-
101 dat is aardig gevonden
dat is aardig gevondenthat's neat, how clever of youVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is aardig gevonden
-
102 dat is betrekkelijk
dat is betrekkelijkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is betrekkelijk
-
103 dat kon hij immers niet weten!
dat kon hij immers niet weten!how was he to know?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat kon hij immers niet weten!
-
104 dat treft (goed)
dat treft (goed)what luck!, how fortunate!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat treft (goed)
-
105 dat
dat11 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for youdat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yoursdat mens • that (dreadful) woman1 [beperkend] that, which; 〈 met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈 met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2〈 voegwoord〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatzonder dat ik het wist • without me knowingzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool! -
106 de ernst van de situatie drong plotseling tot hem door
de ernst van de situatie drong plotseling tot hem doorVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de ernst van de situatie drong plotseling tot hem door
-
107 de gemoederen in beweging weten te brengen
de gemoederen in beweging weten te brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de gemoederen in beweging weten te brengen
-
108 de spelling van een woord vragen
de spelling van een woord vragenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de spelling van een woord vragen
-
109 dichtgaan
♦voorbeelden:'s zomers gaat de fabriek twee weken dicht • in summer the factory shuts down for two weekshoe gaat dit jasje dicht? • how does this jacket do up?mijn rok gaat niet dicht • my skirt won't meetop zaterdag gaan de winkels vroeg dicht • the shops close early on Saturdays -
110 dit is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet
dit is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moetVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dit is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet
-
111 dom
dom1〈de〉————————dom2♦voorbeelden:zo dom als het achtereind van een varken • as thick as a brick2 een dom antwoord • a silly/stupid answersta niet zo dom te grijnzen! • wipe that silly grin off your face!het zou dom zijn om … • it would be foolish to …wat dom van mij! • how stupid/silly of me!3 dom geluk • sheer luck, a flukedom geweld • brute forceII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [onwetend] ignorant♦voorbeelden:zich van de domme houden • play ignorant/(the) innocent -
112 doorbrengen
1 spend♦voorbeelden:1 hoe heb je de middag doorgebracht? • how did you spend the afternoon?ergens de nacht doorbrengen • spend the night/stay overnight somewherede avond werd doorgebracht met dia's kijken • the evening was spent looking at slides -
113 doordringen
doordringen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 het drong niet tot hem door dat hij brutaal was • it didn't occur to him that he was being rudetot de finale doordringen • get through to/make it to/get to the finals〈 figuurlijk〉 de ernst van de situatie drong plotseling tot hem door • he suddenly became aware how serious the situation was————————doordringen♦voorbeelden:2 doordrongen zijn van de noodzaak … • be convinced of the necessity of … -
114 durven
1 dare ⇒ venture (to/upon)♦voorbeelden:1 ik durf zelfs (te) beweren dat … • I would even venture (to say) that …hij durft niet te komen • he does not dare (to) comeje moet maar durven! • of all the nerve!, some/the cheek!zij durfde het hem niet (goed) te vragen • she hesitated to ask himdat zou ik niet durven zeggen • I wouldn't dare to say thathij durft alles • he is game for everythinghoe durf je! • how dare you!als het erop aan kwam durfde hij niet • he got cold feet when it came to the crunchdat durft hij vast niet • he wouldn't dare (to do that)kom eens hier (op) als je durft • I dare you!als je toch durft! • don't you dare!probeer maar als je durft! • try if you dare!u/jij durft! • 〈 ook ironisch〉 you have a nerve! -
115 duur
duur1〈de〉1 [tijdruimte die iets beslaat] duration ⇒ length, 〈 met betrekking tot apparatuur〉 life, 〈 met betrekking tot gevangenisstraf, ambt〉 term2 [tijd dat men het ergens uithoudt] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:het geschil is al van lange duur • the dispute is of long standingvoor onbepaalde duur in staking gaan • strike for an indefinite periodop de lange duur • in the long run, finallyhet leven is kort van duur • life is short————————duur22 [zwaarwegend, bindend] solemn♦voorbeelden:dure gewoontes • expensive/luxurious habitseen duur hotel • an expensive/plush hotelaan de dure kant • on the pricey sideeen dure tijd • a period/time of high pricesdure vaklui • highly-paid craftsmendie auto is duur (in het gebruik) • that car is expensive to runde stookolie wordt weer duurder • heating oil is going up againhoe duur is die fiets? • how much is that bicycle?dat is te duur voor mij/me te duur • I can't afford itergens duur mee uit zijn • get a bad bargaineen dure plicht • a bounden duty3 dure mensen • chic/posh peoplehij gebruikt graag dure woorden • he likes to use big wordsII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 onze duur betaalde/bevochten vrijheid • our dearly bought/hard-won freedomiets duur betalen • pay a high price for something 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 pay dearly for something -
116 een mooie vertoning!
een mooie vertoning!a sight to behold!; 〈 informeel〉 a nice how-do-you-do!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een mooie vertoning!
-
117 eens
I 〈 bijwoord〉1 [eenmaal] once2 [nog eenmaal] twice4 [ter versterking] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:dat is eens en nooit weer • once is enougheens in het uur • hourly, every houreens in de week/drie maanden • once a week/every three monthsmeer dan eens • more than onceeens te meer • (all the) more so2 geef mij nog eens zoveel, a.u.b. • would you give me twice as much/manyeens zo groot • twice as large/bigkom eens langs • drop by sometimeer was eens • once upon a time there wasLonden is niet meer wat het eens was • London is not what it used to beik heb de groenten nu eens gestoomd • I steamed the vegetables for a changedat is weer eens wat anders • that makes a changehet gebeurt nog al eens dat • it does (sometimes) happen thatzeg, vertel me eens, Jan • tell me, Jan!waag het eens • don't you darewacht eens • wait a minuteje zult eens zien wat er gebeurt • you'll see (what happens)dat zou best eens kunnen • that might well be the caseik spreek nog niet eens over de rest • to say nothing of the restniet eens tijd hebben om • not even have the time tohij keek niet eens • he did not even looknee en nog eens nee • once and for all: no!nog eens • once more, (once) again; 〈 formeel〉 anew, afreshdat is nog eens een flinke vent/mooie vrouw • (now) that's what I call a real man/a beautiful womanals we nu eens … • suppose we …, how about …?u zou wel eens gelijk kunnen hebben • you could/might (well) be rightwel eens • once in a while, sometimesje moet je eens na laten kijken • you really should have a check-up; 〈 ironisch〉 you need your head examinedkijk eens aan! • just look at that!II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [van dezelfde mening] agreed, in agreement♦voorbeelden:1 het over de prijs eens worden • agree on a/about the pricehet erover eens zijn, dat … • agree that …het eens zijn • agree, be in agreementhet met iemand eens zijn • agree with someonehet niet eens zijn met iemand • disagree with someonehet met zichzelf niet eens kunnen worden • not be able to make up one's mind, be undecidedhet op sommige punten niet eens kunnen worden • be unable to reach agreement on certain points -
118 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
119 ellende
1 [rampzalige toestand, omstandigheid; rampzalige ervaring] misery♦voorbeelden:het was een doffe ellende • it was an awful businesswat een ellende • how awful/dreadfulvan ellende wegkwijnen • waste away with miseryzwart zien van ellende • look terribly downde ellende is, dat … • the rotten thing is that … -
120 en zo hoort het ook
en zo hoort het ookVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > en zo hoort het ook
См. также в других словарях:
how — W1S1 [hau] adv, conj [: Old English; Origin: hu] 1.) used to ask or talk about the way in which something happens or is done ▪ How do you spell your name? ▪ How can I help you? ▪ I d like to help in some way, but I m not sure how. ▪ He explained… … Dictionary of contemporary English
how — [ hau ] function word *** How can be used in the following ways: as an adverb (introducing a direct or indirect question): How do you spell your last name? I don t know how the system works. (introducing an EXCLAMATION): How I hate the winter!… … Usage of the words and phrases in modern English
how — how1 [hou] adv. [ME hwu, hu < OE, akin to OHG hweo (Ger wie), Goth hwai wa < IE interrogative base * kwo , *kwe > WHY, WHO, L quo, Sans kā] 1. in what manner or way; by what means 2. in what state or condition 3. for what reason or… … English World dictionary
How — How, adv. [OE. how, hou, hu, hwu, AS. h?, from the same root as hw[=a], hw[ae]t, who, what, pron. interrog.; akin to OS. hw[=o]w, D. hoe, cf. G. wie how, Goth. hw[=e] wherewith, hwaiwa how. [root]182. See {Who}, and cf. {Why}.] 1. In what manner… … The Collaborative International Dictionary of English
how — ► ADVERB 1) in what way or by what means. 2) in what condition or health. 3) to what extent or degree. 4) the way in which. ● and how! Cf. ↑and how! ● how about? … English terms dictionary
How — may refer to: *How (interrogative), an interrogative word in English grammar *How (greeting), a greeting in some representations by Europeans of Native American speech *How, Cumbria, a settlement in northwest England *William Walsham How (1823… … Wikipedia
how so? — (archaic) How can this be so?, why? • • • Main Entry: ↑how * * * how so?/how’s that?/spoken phrase used for asking someone to explain the reason for the statement they have just made ‘If the dam is built, a lot of people will suffer.’ ‘How so?’… … Useful english dictionary
how-to — how toer, n. /how tooh /, adj., n., pl. how tos. adj. 1. giving or pertaining to basic instructions and directions to the layperson on the methods for doing or making something, esp. as a hobby or for practical use: a how to book on photography.… … Universalium
HOW... — HOW... (ISSN 0886 0483), called HOW Design Ideas at Work on its cover, is a monthly magazine for graphic designers. Launched in 1985, HOW... is edited by Bryn Mooth, with senior editor Megan Lane. HOW... is published by F+W Publications Inc. of… … Wikipedia
how-to — Ⅰ. how to UK US adjective [before noun] ► used to describe something that provides practical advice on a particular activity: »a how to book/guide/article Ⅱ. how to UK US noun [C] (plural how tos) ► a book, DVD, etc. that gives practical advice… … Financial and business terms
how|dy — how|dy1 «HOW dee, HOH », noun, plural dies. Scottish. a midwife. ╂[origin unknown] how|dy2 «HOW dee», interjection, noun, plural dies. Dialect. how do you do … Useful english dictionary