-
1 in de war zijn
in de war zijn -
2 in de war zijn
v. tangle -
3 war
♦voorbeelden:1 het garen is in de war • the string is in a knot/tanglein de war zijn • be confusedplannen in de war sturen • upset/foul up someone's plansde organisatie liep in de war • the organization went off the railsmijn spijsvertering is in de war • I've got indigestion/stomach troubleiemands haar in de war maken • tousle/ruffle someone's hairiets grondig in de war sturen • play havoc among/with somethingalles in de war gooien • turn everything topsy-turvyiets uit de war halen • disentangle/untangle something -
4 de oorlog met zijn nasleep van ellende
de oorlog met zijn nasleep van ellendeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de oorlog met zijn nasleep van ellende
-
5 in de lorum zijn
in de lorum zijn〈 in de war〉 be confused; 〈 dronken〉 be sloshed/plastered; 〈 in moeilijke omstandigheden〉 be in a tight spotVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in de lorum zijn
-
6 tijdens de oorlog/zijn leven
tijdens de oorlog/zijn levenduring/in the war/his lifetimeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tijdens de oorlog/zijn leven
-
7 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
8 staat
1 [toestand] state, condition ⇒ status2 [mogelijkheid, gelegenheid] condition4 [bestuurscollege] council, board6 [beeldende kunst] [stadium] state♦voorbeelden:in staat van beschuldiging stellen • indictstaat van oorlog • state of warstaat van verval • dilapidationburgerlijke staat • marital statusin gezegende staat zijn • be in the family wayin goede staat verkeren • be in good conditionin kennelijke staat verkeren/zijn • be befuddled (with drink), be under the influencein prima staat van onderhoud • in an excellent state of repairniet tot werken in staat wegens ziekte • incapable of working through illnessin staat zijn te betalen • be able to payhij is niet in staat iemand te bedriegen • he's incapable of cheating someonetot alles in staat zijn • be capable of anythingiemand in staat stellen (om) te … • enable someone to …weer in staat zijn te werken • be able to resume workhet bos is eigendom van de staat • the forest is owned by the statede Staten-Generaal • the States-Generalde Provinciale Staten • the Provincial Councileen staat (van dienst) bijhouden • keep a record (of service)een staat van ontvangsten en uitgaven opmaken • make up a statement of income and expenditure¶ Raad van State • Council of State, ±Privy Councilstaat maken op • rely/depend onop het weer is geen staat te maken • there's no trusting the weather -
9 verkeerd
1 [fout, onjuist] wrong♦voorbeelden:een verkeerd beleid voeren • follow a bad policyeen verkeerde diagnose • a faulty diagnosisde verkeerde dingen zeggen/doen • say/do the wrong things, put one's foot in it, blunderhet eten kwam in mijn verkeerde keelgat • the food went down the wrong wayiets verkeerd aanpakken/behandelen • go about something the wrong wayzij had het helemaal verkeerd begrepen • she had got it all wronghij doet alles verkeerd • he can't do a thing rightpardon, u gaat verkeerd • pardon me, but you're going the wrong way/in the wrong directionhet liep verkeerd met hem af • he came to grief/to a bad endhet pakte verkeerd uit • it went all wrongverkeerd parkeren • unauthorized parkingiets verkeerd spellen/uitspreken/vertalen • misspell/mispronounce/mistranslate somethingzijn woorden werden verkeerd uitgelegd • his words were misconstruedverkeerd verbonden zijn • have dialled a wrong numberiets verkeerd verstaan/begrijpen • misunderstand somethinghij was in de oorlog verkeerd • he was on the wrong side during the warwe zitten verkeerd • we must be wronghij had iets verkeerds gegeten • something he had eaten had upset himdaar zie ik niets verkeerds in • I can't see anything wrong with thatje hebt de verkeerde voor • you've mistaken your man, you've come to the wrong shopdat is de verkeerde • that's the wrong one -
10 fout
fout1〈de〉2 [verkeerde handeling] mistake ⇒ error, 〈 overtreding bij sport〉 foul, fault 〈 in het bijzonder bij tennis, paardensport enz.〉♦voorbeelden:1 zijn fout is dat … • the trouble with him is that …iemand op zijn fouten wijzen • point out someone's faults; 〈op een beledigende manier; informeel〉 rub someone's nose in itniemand is zonder fouten • nobody's perfecteen medische fout • medical malpracticemenselijke fout • human errorde oude fout maken • fall into the (same) old errorseen fout in een berekening • a miscalculationzonder fouten schrijven • spell correctly————————fout21 [mis(lukt)] wrong♦voorbeelden:wat is er fout aan …? • what's wrong with …?iets fout rekenen • consider something wrongII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden: -
11 strijd
♦voorbeelden:hevige/zware strijd • fierce battle/struggle/fighting, battle royalde strijd aanbinden met de vijand • engage the enemy (in battle)de strijd aanbinden tegen • enter upon a struggle against, struggle/fight againststrijd leveren • wage a fight, put up a fight/strugglede strijd volhouden • keep up the fight/struggletroepen in de strijd werpen • throw/fling troops into the frayin een strijd gewikkeld zijn • be involved in a fight/battlede strijd om het bestaan • the struggle for lifestrijd op leven en dood • a fight to the bitter endten strijde trekken (tegen) • go to/wage war againstgereed voor de strijd • ready for action/the fray2 innerlijke strijd • inner struggle/conflict4 in strijd met het fatsoen • in defiance of/contrary to decencyin strijd met het gezond verstand handelen • act contrary to common sensein strijd met de wet • against the lawmet elkaar in strijd zijn • conflict, be at variance; 〈 belangen ook〉 be antagonistic; 〈 beweringen ook〉 be contradictoryhet is in strijd met wat zij verleden week zei • it is inconsistent with/it conflicts with what she said last week -
12 verklaren
♦voorbeelden:een tekst verklaren • interpret/elucidate a textzoiets kan ik niet verklaren • it beats me, it's beyond meiemand krankzinnig verklaren • certify someone insaneiets nietig/ongeldig verklaren • declare something void/invalideen huis onbewoonbaar verklaren • condemn a house〈 formeel〉 hierbij verklaar ik dat … • this is to certify that …II 〈wederkerend werkwoord; zich verklaren〉1 [zijn mening te kennen geven] declare (oneself)2 [zijn bedoeling duidelijk maken] explain oneself♦voorbeelden: -
13 ontketenen
♦voorbeelden:een prijzenslag ontketenen • launch a price warhet stuk ontketende een storm van protesten • the play unleashed a storm of protest -
14 dreigen
♦voorbeelden:met oorlog/geweld dreigen • threaten war/violencedreigen met straf • threaten punishmentde vergadering dreigt uit te lopen • the meeting threatens to go on longer than expectedII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in het vooruitzicht stellen] threaten♦voorbeelden: -
15 jacht
I 〈 het〉1 [zeilboot; motorjacht] yachtII 〈de〉3 [jachttijd] (open) season♦voorbeelden:lange jacht • coursingjacht maken op • hunt 〈 wild〉; shoot 〈 klein wild〉; hunt (for) 〈 persoon〉; pursue 〈 eer, rijkdom〉; 〈 van roofdier〉 hunt, prey onop jacht gaan • go (out) hunting; go (out) shooting 〈 klein wild〉; 〈 van roofdier〉 go hunting, prowl4 jacht maken op een man/een vrouw • be after a man/a womanjacht maken op oorlogsmisdadigers • hunt down war criminalsde jacht met de camera • the great picture huntop jacht zijn naar iets • be on the hunt for something -
16 lorum
〈 informeel〉♦voorbeelden:¶ in de lorum zijn • 〈 in de war〉 be confused; 〈 dronken〉 be sloshed/plastered; 〈 in moeilijke omstandigheden〉 be in a tight spot -
17 mensenleven
♦voorbeelden:een oorlog kost veel mensenlevens • a war costs many livesbij die brand zijn twee mensenlevens te betreuren • the fire took two lives -
18 nasleep
♦voorbeelden: -
19 tijdens
-
20 verwarren
♦voorbeelden:1 in iets verward raken • get tied up/entangled/snarled up in somethingverwarrend werken • lead to confusionniet te verwarren met • not to be confused with
См. также в других словарях:
German declaration of war against the Netherlands — At 6:00 AM (Amsterdam Time) on 10 May 1940, during the Battle of the Netherlands, the German envoy Count Zech von Burkensroda gave Dutch minister of foreign affairs Van Kleffens the following German declaration of war. It was only later… … Wikipedia
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Zeit — 1. Ach, du lewe Tît, hadd öck doch gefrît, wär öck rusch e Wiew geworde. – Frischbier, 4158. 2. Abgeredet vor der Zeit, bringt nachher keinen Streit. – Masson, 362. 3. All mit der Tit kumt Jan in t Wamms un Grêt in n Rock. – Lohrengel, I, 27;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon