-
1 admission
-
2 entrance
n. entree, hal, toegang; opening--------v. hypnotiserenentrance1[ entrəns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ingang ⇒ toegang, entree♦voorbeelden:no entrance • verboden toegang————————entrance2♦voorbeelden:entranced with joy • dronken van vreugde -
3 fee
n. bedrag, kosten, betaling, toegangsgeld; comissie; salaris, geld--------v. loon, honorarium; leges; (school-, examen)geld; contributie, entreegeld[ fie:]4 tarief ⇒ vergoeding, fooi
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский