-
1 struggle
n. strijd; inspanning--------v. strijden; inspannen; twijfelenstruggle1[ strugl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 worsteling ⇒ gevecht, (wed)strijd♦voorbeelden:put up a struggle • zich verzettenI had a struggle helping/to help them • het kostte me veel moeite om hen te helpen————————struggle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:struggle into one's clothes • zich in zijn kleren wurmenstruggle to one's feet • overeind krabbelen -
2 effort
effort [effor]〈m.〉1 inspanning ⇒ moeite, poging♦voorbeelden:effort de rattrapage • inhaalracefaire un effort de volonté • wilskracht tonenfaire un effort intellectuel • diep nadenkenla loi du moindre effort • de weg van de minste weerstandencore un petit effort! • nog even doorzetten!effort physique • krachtsinspanningfaire un effort, des efforts • z'n best doen, zich inspannenfaire un effort sur soi-même • zich vermannenavec effort • moeizaamsans effort • moeiteloosm1) inspanning, poging2) (weerstands)kracht, spanning -
3 at full stretch
-
4 Arbeit
Arbeit〈v.; Arbeit, Arbeiten〉3 arbeid, werk ⇒ job, baan4 bewerking, uitvoering5 werk(stuk) ⇒ product, studie♦voorbeelden:ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaanArbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaaman die Arbeit gehen • aan het werk gaanbei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijnder Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werkingmit der Arbeit aufhören • ophouden met werkenvor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zittendu machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijkdu machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeitekeine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwenin Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebbenjemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebbenohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijnzur Arbeit gehen • naar zijn werk gaanetwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebbenetwas in Arbeit nehmen • een werk aannemenin Arbeit sein • in de maak zijnnur halbe Arbeit machen • slechts half werk levereneine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltjeeine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten makenArbeit mit einem Hund • africhting van een hond
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский