-
1 gewichtig
-
2 pompous ass
gewichtig/hoogdravend/gezwollen ezel/klootzak -
3 important
important [ẽportã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 belangrijk ⇒ gewichtig, aanzienlijk, invloedrijk♦voorbeelden:faire l' important • gewichtig doenl' important 〈m.〉 • de hoofdzaak, het voornaamsteadj1) belangrijk, gewichtig2) aanzienlijk, invloedrijk3) omvangrijk, groot4) verwaand -
4 consequential
-
5 important
adj. belangrijk; waardevol; gewichtig; gewichtig doend[ impo:tnt]1 belangrijk ⇒ gewichtig, beduidend♦voorbeelden: -
6 momentous
-
7 portentous
adj. onheilspellend; dreigend; ontzagwekkend; veelbetekenend; ontzagwekkend; gewichtig (doend)[ po:tentəs]1 onheilspellend ⇒ dreigend, veelbetekenend -
8 grave
-
9 wichtig
wichtig1 belangrijk, gewichtig♦voorbeelden:sich wichtig nehmen • zichzelf heel belangrijk vindeneine Sache zu wichtig nehmen • te veel betekenis aan iets hechten -
10 важный
belangrijk, gewichtig ; deftig, geziene, aanzienlijk, voornaam -
11 весомый
zwaar ; gewichtig -
12 важничающий
-
13 важный
-
14 веский
adjgener. gewichtig, gegrond, zwaar -
15 весомый
adjgener. gewichtig, weegbaar -
16 значительный
adjgener. beduidend, aanzienlijk, flink, hoog, merkelijk, respectabel, slodderig, slordig, aanmerkelijk, behoorlijk, belangrijk, betekenisvol, fors, gewichtig, invloedrijk, machtig, niet onaardig, niet onbeduidend, verstrekkend, voornaam -
17 он очень важничает
prongener. hij doet erg gewichtigRussisch-Nederlands Universal Dictionary > он очень важничает
-
18 act
n. handeling; daad; akte; wet; nummer, bedrijf--------v. handelen, optreden; zich gedragen, toneelspelen, een rol spelenact1[ ækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handeling ⇒ daad, werk♦voorbeelden:act of war • oorlogshandeling2 〈 Amerikaans-Engels〉 act of Congress, 〈 Brits-Engels〉act of Parliament • wet van het Congres/Parlementgo into one's act • zijn bekende grapjes uithalenput on an act • komedie spelenact of God • straffe Gods; 〈 verzekeringswezen〉overmacht, force majeure 〈 met betrekking tot natuurgeweld〉catch/take someone in the (very) act • iemand op heterdaad betrappen〈 slang〉 get one's act together • orde op zaken stellen, zijn zaakjes voor elkaar krijgensteal the act • uitbenI was in the (very) act of writing a letter • ik was net een brief aan het schrijven————————act22 handelen ⇒ optreden, iets doen6 komedie spelen ⇒ zich aanstellen, veinzen♦voorbeelden:he acts like a fool • hij gedraagt zich als een dwaas2 why don't the police act? • waarom grijpt de politie niet in?the chairman asked her to act for him • de voorzitter vroeg haar om hem te vervangen¶ Ayckbourn's plays act well • de stukken van Ayckbourn zijn goed speelbaar/bekken goedII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitbeelden ⇒ spelen, uitspelen♦voorbeelden:act out one's emotions • zijn gevoelens uitspelen/naar buiten brengen -
19 big
adj. groot; omvangrijk; dik; gewichtigbig1[ big] 〈bijvoeglijk naamwoord; bigger; bigness〉1 groot ⇒ omvangrijk, dik, zwaar; (hoog)zwanger, (hoog)drachtig3 groot ⇒ ouder, volwassen♦voorbeelden:big money • grof geld, het grote gelda big woman • een grote/zware vrouwbig with child • (hoog)zwanger, op alle dagenbig business • het groot kapitaal, de grote zakenwereldhe is a big name in show business • hij heeft een grote naam in de showwereldthe big opportunity • de grote kans3 my big sister • mijn grote/oudere zus4 the Big Bang • de Grote Knal, oerknal, oerexplosie; omwenteling, Big Bang 〈 met betrekking tot de Londense beurs in 1986〉〈 informeel〉 have big ideas • ambitieus zijn, het hoog in de bol hebbenbig talk • grootspraak, gebluf5 big words • bombast, grote woordenhave a big heart • gulhartig zijnthat was very big of him • dat was erg grootmoedig van hemBig Brother • Big Brother, Grote Broeder 〈de dictator in Orwells roman ‘1984’〉〈 ironisch〉 big deal! • reusachtig!〈 vaak figuurlijk〉 bang/beat the big drum • de grote trom roeren, hoog van de toren blazen〈 techniek, technologie〉 big end • (grote) drijfstangkop, big endwhat's the big hurry? • vanwaar die haast?what's the big idea? • wat is hier aan de hand?————————big2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
20 dog
n. hond--------v. als een hond achter hem aanlopendog1[ dog]1 hond2 〈 ook attributief〉mannetje van de hond/vos/wolf♦voorbeelden:die like a dog • als een hond creperen3 he is a dirty dog • hij is een echte ellendeling/rotzakgay dog • vrolijke Franshe is a dog in the manger • hij kan de zon niet in het water zien schijnendog eats dog • homo homini lupus, de mens is de mens een wolfgo to the dogs • naar de bliksem gaanII 〈 meervoud〉————————dog2〈werkwoord; dogged〉
См. также в других словарях:
Gewichtig — Gewichtig, S. Wichtig … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
gewichtig — Adj. (Mittelstufe) von großer Bedeutung Synonyme: bedeutungsvoll, bedeutend, wichtig Beispiel: Wir haben gewichtige Probleme zu besprechen … Extremes Deutsch
gewichtig — 1. bleischwer, kaum zu heben/tragen, massig, nicht leicht, schwer [wie Blei], viel Gewicht habend, von großem Gewicht, wuchtig. 2. bedeutend, bedeutsam, bedeutungsvoll, belangvoll, schwerwiegend, von Belang, von [großem] Gewicht, von [großer]… … Das Wörterbuch der Synonyme
gewichtig — zentral; gravierend; bedeutsam; essenziell; groß (umgangssprachlich); wesentlich; schwer wiegend; essentiell; schwerwiegend; wichtig; bedeute … Universal-Lexikon
gewichtig — ge·wịch·tig Adj; 1 geschr; (in einer bestimmten Hinsicht) wichtig, von großer Bedeutung <Gründe, Probleme; eine Persönlichkeit> 2 hum ≈ dick, korpulent … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
gewichtig — gewichtigadj schwergewichtig,beleibt.Nicht»großvonAnsehen,vonBedeutung«,sondernlediglich»schweraufderWaage«.1920ff … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
gewichtig — нем. [геви/хтих] тяжело, важно … Словарь иностранных музыкальных терминов
gewichtig — ge|wịch|tig … Die deutsche Rechtschreibung
aber gewichtig — ziemlich bewegt, aber gewichtig нем. [ци/млих бэвэ/гт], [а/бэр геви/хтих] довольно подвижно, но тяжело; см. Р. Штраус. «Электра» … Словарь иностранных музыкальных терминов
schwerwiegend — zentral; gravierend; bedeutsam; essenziell; groß (umgangssprachlich); wesentlich; schwer wiegend; essentiell; wichtig; bedeutend; gewichtig; … Universal-Lexikon
tapfer — kühn; wagemutig; couragiert; wacker; mutig; verwegen; forsch; unerschrocken * * * tap|fer [ tapf̮ɐ] <Adj.>: beherrscht und ohne Furcht gegen Gefahren und Schwierigkeiten kämpfend: sie hat sich tapfer gewehrt; er hat die Schmerzen tapfer… … Universal-Lexikon