-
1 equitable
-
2 fair-minded
-
3 fair
adj. billijk, eerlijk; behoorlijk; blond; mooi, net; kermis, markt--------adv. eerlijk; behoorlijk; in het geheel (spreektaal)--------n. (jaar)markt, tentoonstellingfair1[ feə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beurs ⇒ (jaar)markt, tentoonstelling————————fair2〈bijvoeglijk naamwoord; fairness〉1 eerlijk ⇒ redelijk, geoorloofd2 behoorlijk ⇒ bevredigend, redelijk♦voorbeelden:fair game • wild waarop gejaagd mag worden; 〈 figuurlijk〉 gemakkelijke prooi 〈 bijvoorbeeld voor kritiek〉get a fair hearing • een eerlijk proces krijgenby fair means or foul • met alle/geoorloofde en ongeoorloofde middelenfair play • fair play, eerlijk spel 〈 ook figuurlijk〉〈 informeel〉 fair enough! • dat is niet onredelijk!, okay!the fair sex • het schone geslacht————————fair3〈 bijwoord〉2 beleefd ⇒ hoffelijk, netjes3 precies ⇒ pal, net♦voorbeelden:1 play fair • eerlijk spelen, integer zijn -
4 fairly
adv. eerlijk, met recht; heel; zogoed als; met zekerheid, zeker[ feərlie]♦voorbeelden: -
5 in justice to
in justice to -
6 just
adj. eerlijk; fatsoenlijk; juist; passend; geschikt; behoorlijk; wenselijk; waar(dig); rechtvaardig; echt--------adv. nu; op dit moment; precies; ongeveer; bijna niet; alleen; nauwelijks; echt--------n. dueljust1[ dzjust] 〈bijvoeglijk naamwoord; justness〉1 billijk ⇒ rechtvaardig, fair♦voorbeelden:————————just2〈 bijwoord〉1 precies ⇒ juist, net2 amper ⇒ ternauwernood, (maar) net3 net ⇒ zoëven, daarnet♦voorbeelden:just about • zowat, wel zo'n beetje, zo ongeveerjust like him • net iets voor hemjust a minute, please • (een) ogenblikje a.u.b.that's just one of those things • dat gaat nu eenmaal zoit just doesn't make sense • het slaat gewoon nergens opjust listen to that cheering • moet je ze eens horen juichenjust wait and see • wacht maar, dan zul je eens zienjust like that • zo maar¶ just the same • toch, niettemin -
7 justice
n. rechtvaardigheid; eerlijkheid; wet; rechtszaak; rechter[ dzjustis]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; vaak Justice〉1 rechter♦voorbeelden:2 gerecht ⇒ rechtspleging, justitie♦voorbeelden:1 do justice (to) • recht doen/laten wedervarendo justice to oneself, do oneself justice • zich (weer) waarmaken, aan de verwachtingen voldoento do him justice • ere wie ere toekomtthey did justice to the meal • ze deden de maaltijd eer aanin justice to • om billijk te zijn tegenoverbring someone to justice • iemand voor het gerecht brengen -
8 reasonable
-
9 equitably
adv. billijk, rechtvaardig -
10 evenhandedly
adv. onpartijdig, zonder partij te trekken, billijk, eerlijk
См. также в других словарях:
billig — Adj std. (11. Jh.), mhd. billich, ahd. billīh, mndd. bil(li)k, billich angemessen, passend Stammwort. Ableitung (mit abgeschwächtem Kompositionsglied, lich) von dem erschlossenen Substantiv * bil Form, richtige Form (Bild), deshalb passend,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache