-
1 anker, het -laten vallen
-
2 lnspelen
-
3 springen
(laten springen, of doen springen) blast -
4 lassen
lassen♦voorbeelden:1 lass doch! • laat dat toch!, laat maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:lasst uns gehen! • laten we, laat ons gaan!lass sehen! • laat eens zien!die Kinder weinen lassen • (a) de kinderen (maar) laten huilen; (b) de kinderen aan het huilen makenjemanden ins Haus lassen • iemand binnenlatenich ließ niemanden zu mir • ik wilde niemand ziendagegen lässt sich nicht viel machen • daar is niet veel aan, tegen te doendie Tür ließ sich nicht öffnen • de deur was niet open te krijgenhier lässt es sich gut sein • hier is het goed toevendas Bier lässt sich trinken • dat bier is (wel, goed) te drinken6 ich lasse dir das Buch für 20 Mark • ik geef, verkoop jou het boek voor 20 markich ließ ihm den Spaß • ik gunde hem de lollass dir Zeit! • neem er de tijd voor!¶ man muss ihm lassen, dass er … • men moet hem nageven dat hij … -
5 ablassen
ablassenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (over)laten ⇒ verkopen, overdoen♦voorbeelden:4 jemandem eine Ware billig ablassen • iemand een waar goedkoop laten, verkopen -
6 absetzen
absetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 〈 scheepvaart〉afzetten, afsteken♦voorbeelden:2 vom Ufer absetzen • van de oever afzetten, afstekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 af-, neerzetten ⇒ wegdoen, (neer)leggen♦voorbeelden:das Glas vom Mund absetzen • het glas van de mond nemen en neerzetten3 einen Fahrgast absetzen • een passagier afzetten, laten uitstappendas Geweih absetzen • het gewei afwerpenein Theaterstück vom Programm absetzen • een toneelstuk van het repertoire schrappen15 ein Manuskript absetzen • een manuscript afzetten, volledig zetten1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan2 zich afzetten ⇒ afsteken tegen, contrasteren♦voorbeelden:3 sich in ein anderes Land absetzen • de wijk nemen, (heimelijk) naar een ander land wegtrekkensich über die Grenze absetzen • (heimelijk) de grens overgaan -
7 anlassen
anlassen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 das neue Jahr lässt sich gut an • het nieuwe jaar begint goed, belooft veel -
8 auflassen
auflassen♦voorbeelden: -
9 auslassen
auslassen5 〈 ambachtelijk〉langer, ruimer maken♦voorbeelden:keine Chance auslassen • geen kans laten voorbijgaan♦voorbeelden:1 sich negativ über etwas, jemanden auslassen • zich negatief over iets, iemand uitlaten -
10 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
11 herauslassen
-
12 hängen
hängen6 hechten, gehecht zijn aan♦voorbeelden:3 hängen bleiben • (a) blijven steken, haken, vast blijven zitten; (b) vastplakken, blijven kleven • (c) blijven hangen, (onnodig) lang blijven; 〈 (d) informeel; onderwijs〉 blijven zitten〈 figuurlijk〉 sein Blick blieb an einem alten Gemälde hängen • zijn blik bleef op een oud schilderij rusten〈 informeel〉 jemanden hängen lassen • iemand in de steek laten, laten zittensich hängen lassen • bij de pakken neerzitten, het opgevender Schmutz hängt an den Schuhsohlen • het vuil kleeft aan de schoenzolen7 wo hängt der Junge bloß? • waar hangt die jongen toch uit?abends in den Kneipen hängen • 's avonds in de kroegen rondhangenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:mit Hängen und Würgen • met hangen en wurgen♦voorbeelden: -
13 jemanden sitzen lassen
-
14 sitzen
sitzen♦voorbeelden:1 einem Maler sitzen • voor een schilder zitten, poserenhier sitzt es sich gut • hier zit je lekker, goedan, bei, über einer Arbeit sitzen • met een werk(stuk) bezig zijnbei Tisch(e) sitzen • aan tafel zitten, etenbeim Essen, Kaffee sitzen • aan het eten zijn, aan de koffie zittenhinter, über den Büchern sitzen • boven zijn boeken zittenzu einem Bild als Modell sitzen • voor een schilderij poserender Verdacht wird auf ihm sitzen bleiben • de verdenking zal op hem blijven rusten〈 informeel〉 jemanden sitzen lassen • (a) iemand laten zitten, in de steek laten, verlaten; (b) iemand laten blijven zitten, laten doublerendie Lektion sitzt • die les ken ik〈 informeel〉 das saß! • die, dat zat!, dat was raak!¶ 〈 spreekwoord〉 wer im Glashaus sitzt, darf andere nicht mit Steinen bewerfen • wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen gooien -
15 zeigen
zeigen1 (aan)wijzen ⇒ aangeven, aanduiden♦voorbeelden:der Zeiger zeigt auf hundert Volt • de naald geeft honderd volt aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (ver)tonen, laten zien, wijzen ⇒ uiten, doen blijken♦voorbeelden:das Thermometer zeigte siebzehn Grad • de thermometer stond op zeventien gradenjemandem den Weg zeigen • iemand de weg wijzenwas zeigt die Waage? • wat geeft de weegschaal aan?♦voorbeelden:sich jemandem gefällig zeigen • vriendelijk, aardig voor iemand zijnich zeigte mich seinem Plan gewogen • ik stond welwillend tegenover zijn planam Horizont zeigten sich die ersten Wolken • aan de horizon verschenen de eerste wolkensich in seiner wahren Gestalt zeigen • zijn ware aard, gezicht laten ziener zeigte sich als schlechter Verlierer • hij toonde zich een slecht verliezeres zeigte sich, dass … • het bleek dat … -
16 Zügel
Zügel〈m.; Zügels, Zügel〉1 teugel, toom ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 macht, heft♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemanden am langen Zügel führen • iemand niet te kort houden, iemand ruimte laten〈 figuurlijk〉 die Zügel in der Hand haben • de teugels, het heft in handen hebben -
17 anlehnen
anlehnen2 laten aanstaan ⇒ op een kier laten staan, zetten♦voorbeelden:♦voorbeelden:sich an die Wand anlehnen • tegen de muur (gaan) leunen -
18 ausblenden
-
19 ausgeben
-
20 durchlassen
durchlassen1 erdoor laten (gaan) ⇒ toelaten, laten passeren2 doorlaten, niet dicht zijn♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Laten — Laten, Bauern, s. Lassen … Kleines Konversations-Lexikon
Laten — Laten, Halbfreie, Liten. … Universal-Lexikon
latēn — *latēn, *latæ̅n germ., schwach. Verb: nhd. zögern, verweilen; ne. hesitate; Rekontruktionsbasis: ae., ahd.; Hinweis: s. *lata ; Etymologie: s. ing. *lēid , *lēd , *ləd … Germanisches Wörterbuch
Laten — Yon lang moun pa pale ankò pou lang ofisyèl peyi yo, men se li ki manman anpil lang nan anpil peyi e legliz katolik nan tout peyi kontinye itilize lang sa nan kèk seremoni. Anpil mo nan prèske tout lang kapab jwenn rasin yo nan laten … Definisyon 2500 mo Kreyòl
laten — verb (latened; latening) Date: 1880 intransitive verb to grow late transitive verb to cause to grow late … New Collegiate Dictionary
laten — /layt n/, v.t., v.i. to make or become late. [1875 80; LATE + EN1] * * * … Universalium
laten — t (L). Hidden, hiding … Dictionary of word roots and combining forms
laten — lat·en … English syllables
laten — lat•en [[t]ˈleɪt n[/t]] v. t. v. i. cvb to make or become late • Etymology: 1875–80 … From formal English to slang
latén — a m (ẹ̑) arheol. mlajše obdobje železne dobe: izkopanine iz latena … Slovar slovenskega knjižnega jezika
laten — libi … Woordenlijst Sranan