-
1 liste
liste [liest]〈v.〉♦voorbeelden:liste de mariage • verlanglijst van bruidegom en bruidla liste de ses mérites est longue • hij heeft veel verdienstenliste des mets • menuen tête de liste • bovenaan op de lijstliste civile • civiele lijst, inkomen van een staatshoofdliste noire • zwarte lijst→ scrutinf1) lijst, staat2) bles [paard] -
2 liste civile
liste civileciviele lijst, inkomen van een staatshoofd -
3 liste d'attente
liste d'attente -
4 liste de mariage
liste de mariage -
5 liste des mets
liste des mets -
6 liste noire
-
7 liste électorale
liste électorale -
8 donner lecture d'une liste
donner lecture d'une listeDictionnaire français-néerlandais > donner lecture d'une liste
-
9 en tête de liste
en tête de liste -
10 il se place en tête de liste
il se place en tête de listeDictionnaire français-néerlandais > il se place en tête de liste
-
11 la liste de ses mérites est longue
la liste de ses mérites est longueDictionnaire français-néerlandais > la liste de ses mérites est longue
-
12 scrutin de liste
scrutin de liste -
13 tête de liste
tête de listebovenste naam op een, de lijst; 〈 ook〉 lijstaanvoerder -
14 écarter qn. de la liste
écarter qn. de la liste -
15 écarter
écarter [eekaartee]1 (uit)spreiden ⇒ uit elkaar schuiven, uit elkaar drijven♦voorbeelden:écarter les mouches • de vliegen wegslaanécarter une réclamation • een klacht afwijzenécarter qn. de la liste • iemand van de lijst afvoerenécarter un coup • een slag afweren, pareren♦voorbeelden:s'écarter de quelques pas • enkele stappen opzij gaanécarter de son sujet • van zijn onderwerp afdwalens'écarter de la verticale • scheef staan1. v1) uitspreiden, uiteendoen2) verwijderen3) doen afwijken [van richting]4) terugleggen [kaarten]5) wegsturen2. s'écarterv1) uiteengaan, opengaan -
16 électoral
électoral [eelektorraal],électoraux [eelektorroo]1 kies- ⇒ verkiezings-, stem-, kiezers-♦voorbeelden:liste électorale • kiezerslijstloi électorale • kieswetadjkies-, verkiezings- -
17 lecture
lecture [lektuur]〈v.〉1 (het) lezen ⇒ (het) voor-, aflezen♦voorbeelden:lecture labiale • (het) liplezendonner lecture d'une liste • een lijst oplezenfaire la lecture à qn. • iemand voorlezenprendre lecture d'un contrat • kennis nemen van de inhoud van een contractf1) (het) lezen, voorlezen2) lectuur, leesstof3) interpretatie, ontcijfering4) (het) inlezen [computer] -
18 placer
placer [plaasee]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, situeren2 plaatsen ⇒ een plaats geven, naar zijn plaats brengen5 verkopen ⇒ afzetten, verhandelen♦voorbeelden:placer ses espérances en qn. • zijn hoop op iemand vestigenje place cet auteur parmi les plus grands • ik reken deze schrijver tot de allergrootsten♦voorbeelden:se placer parmi les premiers • bij de eersten horen1. v1) plaatsen4) verkopen, afzetten2. se placerv1) plaats nemen4) werk vinden -
19 scrutin
scrutin [skruutẽ]〈m.〉♦voorbeelden:scrutin de liste • (het) stemmen op een lijstrésultat du scrutin • stembusuitslagscrutin majoritaire • verkiezing bij meerderheid van stemmenvoter au scrutin secret • geheim stemmendépouiller le scrutin • de stemmen tellen→ tourm2) stembus -
20 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant
См. также в других словарях:
listé — listé … Dictionnaire des rimes
Liste — (von italienisch lista „Leiste, Papierstreifen“) bezeichnet eine Sammlung von Daten/Informationen über – thematisch meist zusammengehörende – Begriffe und deren Darstellung in einer einheitlichen, sich ständig wiederholenden Form, beispielsweise… … Deutsch Wikipedia
liste — LISTE. s. f. (l S se prononce.) Catalogue de plusieurs noms. Il ne se dit guere que des personnes. Liste des Conseillers d Estat, des Conseillers du Parlement. il faut que j aye une liste de mes Juges pour les aller solliciter. celuy là n est pas … Dictionnaire de l'Académie française
Liste — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • Tabelle Bsp.: • Er setzte seinen Namen auf die Liste. • Wir hatten eine Liste mit sechs Hotels mittlerer Preislage in Manhattan und wir blieben in jedem eine Nacht. • Wo ist meine Einkaufsliste? … Deutsch Wörterbuch
Liste — Sf std. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus it. lista, zunächst in der italienischen Form mit a. Das italienische Wort stammt seinerseits aus ahd. līsta Leiste und bedeutet eigentlich streifenförmig, leistenförmig geschriebene Aufzählung .… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Liste — »Verzeichnis«: Das seit dem Ende des 16. Jh.s bezeugte Substantiv beruht auf einer Entlehnung aus it. lista (= mlat. lista) »Leiste; ‹Papier›streifen, Verzeichnis«, das selbst germ. Ursprungs ist und aus dem unter ↑ Leiste behandelten Wort (mhd.… … Das Herkunftswörterbuch
liste — Liste, Eglise, ou chapelle entourée d une liste, ou ceincture de dueil, Vittatum templum, Ambitus monumenti vittatus, Vitta lugubris … Thresor de la langue françoyse
Liste — (v. fr.), Verzeichniß … Pierer's Universal-Lexikon
Liste — ↑Tabelle … Das große Fremdwörterbuch
liste — 1. liste [ list ] n. f. • 1587; « bord, bande » XIIe; germ. °lista ♦ Hippol. Bande de poils blancs sur le chanfrein de certains chevaux. Une jument « baie avec liste en tête » (Cl. Simon). liste 2. liste [ list ] n. f. • 1567; it. lista, même o.… … Encyclopédie Universelle
liste — (li st ) s. f. 1° Bande blanche située à la partie antérieure de la tête du cheval, occupant le front et le chanfrein. 2° Par une dérivation du sens primitif de petite bande, inscription, à la suite les uns des autres, de plusieurs noms de… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré