-
41 kill joy
spelbreker -
42 radiant with joy
blijdschap uitstralend -
43 tears of joy
tranen van vreugde (huilen van geluk, huilen van opwinding) -
44 they that sow in tears shall reap in joy
zij die in tranen zaaien oogsten in vreugdeEnglish-Dutch dictionary > they that sow in tears shall reap in joy
-
45 shout
n. schreeuw, brullen, krijsen--------v. schreeuwen, krijsen, brullenshout1[ sjaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schreeuw ⇒ kreet, gil♦voorbeelden:a shout of pain • een schreeuw van pijn————————shout2〈 werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ (uit)roepen, brullen, gillen♦voorbeelden:shout orders • bevelen roepenshout oneself hoarse • zich schor schreeuwenthe audience shouted down the speaker • het publiek joelde de spreker uitdon't shout about it! • maak je er niet zo druk om!don't shout at me! • ga niet zo tegen me tekeer!shout for joy • het uitroepen van vreugdehe shouted for/to me to come • hij riep dat ik moest komenshout with pain • schreeuwen/gillen van de pijn -
46 transport
n. zending, vervoer; transport auto--------v. transporteren, vervoeren; wegvoerentransport1[ trænspo:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:I'd like to come, but I've no transport • ik zou wel mee willen, maar ik heb geen vervoer————————transport21 vervoeren ⇒ transporteren, overbrengen♦voorbeelden: -
47 beside
-
48 bundle
n. bundel; organisatie--------v. samenbinden; bundelenbundle1[ bundl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bundel ⇒ bos; pak(ket); zenuw/spier/vezelbundel♦voorbeelden:1 bundle of joy • wolk van een kind, honneponhe's a bundle of nerves • hij is één bonk zenuwen————————bundle2〈 werkwoord〉1 bundelen ⇒ samenbinden/pakken/vouwen2 proppen ⇒ (weg)stouwen/stoppen, induwen/proppen♦voorbeelden:2 the terrorists bundled the banker into a car and drove away • de terroristen werkten de bankier hals over kop een auto in en reden weg -
49 burst
n. uitbarsting; uitbraak; serie schoten--------v. barsten; breken; uitbreken; brekenburst1[ bə:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 los/uitbarsting ⇒ ontploffing; demarrage2 barst ⇒ breuk, scheur♦voorbeelden:burst of flame • steekvlamburst of laughter • lachsalvo————————burst21 (door/los/uit)barsten/breken ⇒ uit elkaar spatten/springen/vliegen2 op barsten/breken/springen staan ⇒ barstensvol zitten♦voorbeelden:the bottle burst • de fles spatte uiteenthat boy'll eat till he bursts • dat joch eet zich te barstenthe storm burst • de storm brak losburst away • wegrennen, zich losrukkenburst forth/out • uitroepen, uitbarstenburst out crying • in huilen uitbarstenthe sun burst out • plotseling brak de zon doorburst into the bedroom • de slaapkamer komen binnenvallenburst into blossom • in bloei schietenburst into flames • in brand vliegenburst into sight/view • (plotseling) in zicht komenburst (out) into song • in gezang losbarstenburst into tears • in tranen uitbarstenburst out of one's clothes • uit zijn kleren barstenburst with joy • dolgelukkig zijn→ burst in burst in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door/open/verbreken ⇒ forceren, inslaan, intrappen♦voorbeelden:burst a blood-vessel • een aderbreuk hebben/krijgenburst a door (open) • een deur intrappen/rammenburst a tyre • een lekke band hebben -
50 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
51 dance
n. dans--------v. dansendance1[ da:ns]2 dansfeest ⇒ bal, dansavond♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the; soms Dance〉————————dance21 dansen ⇒ springen, (staan te) trappelen♦voorbeelden:her eyes danced for/with joy • haar ogen tintelden van vreugdedance to music • op muziek dansendance with rage/pain • trappelen van woede/van de pijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dansen2 doen/laten dansen♦voorbeelden: -
52 delirious
adj. visioen hebben, gek zijn; opgewonden zijn[ dilliəriəs]3 geëxalteerd ⇒ extatisch, in vervoering♦voorbeelden: -
53 drunk
adj. dronken--------n. dronkemandrunk1[ drungk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————drunk21 dronken♦voorbeelden:drunk and disorderly • in kennelijke staatget drunk • dronken worden, zich bezattenblind/dead drunk • stomdronkendrunk with power • tiranniek, machtswellustig————————drunk3→ drink drink/ -
54 entrance
n. entree, hal, toegang; opening--------v. hypnotiserenentrance1[ entrəns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ingang ⇒ toegang, entree♦voorbeelden:no entrance • verboden toegang————————entrance2♦voorbeelden:entranced with joy • dronken van vreugde -
55 fairly
adv. eerlijk, met recht; heel; zogoed als; met zekerheid, zeker[ feərlie]♦voorbeelden: -
56 frenzied
adj. waanzinnig, dol, opgewonden[ frenzied]1 waanzinnig ⇒ dol, opgewonden♦voorbeelden:frenzied shouts of joy • wildenthousiaste/uitzinnige vreugdekreten -
57 heady
-
58 herself
pron. haarzelf[ (h)əself, hə:-] 〈 3e persoon enkelvoud vrouwelijk〉1 zich ⇒ haarzelf, zichzelf2 zelf♦voorbeelden:beside herself with joy • uitzinnig van vreugde(all) by herself • alleen, op eigen houtjeherself a mother … • zij is zelf moeder en …Mary did it herself • Mary deed het zelf/alleen -
59 himself
pron. zichzelf; aan zichzelf; bij zichzelf; van zichzelf; voor zichzelf[ (h)imself] 〈 3e persoon enkelvoud mannelijk〉♦voorbeelden:beside himself with joy • uitzinnig van vreugde(all) by himself • alleen, op eigen houtjehe talks to himself • hij praat tegen zichzelfhimself a father … • hij is zelf vader en …Jack did it himself • Jack deed het zelf/alleenhe himself had done it • hij zelf had het gedaan -
60 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen
См. также в других словарях:
Joy — is an emotion of great happiness. Joy may also refer to:urname* Alfred Harrison Joy, American astronomer (d. 1973) * Bernard Joy, English footballer (d.1984) * Bill Joy, Computer Pioneer (William Joy) * Brian Joy, a former English footballer * C … Wikipedia
Joy — bezeichnet: Joy (Programmiersprache), eine funktionale Programmiersprache Joy (Band), österreichische Popgruppe aus den 1980er Jahren Joy (Mondkrater), einen Einschlagskrater auf dem Mond Joy ist der Vorname folgender Personen: Joy Bryant (*… … Deutsch Wikipedia
JOY — JOY, a term used to render into English a number of Hebrew words expressing a response of pleasure to persons, things, situations, and acts. Commenting on the phrase, We will be glad and rejoice in thee, the Midrash (Song R. 1:4) notes that there … Encyclopedia of Judaism
Joy — на шоу «Легенды Ретро FM 2010» Основная информация … Википедия
Joy — (joi), n. [OE. joye, OF. joye, joie, goie, F. joie, L. gaudia, pl. of gaudium joy, fr. gaudere to rejoice, to be glad; cf. Gr. gai ein to rejoice, gay^ros proud. Cf. {Gaud}, {Jewel}.] [1913 Webster] 1. The passion or emotion excited by the… … The Collaborative International Dictionary of English
joy — [ dʒɔı ] noun ** 1. ) uncount a feeling of great happiness: There were tears of joy in her eyes. do something with/for joy: Penny could have shouted with joy. joy at (doing) something: He could hardly contain his joy at seeing her again. to… … Usage of the words and phrases in modern English
Joy 94,9 — Joy JOY 94.9 … Википедия
joy — /joy/, n. 1. the emotion of great delight or happiness caused by something exceptionally good or satisfying; keen pleasure; elation: She felt the joy of seeing her son s success. 2. a source or cause of keen pleasure or delight; something or… … Universalium
Joy — Joy, v. t. 1. To give joy to; to congratulate. [Obs.] Joy us of our conquest. Dryden. [1913 Webster] To joy the friend, or grapple with the foe. Prior. [1913 Webster] 2. To gladden; to make joyful; to exhilarate. [Obs.] [1913 Webster] Neither… … The Collaborative International Dictionary of English
Joy — Joy, v. i. [imp. & p. p. {Joyed} (joid); p. pr. & vb. n. {Joying}.] [OF. joir, F. jouir. See {Joy}, n.] To rejoice; to be glad; to delight; to exult. [1913 Webster] I will joy in the God of my salvation. Hab. iii. 18. [1913 Webster] In whose… … The Collaborative International Dictionary of English
Joy FM — (and similar variants) is the brand name of several radio stations:* WJIS in Bradenton, Florida (with several satellites and translators) * WOLC in Princess Anne, Maryland * CIXN FM in Fredericton, New Brunswick * 3JOY in Melbourne, Victoria,… … Wikipedia