-
41 dur
〈m., v.〉2 (een) harde ⇒ (een) taaie, (een) onverzettelijke♦voorbeelden:verre de dur • glas sterkedrankcoucher sur la dure • op de grond slapenil a été élevé à la dure • hij heeft een Spartaanse opvoeding gehadc'est un dur de dur • het is een keiharde jongen〈 politiek〉 un dur • iemand van de harde lijn, een havik————————〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 hard2 hard ⇒ ongevoelig, streng3 moeilijk ⇒ hard, zwaar♦voorbeelden:pain dur • oudbakken broodviande dure • taai vleesle soleil tape dur • de zon brandt (fel)il m'est dur d'accepter cela • het valt me zwaar dat aan te nemen¶ sommeil dur • diepe, vaste slaap〈 informeel〉 être dur à cuire • taai, een taaie rakker zijn1. m1) hard, onverzettelijk persoon, taaie2) stevig materiaal, beton, ijzer2. adj1) hard2) ongevoelig, hard(vochtig)3) moeilijk, zwaar3. advhard [werken, nadenken] -
42 endormir
-
43 fuir
fuir [fŵier]2 〈 van zaken〉 zich snel verwijderen ⇒ snel voorbijgaan ⇒ 〈 formeel〉 voorbijvliegen 〈 van tijd〉 ⇒ wijken 〈 van voorhoofd, beelden; vooral in de perspectiefleer〉♦voorbeelden:laid à faire fuir • vreselijk lelijkfuir de chez ses parents • zijn ouderlijk huis ontvluchtenfuir devant un danger • voor een gevaar vluchtenfuir devant ses responsabilités • zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uit de weg gaan ⇒ (ver)mijden, schuwen♦voorbeelden:v3) voorbijvliegen [tijd]4) weglopen (uit) [vloeistof]5) lekken6) vermijden7) ontvluchten -
44 léthargique
léthargique [leetaarzĵiek]1 lethargisch ⇒ slaapzuchtig, bewusteloos♦voorbeelden:adj1) lethargisch, slaapzuchtig -
45 lièvre
lièvre [ljevr]〈m.〉1 haas♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 il ne faut pas courir deux lièvres à la fois • wie twee hazen jaagt, vangt er geen enkelec'est là que gît le lièvre • daar zit hem de kneepdormir en lièvre • een hazenslaapje doenm -
46 lutter
lutter [luutee]〈 werkwoord〉1 strijden2 vechten♦voorbeelden:lutter de bonté • wedijveren in goedheidvstrijden, vechten -
47 marchand
marchand1 [maarsĵã],marchande [maarsĵãd]〈m., v.〉1 koopman, -vrouw ⇒ handelaar, verkoper, -koopster, winkelier♦voorbeelden:marchand de couleurs • drogistmarchand d'habits • uitdragermarchand de journaux • krantenverkopermarchand des quatre-saisons • groenteventer〈 figuurlijk〉 le marchand de sable est passé • het zandmannetje, Klaas Vaak is gekomenmarchand de sommeil • huisjesmelkermarchand ambulant • marskramermarchand forain • (rondreizend) marktkoopmanjouer à la marchande • winkeltje spelenmarchand au détail • kleinhandelaarmarchand de, en gros • groothandelaar¶ il y a marchand • geboden!, mijn!trouver marchand • een koper vinden————————marchand2 [maarsĵã]1 handels- ⇒ verhandelbaar, (goed) verkoopbaar, goed ‘gaand’♦voorbeelden:qualité marchande • normale kwaliteitvaleur marchande • handelswaarde→ marinem (f - marchande)handelaar, verkoper/verkoopster -
48 plomb
-
49 plonger
plonger [plõzĵee]♦voorbeelden:plongé dans l'obscurité • in duisternis gedompeldII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v6) boren (in)7) storten (in) -
50 priver
priver [prievee]1 beroven (van) ⇒ ontnemen, ontzeggen♦voorbeelden:priver un enfant de dessert • een kind voor straf geen toetje geven♦voorbeelden:elle ne se prive pas de vous dénigrer • zij laat geen gelegenheid voorbijgaan om u te kleinerenv(de) ontnemen, ontzeggen -
51 respecter
respecter [respektee]1 respecteren ⇒ eerbiedigen, eren2 naleven ⇒ in acht nemen, zich houden aan3 ontzien ⇒ sparen, rekening houden met♦voorbeelden:1 se faire respecter • ontzag inboezemen, respect afdwingenrespecter le sommeil d'autrui • andermans nachtrust niet verstoren1 zich, elkaar respecteren♦voorbeelden:v1) respecteren2) naleven, in acht nemen3) ontzien, sparen -
52 retrouver
retrouver [rətroevee]1 weer vinden ⇒ terugvinden, terugzien♦voorbeelden:retrouver le sommeil • weer inslapenje viens te retrouver dans une heure • over een uur ben ik weer (bij je) terug1 zich weer bevinden ⇒ weer zijn, staan2 de weg terugvinden, kennen5 elkaar terugvinden ⇒ elkaar weer ontmoeten, terugzien♦voorbeelden:se retrouver dans • uit iets wijs worden5 tiens! comme on se retrouve! • dat we elkaar op deze manier terugzien!1. v 2. se retrouverv1) zich weer bevinden, weer zijn -
53 succomber
succomber [suukõbee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:succomber au sommeil • door slaap overmand wordenvbezwijken (aan, voor, onder) -
54 vaincre
vaincre [vẽkr]1 overwinnen ⇒ zegevieren (over), verslaan, overtreffen2 te boven komen ⇒ overwinnen, de baas zijn♦voorbeelden:1 s'avouer vaincu • zich gewonnen geven, zijn verlies erkennenêtre vaincu d'avance • geen enkele kans hebbenv1) overwinnen -
55 dormir en lièvre
-
56 gonflé
gonflé [gõflee]1 gezwollen ⇒ opgezwollen, opgezet♦voorbeelden:avoir les yeux gonflés de sommeil • dikke slaapogen hebben -
57 hibernal
hibernal [iebernaal],hibernaux [iebernoo]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 winter-♦voorbeelden: -
58 torpeur
См. также в других словарях:
sommeil — [ sɔmɛj ] n. m. • v. 1160; summeil v. 1138; bas lat. somniculus, de somnus « sommeil » 1 ♦ État d une personne qui dort; état physiologique normal et périodique caractérisé essentiellement par la suspension de la vigilance, la résolution… … Encyclopédie Universelle
Sommeil latent — Sommeil Pour les articles homonymes, voir Sommeil (homonymie). Chaton endormi … Wikipédia en Français
Sommeil nocturne — Sommeil Pour les articles homonymes, voir Sommeil (homonymie). Chaton endormi … Wikipédia en Français
SOMMEIL-RÊVE-ÉVEIL (CYCLE) — Le cerveau humain, comme celui de tous les Vertébrés supérieurs, subit l’alternance de trois états: éveil, sommeil, rêve. Au cours de l’éveil, le cerveau reçoit les informations du milieu extérieur ou intérieur, les intègre et les compare aux… … Encyclopédie Universelle
Sommeil Polyphasique — Sommaire 1 Le principe 1.1 Le sommeil paradoxal 1.2 Le fonctionnement et le rôle du sommeil, encore méconnus de la science 2 … Wikipédia en Français
sommeil — Sommeil. s. m. Il signifie la mesme chose que Somme, mais il a beaucoup plus d usage & d estenduë. Profond sommeil. sommeil tranquille, doux, paisible. sommeil inquiet, fascheux, interrompu. long sommeil. troubler, rompre, interrompre le sommeil… … Dictionnaire de l'Académie française
sommeil — Sommeil, Sopor. Le sommeil me vient, Somnus accedit. Faire avoir sommeil, Quaerere somnum re aliqua. Le sommeil me presse, Vrget somnus. Saisi de grand sommeil, Solutus somno. Le sommeil l a assopi, Oppressit eum somnus. Le sommeil m a prins, Me… … Thresor de la langue françoyse
Sommeil paradoxal — ● Sommeil paradoxal période du sommeil correspondant aux rêves et caractérisée par une intense activité des neurones corticaux, des mouvements oculaires rapides et une atonie profonde de la musculature somatique. (Il s oppose au sommeil profond.) … Encyclopédie Universelle
Sommeil profond — ● Sommeil profond phase du sommeil pendant laquelle l électroencéphalogramme est ralenti, par opposition au sommeil paradoxal … Encyclopédie Universelle
Sommeil de plomb — ● Sommeil de plomb sommeil très profond … Encyclopédie Universelle
Sommeil lent — ● Sommeil lent synonyme de sommeil profond … Encyclopédie Universelle