-
1 fowl
-
2 giblet
n. (eetbaar)inwendig orgaan (van gevogelte)[ dzjiblit] 〈 voornamelijk meervoud〉 -
3 poultry
n. pluimvee[ pooltrie] -
4 bag
n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)--------v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresterenbag1[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zak ⇒ tas, koffer3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel♦voorbeelden:bags of room • plaats genoeg→ diplomatic diplomatic/————————bag2〈 bagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken♦voorbeelden: -
5 boiler
-
6 carve
v. snijden; beeldhouwen[ ka:v]2 graveren♦voorbeelden:→ carve up carve up/1 kerven ⇒ houwen, beitelen; krassen, graveren/beeldhouwen in; splijten♦voorbeelden:carve from marble • uit marmer houwencarve wood into a figure • uit hout een figuur snijden→ carve out carve out/ -
7 dress
adj. feestelijk, officieel, van kleding--------n. japon, jurk--------v. aankleden; zich aankleden; in de rij staan; een gerecht klaarmaken; versierendress1[ dres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kleding ⇒ tenue, dracht————————dress2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 zich (aan)kleden ⇒ gekleed gaan, toilet maken♦voorbeelden:dress up • zich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)kleden ⇒ van kleding voorzien, kleren aantrekken2 versieren ⇒ opsieren, optuigen5 opmaken ⇒ kammen en borstelen, kappen♦voorbeelden:dress up • verkleden, vermommendressed in one's (Sunday) best • met z'n goeie goed aandressed in black • in het zwartdress up • opdoffen 〈 ook figuurlijk〉; mooi doen schijnen; aanvaardbaar laten ken/maken, leuk brengendress down • zacht/soepel maken 〈 leer〉; roskammen 〈 paard〉; 〈 figuurlijk〉een pak slaag geven, op z'n donder geven -
8 dressed fowl
-
9 forcemeat
n. mengsel van voedsel dat fijn gehakt is en gekruid; mengsel van rauw vlees of vlees van gevogelte dat fijngehakt is en gekruid en met eieren vermengd, gehakt; vulselforcemeat -
10 fur
adj. van bont; van vacht gemaakt--------n. vacht, bont, bontjas; aanslag, beslag--------v. bontkleding; aanslag, voeren met bont; beslagfur1[ fə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vacht♦voorbeelden:————————fur21 bonten ⇒ bont-, pels-♦voorbeelden:fur felt • haarvilt————————fur3〈werkwoord; furred〉♦voorbeelden: -
11 leg
n. voet; been; gedeelte (bij een wedstrijd); meeteenheid bij vliegen--------v. benen, vlug lopen; zich het vuur uit de sloffen lopenleg15 〈 benaming voor〉 gedeelte (van groter geheel) ⇒ etappe 〈 van reis, wedstrijd e.d.〉; estafetteonderdeel; manche 〈 van wedstrijd〉♦voorbeelden:get someone back on his legs • iemand er weer bovenop helpenkeep one's legs • zich staande houdenpull someone's leg • iemand voor de gek houdenshake a leg • opschietennot have a leg to stand on • geen poot hebben om op te staanstand on one's own legs • op eigen benen staantake to one's legs • zich uit de voeten makenwalk one's legs off • zich het vuur uit de sloffen lopenwalk someone off his legs • iemand laten lopen tot hij erbij neervaltbe all legs • uit zijn krachten gegroeid zijnoff one's legs • zijn gemak ervan nemendbe (up) on one's legs • op de been zijn3 schenkel♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————leg2〈werkwoord; legged〉♦voorbeelden: -
12 meat
n. vlees; kost[ mie:t]1 vlees3 essentie♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 one man's meat is another man's poison • de een traag, de ander graag -
13 parson's nose
-
14 white meat
wit vlees; kalfsvleeswhite meat———————— -
15 wildfowl
n. wildgevogeltewildfowl〈zelfstandig naamwoord; werkwoord steeds meervoud〉 -
16 Ammoperdix heyi
Zandpatrijs (woestijn gevogelte) -
17 egg and poultry industry
het eieren en gevogelte industrie -
18 fur and feathers
wild en gevogelte -
19 furcula
n. Sleutelbeen van gevogelte -
20 giblets
n. inwendige organen van gevogelte
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Marnix Gijsen — 20 October 1899 29 September 1984) was a Flemish writer. His real name was Joannes Alphonsius Albertus Goris, his pseudonym relates to Marnix van Sint Aldegonde and the surname of his mother (Gijsen). Contents … Wikipedia
Die schwimmende Feder — Melchior de Hondecoeter, 1680 Öl auf Leinwand, 159 cm × 144 cm Rijksmuseum Die schwimmende Feder (niederländisch: Het drijvend veertje) ist … Deutsch Wikipedia
Nombre grammatical — Le nombre est, en grammaire et linguistique, un trait grammatical caractérisant certains lemmes comme les noms et adjectifs, les pronoms ainsi que les verbes. Dans le système nominal et pronominal, le nombre représente de manière plus ou moins… … Wikipédia en Français
Felix Alen — (1950) est un chef cuisinier flamand. Après sa formation à l école hôtellerie d Anderlecht C.O.O.V.I, où il a été nommé président de l association des anciens élèves, Felix Alen a travaillé de 1969 à 1970 dans les cuisines du palais royal. Il a… … Wikipédia en Français