-
1 hurry
n. haast--------v. versnellen, haastenhurry1[ hurrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: hurries; voornamelijk enkelvoud〉1 haast♦voorbeelden:he's in a hurry to get married • hij popelt om te gaan trouwen〈 informeel〉 find another job in a hurry • gauw/gemakkelijk ander werk vinden————————hurry2〈 hurried〉1 zich haasten ⇒ haast maken, opschieten♦voorbeelden:hurry up! • schiet op! vooruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tot haast aanzetten ⇒ opjagen, overhaasten3 haastig/ijlings vervoeren♦voorbeelden:hurry up a job • haast maken met/vaart zetten achter een klus -
2 hurry up!
schiet op!hurry up!schiet op! vooruit! -
3 hurry up
wees snel, opschieten -
4 hurry one's pace
-
5 hurry to church
-
6 hurry up a job
hurry up a jobhaast maken met/vaart zetten achter een klus -
7 hurry someone up
iemend ophaasten -
8 I'm in a hurry
I'm in a hurry -
9 find another job in a hurry
find another job in a hurrygauw/gemakkelijk ander werk vinden -
10 he admonished them to hurry
-
11 he's in a hurry to get married
he's in a hurry to get married -
12 what's the big hurry?
what's the big hurry?vanwaar die haast? -
13 in a hurry
haasten, haastig zijn, in een haast zijn -
14 admonish
v. waarschuwen; iemand vermanen; berispen[ ədmonnisj]1 waarschuwen ⇒ vermanen, berispen2 aanmanen ⇒ aansporen, oproepen♦voorbeelden:he admonished them to hurry • hij spoorde hen aan zich te haasten -
15 big
adj. groot; omvangrijk; dik; gewichtigbig1[ big] 〈bijvoeglijk naamwoord; bigger; bigness〉1 groot ⇒ omvangrijk, dik, zwaar; (hoog)zwanger, (hoog)drachtig3 groot ⇒ ouder, volwassen♦voorbeelden:big money • grof geld, het grote gelda big woman • een grote/zware vrouwbig with child • (hoog)zwanger, op alle dagenbig business • het groot kapitaal, de grote zakenwereldhe is a big name in show business • hij heeft een grote naam in de showwereldthe big opportunity • de grote kans3 my big sister • mijn grote/oudere zus4 the Big Bang • de Grote Knal, oerknal, oerexplosie; omwenteling, Big Bang 〈 met betrekking tot de Londense beurs in 1986〉〈 informeel〉 have big ideas • ambitieus zijn, het hoog in de bol hebbenbig talk • grootspraak, gebluf5 big words • bombast, grote woordenhave a big heart • gulhartig zijnthat was very big of him • dat was erg grootmoedig van hemBig Brother • Big Brother, Grote Broeder 〈de dictator in Orwells roman ‘1984’〉〈 ironisch〉 big deal! • reusachtig!〈 vaak figuurlijk〉 bang/beat the big drum • de grote trom roeren, hoog van de toren blazen〈 techniek, technologie〉 big end • (grote) drijfstangkop, big endwhat's the big hurry? • vanwaar die haast?what's the big idea? • wat is hier aan de hand?————————big2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
16 else
adj. ander--------adv. anders[ els]♦voorbeelden:1 anything else? • verder nog iets?everybody else but you • op jou na iedereenlittle else • niet veel meerit's nobody else's business • verder gaat het niemand wat aanthat is something else again! • dat is heel wat anders!what else can I do? • wat kan ik anders doen?nowhere else • nergens andersor else • of (anders)hurry, (or) else you'll miss your train • schiet op, anders mis je je trein (nog) -
17 to
adv. aan; naar; voor; een toost--------prep. aan; naar; om; ondanksto1[ toe:] 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:pace to and fro • ijsberenhe put his signature to • hij zette zijn handtekening erop→ come to come to/————————to2♦voorbeelden:pale to clear blue • bleek tot hel blauwcovered up to his chin • tot de kin bedekthurry to church • zich naar de kerk haastenhis money went to clothes • zijn geld besteedde hij aan klerento her dismay • tot haar ontzettingsing hymns to God • hymnen zingen voor Goddrink to her health • op haar gezondheid drinkenit seemed strange to John • het kwam John vreemd voorshe held the letter to the light • ze hield de brief tegen het lichtloyal to a man • stuk voor stuk trouwto my mind • volgens mijturn to your right • sla rechtsaftravel to Rome • naar Rome reizengo to sea • zee kiezenfrom bad to worse • van kwaad tot ergerhe kept it to himself • hij hield het voor zichwe beat them eleven to seven • we hebben ze met elf tegen zeven verslagenthis is nothing to the capital • dit is niets vergeleken bij de hoofdstadsuperior to synthetic fabric • beter dan synthetische stofJack had eight marbles to Bill's forty • Jack had slechts acht knikkers tegenover Bill, die er veertig hadcompared to Jack • vergeleken bij Jackhe wrote music to his lyrics • hij schreef muziek bij zijn tekstenhe sang to the music • hij zong op de muziek/met de muziek meea disaster to the nation • een ramp voor het volktrue to nature • natuurgetrouwdifferent to Philip's • verschillend van die van PhilipI'm new to the place • ik ben hier nieuwmade to size • op maat gemaaktsweeten to taste • zoeten naar smaakto the present day • tot op hedenpaid to the day • stipt betaaldstay to the end • tot het einde blijvenfrom week to week • van week tot week5 son to Mr Boswell • de zoon van dhr. Boswellthe key to the house • de sleutel van het huisthere's more to the story • het verhaal is nog niet afthere's more to it • er zit meer achter————————to31 〈 vaak onvertaald〉te2 〈 vaak onvertaald〉dat/het♦voorbeelden:I don't want to apologize • ik wil mij niet verontschuldigenthe plane took off (only) to crash two minutes later • het vliegtuig steeg op en/maar stortte twee minuten later neer/ 〈 substandaard ook〉I'd like to apologize, but I don't know how to • ik zou graag mijn verontschuldigingen aanbieden, maar ik weet niet hoe om twee minuten later neer te storten -
18 will
n. testament--------n. wil; testament; wilskracht; keuze--------v. willen, hulpwerkwoord voor aangeven van toekomstige tijd--------v. willen; zullen; kunnen; wilskracht tonen; gebieden; beslissenwill1[ wil]♦voorbeelden:1 wil ⇒ wilskracht; wens, verlangen♦voorbeelden:1 good/ill will • goede/slechte wila strong/weak will • een sterke/zwakke wilshe has a will of her own • ze heeft een eigen willetjeagainst his will • tegen zijn wil/zinhe did it of his own free will • hij deed het uit vrije wil/uit eigen beweging〈 spreekwoord〉 where there's a will there's a way • waar een wil is, is een weg¶ at will • naar goeddunken/believenwith a will • vastberaden, enthousiast————————will2♦voorbeelden:willing and wishing are not the same • willen en wensen zijn tweeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 juridisch〉(bij testament) vermaken/nalaten2 door wilskracht (af)dwingen ⇒ bevelen, zijn wil opleggen aan♦voorbeelden:2 can you will yourself into contentment? • kan jij jezelf tot tevredenheid dwingen?————————will3〈 would〉1 willen ⇒ wensen, verlangen♦voorbeelden:tell whatever lies you will • vertel maar zoveel leugens als je wilII 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden:1 〈 emfatisch〉 I said I would do it and I will • ik heb gezegd dat ik het zou doen en ik zal het ook doen〈 formeel〉 will you have some more tea? • wilt u nog meer thee?will you hurry up, please? • wil je opschieten, alsjeblieft?shut the door, will you/won't you? • doe de deur dicht, alsjeblieftaccidents will happen • ongelukken zijn niet te vermijdenI will lend you a hand • ik zal je een handje helpenthis will get you nowhere • zo kom je nergenscandidates will produce their certificates • de kandidaten moeten hun getuigschriften overleggen→ would would/
См. также в других словарях:
hurry up — {v. phr.} To rush (an emphatic form of hurry). * /Hurry up or we ll miss our plane./ … Dictionary of American idioms
hurry up — {v. phr.} To rush (an emphatic form of hurry). * /Hurry up or we ll miss our plane./ … Dictionary of American idioms
Hurry — Hur ry, v. t. [imp. & p. p. {Hurried}; p. pr. & vb. n. {Hurrying}.] [OE. horien; cf. OSw. hurra to whirl round, dial. Sw. hurr great haste, Dan. hurre to buzz, Icel. hurr hurly burly, MHG. hurren to hurry, and E. hurr, whir to hurry; all prob. of … The Collaborative International Dictionary of English
Hurry — Hur ry, v. i. To move or act with haste; to proceed with celerity or precipitation; as, let us hurry. [1913 Webster] {To hurry up}, to make haste. [Colloq.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Hurry — can refer to:*Hurry (EP), an EP by Tin Foil Phoenix *Hurrying, a child employed in a coal mine to transport coal *Hurry, a curling term … Wikipedia
hurry — [n] speed in action, motion bustle, celerity, commotion, dash, dispatch, drive, expedition, expeditiousness, flurry, haste, precipitance, precipitateness, precipitation, promptitude, push, quickness, rush, rustle, scurry, speediness, swiftness,… … New thesaurus
hurry — ► VERB (hurries, hurried) ▪ move or act quickly or more quickly. ► NOUN ▪ great haste; urgency. ● in a hurry Cf. ↑in a hurry DERIVATIVES hurried … English terms dictionary
Hurry — Hur ry, n. The act of hurrying in motion or business; pressure; urgency; bustle; confusion. [1913 Webster] Ambition raises a tumult in the soul, it inflames the mind, and puts into a violent hurry of thought. Addison. Syn: Haste; speed; dispatch … The Collaborative International Dictionary of English
hurry — vb *speed, quicken, precipitate, hasten Analogous words: impel, drive, *move Antonyms: delay Contrasted words: retard, slow, slacken, detain (see DELAY): procrastinate, lag, loiter, dawdle (see DELAY) hurry n *haste, speed, dispatch, expedition … New Dictionary of Synonyms
hurry — index dispatch (promptness), dispatch (send off), expedite, haste, hasten, precipitate (hasten), race … Law dictionary
hurry on — index dispatch (send off) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary