throw that stuff away! • gooi die rommel/vuiligheid weg!¶ stuff and nonsense! • kletskoek, kklare onzin!know one's stuff • zijn vak verstaan〈 informeel〉 that's the stuff! • (dat is) je ware!, zo mag ik 't horen————————stuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)vullen ⇒ volproppen/stoppen2 (dicht/vol)stoppen ⇒ toeproppen3 proppen ⇒ stoppen, steken, duwen4 opzetten♦voorbeelden:stuff someone • iemand volproppenstuff full • volproppenmy mind is stuffed with facts • mijn hersenpan zit vol (met) feitenstuff (up) a hole • een gat stoppenstuffed nose • verstopte neusmy nose is completely stuffed up • mijn neus is helemaal verstopt3 stuff something in(to) • iets proppen/stoppen/duwen/steken instuffed turkey • gefarceerde kalkoen -
108 taboo
-
109 tabu
adj. mag niet genoemd worden, taboe--------n. taboe, ban, verbod--------v. in de ban doen, verbieden→ taboo taboo/ -
110 talk
n. gesprek; lezing--------v. spreken, praten; zich uitdrukkentalk1[ to:k]2 gesprek♦voorbeelden:1 gepraat♦voorbeelden:4 there is talk of • er is sprake van (dat), het gerucht gaat dat→ tall tall/————————talk2♦voorbeelden:do the talking • het woord voerentalk away for hours • urenlang pratentalk round something • ergens omheen draaien/praten2 people will talk • er zal geroddeld worden, er wordt nu eenmaal geroddeld→ talk about talk about/, talk at talk at/, talk back talk back/, talk down talk down/, talk of talk of/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreken (over) ⇒ discussiëren over, bespreken♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 talk someone's head/ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 ear off • iemand de oren van het hoofd pratentalk one's way out of something • zich ergens uitpratentalk oneself hoarse • praten tot men hees is¶ talk someone round (to something) • iemand ompraten/overhalen (tot iets)talk someone into (doing) something • iemand overhalen iets te doentalk oneself into a job • door overredingskracht een baan krijgentalk someone out of (doing) something • iemand iets uit het hoofd praten -
111 that's the stuff!
that's the stuff!(dat is) je ware!, zo mag ik 't horen -
112 the notice says ‘no smoking’
the notice says ‘no smoking’ -
113 though
adv. hoewel--------conj. ondanksthough11 niettemin ⇒ desondanks, toch wel♦voorbeelden:————————1 (al)hoewel ⇒ niettegenstaande dat, ondanks (het feit) dat, ofschoon♦voorbeelden:〈 elliptisch〉 though only six, he is a bright lad • hoewel hij nog maar zes jaar is, is hij een slim jongetjebad though it may be, it's not a catastrophe • hoe erg het ook mag zijn, het is geen catastrofe -
114 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
115 trust
n. zekerheid, vertrouwen; deposito; trouw; monopool--------v. vertrouwen op; hopentrust1[ trust]2 aan iemands hoede toevertrouwd vermogen/persoon ⇒ 〈 in het bijzonder juridisch〉 vermogen onder beheer van trustee♦voorbeelden:¶ fulfill one's trust • zijn opdracht/plicht vervullen♦voorbeelden:5 hold property in/under trust • eigendom in bewaring/onder trust hebben————————trust2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertrouwen op ⇒ aannemen, hopen♦voorbeelden:1 do not trust him to do it! • reken er maar niet op dat hij dat doet!I trust everything is all right with him • ik hoop maar dat alles met hem in orde is -
116 unspeakable
adj. mag niet over gesproken worden[ unspie:kəbl] 〈 unspeakably〉1 onuitsprekelijk ⇒ onuitspreekbaar, onbeschrijf(e)lijk -
117 what can I do for you?
what can I do for you?wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn? -
118 what's your poison?
what's your poison?wat mag het zijn? 〈 alcoholisch drankje〉 -
119 whom
pron. wie; wie? aan wie? over wie? met wie?[ hoe:m] 〈 voornamelijk formeel〉1 → whomever whomever/II 〈 vragend voornaamwoord〉♦voorbeelden:he wondered whom John had invited • hij vroeg zich af wie John had uitgenodigd1 die ⇒ wie, wien♦voorbeelden:a plague for whom he likes • een plaag voor degene die hij mag -
120 will you give me a piggyback?
will you give me a piggyback?mag ik even op je rug?
См. также в других словарях:
Mag TV Na — MAG TV Na! Format Magazine show Created by ABS CBN Regional Network Group Country of origin Philipp … Wikipedia
mag — MAG, magi, s.m. Preot la unele popoare orientale din antichitate; p.ext. învăţat; filozof; astrolog; vrăjitor. ♦ (În religia creştină) Fiecare dintre cei trei regi veniţi din Orient să se închine lui Isus la naşterea sa. ♦ fig. Sol, vestitor. –… … Dicționar Român
MAG-7 — гражданский вариант MAG 7M1, с длинным стволом и фиксированным прикладом рисунок ружья MAG 7 с извлеченным магазином Тип: ручная перезарядка скользящим цевьем (помповое) Калибр: 12 (длина патронника 60мм) Длина: 550 мм Длина ствола: 320 мм Вес: 4 … Энциклопедия стрелкового оружия
MAG — steht für: Flughafen Madang in Papua Neuguinea Magnetometer, Messinstrument an Bord von Raumsonden Membranausdehnungsgefäß in technischen Systemen Metall Aktiv Gas beim Schweißen Mitarbeitergespräch, das Gespräch zwischen Führungskraft und… … Deutsch Wikipedia
Mag — steht für: Flughafen Madang in Papua Neuguinea Magnetometer, Messinstrument an Bord von Raumsonden Membranausdehnungsgefäß in technischen Systemen Metall Aktiv Gas beim Schweißen Monitor Aksiegroep, Partei in Namibia FN MAG (Mitrailleuse d´Appui… … Deutsch Wikipedia
Mag. — steht für: Flughafen Madang in Papua Neuguinea Magnetometer, Messinstrument an Bord von Raumsonden Membranausdehnungsgefäß in technischen Systemen Metall Aktiv Gas beim Schweißen Monitor Aksiegroep, Partei in Namibia FN MAG (Mitrailleuse d´Appui… … Deutsch Wikipedia
MAG — MAG: Massive Action Game Разработчик Zipper Interactive Издатель … Википедия
mag- Ⅰ — *mag germ., Präterito Präsens: nhd. er kann, er vermag; ne. may; Rekontruktionsbasis: got., an., ae., afries., anfrk., as., ahd.; Hinweis: s. *mugan; Etymologie … Germanisches Wörterbuch
Mag!!! — Publisher Greenwood Entertainment Designer … Deutsch Wikipedia
mag — [mæg] informal noun [countable] a magazine * * * mag UK US /mæɡ/ noun [C] INFORMAL MARKETING ► a magazine: »He writes a column in a trade mag. »She reads glossy mags … Financial and business terms
mag. — mag. mag. (fork. for magister, fx mag.art., og fork. for magisterii, fx cand.mag.) … Dansk ordbog