Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

inspannen

Толкование Перевод

1 напрячь

inspannen

Русско-Нидерландский словарь > напрячь
2 напрягать

inspannen

Русско-Нидерландский словарь > напрягать
3 to exert oneself

inspannen

English-Dutch technical dictionary > to exert oneself
4 to make an effort

inspannen

English-Dutch technical dictionary > to make an effort
5 to clamp

inspannen

klemmen

opspannen

spannen

vastklemmen

English-Dutch technical dictionary > to clamp
6 strain

n. spanning; (het) drukken; moeite; verstuiken; melodie; toon; tendens, richting; karakter; afkomst
--------
v. spannen; inspannen; krom buigen; zeven

strain¹

[ streen] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 spanning ⇒ druk, trek; 〈 figuurlijk〉 belasting; inspanning

2 〈 natuurkunde, techniek, technologie〉 vervorming ⇒ vormverandering, rek

3 overbelasting ⇒ uitputting

4 verrekking 〈 van spieren〉 ⇒ verstuiking

5 〈 meestal meervoud〉 flard 〈 van muziekstuk, gedicht〉 ⇒ melodie

6 stijl ⇒ trant, toon 〈 van uitdrukken〉

7 (karakter)trek ⇒ element

8 stam ⇒ ras, soort

♦voorbeelden:

1   place/put a strain on someone • een zware belasting zijn voor iemand

————————

strain²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich inspannen ⇒ moeite doen, zwoegen

2 〈+at〉 rukken (aan) ⇒ trekken

♦voorbeelden:

2   strain at the leash • aan de teugels trekken, zich los willen rukken 〈 in het bijzonder figuurlijk〉

¶ strain against • zich aandrukken tegen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 spannen ⇒ (uit)rekken

2 inspannen ⇒ maximaal belasten

3 overbelasten ⇒ te veel vergen van; 〈 figuurlijk〉 geweld aandoen

4 verrekken 〈 spieren〉 ⇒ verdraaien

5 vastklemmen

6 zeven ⇒ laten doorsijpelen

7 afgieten

♦voorbeelden:

2   strain one's eyes • turen, ingespannen kijken

3   strain the truth • de waarheid geweld aandoen

     strain one's voice • zijn stem forceren

English-Dutch dictionary > strain
7 anstrengen

anstrengen

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 inspannen

2 vermoeien ⇒ uitputten

3 〈 juridisch〉 aanspannen ⇒ aanhangig maken

♦voorbeelden:

1    alle Kräfte anstrengen • al zijn krachten inspannen

2    die Augen anstrengen • zijn ogen vermoeien

3    eine Klage gegen jemanden anstrengen • een klacht tegen iemand indienen

II sich anstrengen 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich inspannen ⇒ moeite doen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > anstrengen
8 bear down

bear down

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich inspannen

2 persen ⇒ druk uitoefenen

♦voorbeelden:

1 bear down with all one's strength • zich tot het uiterste inspannen

¶ bear down (up)on • zwaar drukken op; streng straffen; (snel) afkomen op

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 neerdrukken

2 verslaan ⇒ overwinnen, de kop indrukken

English-Dutch dictionary > bear down
9 endeavour

n. inspannen
--------
n. inspanning

endeavour¹

, 〈 Amerikaans-Engels spelling〉 endeavor [ indevvə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 poging ⇒ moeite, inspanning

♦voorbeelden:

1 an endeavour at being patient • een poging om geduldig te zijn

————————

endeavour²

, 〈 Amerikaans-Engels spelling〉 endeavor 〈 werkwoord〉

1 pogen ⇒ trachten, zich inspannen

English-Dutch dictionary > endeavour
10 exert oneself

zich inspannen

exert oneself

zich inspannen/inzetten

English-Dutch dictionary > exert oneself
11 exert

v. laten werken, inspannen

exert

[ igzə:t]

1 uitoefenen ⇒ aanwenden, doen gelden

♦voorbeelden:

1   exert influence • invloed aanwenden/doen gelden

     exert pressure • pressie uitoefenen

     exert oneself • zich inspannen/inzetten

English-Dutch dictionary > exert
12 harness

n. gareel
--------
v. optuigen, inspannen (paard)

harness¹

[ ha:nis] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 gareel ⇒ (paarden)tuig; 〈 figuurlijk〉 werkuitrusting

♦voorbeelden:

¶ die in harness • in het harnas sterven

get back into harness • weer aan het werk gaan

————————

harness²

〈 werkwoord〉

1 optuigen ⇒ inspannen 〈 paard〉; in het gareel brengen

2 aanwenden ⇒ gebruiken, benutten 〈 (natuurlijke) energiebronnen〉

♦voorbeelden:

1 harness a horse to a cart • een paard voor de wagen spannen

English-Dutch dictionary > harness
13 stretch

n. (stuk) land/weg/zee, uitgestrektheid; tijd(ruimte), periode; gevangenisstraf; rekbaarheid
--------
v. zich uitrekken; uitrekken; spannen; uitsteken

stretch¹

[ stretsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (groot) stuk 〈 land, weg, zee enz.〉 ⇒ uitgestrektheid, vlakte; eind(je), lap, stuk

2 〈 voornamelijk enkelvoud〉 rechte stuk 〈 van renbaan〉

3 tijd(ruimte) ⇒ tijdspanne, periode

4 〈 slang〉 straftijd ⇒ 〈 in het bijzonder〉 gevangenisstraf van een jaar

5 〈 voornamelijk enkelvoud〉 rekbeweging ⇒ strekoefening, het zich uitrekken

6 rek(baarheid) ⇒ elasticiteit

♦voorbeelden:

1   stretch of road • stuk weg

2   final/finishing/ 〈 Amerikaans-Engels〉 home stretch • laatste stuk 〈 van renbaan〉

3   ten hours at a stretch • tien uur aan een stuk

4   do a stretch • brommen, zitten

5   go for a stretch • de benen strekken, een wandelingetje maken

¶ not by any stretch of the imagination • met de beste wil van de wereld niet

     at full stretch • met inspanning van al zijn krachten

     〈 voornamelijk Brits-Engels〉 at a stretch • desnoods; als het moet

————————

stretch²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+out〉 zich uitstrekken ⇒ (languit) gaan liggen

2 zich uitstrekken (tot) ⇒ reiken (tot)

3 zich uitrekken

4 rekbaar zijn ⇒ elastisch zijn

5 〈+over〉 duren ⇒ zich uitspreiden (over)

♦voorbeelden:

2   his memories stretch to his childhood • zijn herinneringen gaan terug tot zijn kindertijd

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 (uit)rekken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ wijder/langer/ruimer worden/maken

♦voorbeelden:

1   stretch the law • de wet ruim interpreteren

     stretch someone's patience • iemands geduld op de proef stellen

     my new sweater stretched when I washed it • mijn nieuwe sweater is uitgerekt bij het wassen

     will the beer stretch out? • is er genoeg bier?

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (aan)spannen ⇒ opspannen, strak trekken

2 (uit)strekken ⇒ reiken

3 tot het uiterste inspannen ⇒ forceren

4 ruim interpreteren/nemen ⇒ het niet zo nauw nemen (met) 〈 regels〉; 〈 bij uitbreiding〉 geweld aandoen, overdrijven

5 verrekken 〈 spieren〉

♦voorbeelden:

1   stretch a rope • een touw spannen

2   stretch oneself • zich uitrekken

3   stretch oneself • zich tot het uiterste inspannen

     be fully stretched • zich helemaal geven

4   stretch the rules • de regels overtreden

     that's rather stretched • dat is nogal overdreven

English-Dutch dictionary > stretch
14 struggle

n. strijd; inspanning
--------
v. strijden; inspannen; twijfelen

struggle¹

[ strugl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 worsteling ⇒ gevecht, (wed)strijd

2 (kracht)inspanning

♦voorbeelden:

1   struggle for freedom • vrijheidsstrijd

     put up a struggle • zich verzetten

2   quite a struggle • een heel karwei

     I had a struggle helping/to help them • het kostte me veel moeite om hen te helpen

————————

struggle²

〈 werkwoord〉

1 worstelen ⇒ vechten; 〈 ook figuurlijk〉 strijden, zich inspannen

♦voorbeelden:

1   struggle against poverty • opboksen tegen de armoede

     struggle into one's clothes • zich in zijn kleren wurmen

     struggle to one's feet • overeind krabbelen

English-Dutch dictionary > struggle
15 dépenser

dépenser [deepãsee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 geld〉 uitgeven ⇒ besteden, opmaken

2 〈 energie, brandstof〉 verbruiken

3 〈+ à〉 gebruiken (voor) ⇒ aanwenden (voor), besteden (voor)

♦voorbeelden:

1    il a de l'argent à dépenser • hij hoeft niet op een dubbeltje te kijken

dépenser sans compter • zijn geld wegsmijten

¶    dépenser sa salive • veel praten

II se dépenser 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich inspannen ⇒ zich inzetten, veel moeite doen

2 〈+ à〉 uitgegeven worden (voor)

1. v
1) uitgeven, besteden [geld]

2) verbruiken

3) gebruiken, aanwenden (voor)
2. se dépenser
v

zich inspannen (om), zich inzetten (voor)

Dictionnaire français-néerlandais > dépenser
16 efforcer

efforcer (s') (de) [efforsee]

〈 werkwoord〉

1 pogen (om) ⇒ zich inspannen (om), zijn best doen (om), proberen (te)

v

( s'efforcer) zich inspannen (om), proberen (te)

Dictionnaire français-néerlandais > efforcer
17 fatiguer

fatiguer [faatiegee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 moe worden ⇒ veel te dragen hebben, zwaar belast zijn

♦voorbeelden:

1    la poutre fatigue • de balk buigt door 〈 door te zware belasting〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vermoeien ⇒ afmatten

2 vervelen ⇒ lastig vallen, storen

3 verslijten ⇒ afdragen, uitputten

4 dooreen roeren

♦voorbeelden:

1    le sport fatigue • van sporten word je moe

4    〈 informeel〉 fatiguer la salade • de sla (lang dooreen) roeren

III se fatiguer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich vermoeien ⇒ moe worden, zich inspannen

2 genoeg krijgen (van)

♦voorbeelden:

1    se fatiguer à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich inspannen om

il se fatigue vite • hij wordt gauw moe

il n'aime pas se fatiguer • hij is liever lui dan moe

ne te fatigue pas • maak je niet druk

2    se fatiguer de qc., de faire qc. • moe worden van iets

1. v
1) moe worden

2) vermoeien

3) storen

4) verslijten, afdragen

5) dooreen roeren
2. se fatiguer
v

1) zich vermoeien

2) genoeg krijgen (van)

Dictionnaire français-néerlandais > fatiguer
18 überanstrengen

überanstrengen

1 te veel vergen van ⇒ te veel, te zwaar inspannen, overspannen

♦voorbeelden:

1 sich überanstrengen • (a) zich te zwaar inspannen; (b) zich overwerken, zich overspannen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > überanstrengen
19 трудиться

werken, zich inspannen

Русско-Нидерландский словарь > трудиться
20 впрягать

v
gener. inspannen

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > впрягать

Страницы

См. также в других словарях:

Inspan — In*span , v. t. & i. [D. inspannen.] To yoke or harness, as oxen to a vehicle. [South Africa] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
inspan — verb Etymology: Afrikaans, from Dutch inspannen Date: circa 1827 chiefly South African yoke, harness … New Collegiate Dictionary
inspan — [ɪn span] verb (inspans, inspanning, inspanned) S. African yoke (draught animals) to a vehicle. Origin C19: from Du. inspannen to stretch … English new terms dictionary
spannen — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
spannend — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
Spann — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
Spanne — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
Spannung — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
Spannkraft — spannen: Das früher starke Verb mhd. spannen, ahd. spannan »‹sich› dehnen; ziehend befestigen« (entsprechend aengl. spannan »spannen, befestigen«) ist im Frühnhd. mit seinem Veranlassungswort mhd. spennen (entsprechend schwed. spänna »‹an›spannen … Das Herkunftswörterbuch
inspan — [in span′] vt., vi. inspanned, inspanning [Afrik < Du inspannen: see IN 1 & SPAN1] South Afr. to harness or yoke (animals) to a wagon, etc … English World dictionary
inspan — v. (inspanned, inspanning) S.Afr. 1 tr. (also absol.) a yoke (oxen etc.) in a team to a vehicle. b harness an animal or animals to (a wagon). 2 tr. harness (people or resources) into service. Etymology: Du. inspannen stretch (as IN (2), SPAN(2)) … Useful english dictionary

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

inspannen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

inspannen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: