-
1 sensible
sensible [sãsiebl]3 waarneembaar ⇒ voelbaar, aanzienlijk♦voorbeelden:1 c'est son endroit sensible • dat is zijn, haar tere puntpoint sensible • gevoelige plek, kwetsbaar puntêtre sensible de la gorge • een gevoelige keel hebbenêtre sensible à la musique • gevoel hebben voor muziek, veel van muziek houdenfaire des progrès sensibles • duidelijke vorderingen makenadj1) gevoelig2) meelevend3) voelbaar4) aanzienlijk -
2 sensibiliser
sensibiliser [sãsiebieliezee]1 gevoelig maken (voor) ⇒ bewust maken (van), ontvankelijk maken (voor)♦voorbeelden:1 être sensibilisé à, par • openstaan voor, zich bewust zijn van -
3 accessible
accessible [aaksessiebl]2 gevoelig ⇒ vatbaar, ontvankelijk♦voorbeelden:exposé accessible au profane • voor een niet-ingewijde begrijpelijke uiteenzettingadj1) toegankelijk, bereikbaar2) gevoelig, ontvankelijk -
4 douloureux
douloureux [doeloereu]2 pijnlijk ⇒ smartelijk, vol droefenis♦voorbeelden:il m'est douloureux de le voir souffrir • het doet me (verschrikkelijk) pijn hem te zien lijden= douloureuse; adj1) pijnlijk, bedroevend2) gevoelig -
5 tendre
tendre1 [tãdr]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉1 teder ⇒ gevoelig, innig, lief(devol), zacht(aardig)2 teer ⇒ zacht, mals♦voorbeelden:pain tendre • vers broodviande tendre • zacht vleesn'être pas tendre pour qn. • niet zachtzinnig met iemand zijnc'est un tendre • het is een gevoelig mens————————tendre2 [tãdr]1 streven (naar) ⇒ beogen, gericht zijn (op), leiden (tot), strekken (tot)2 een neiging vertonen, hebben (om)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (uit)strekken ⇒ rekken, aanreiken, toekeren♦voorbeelden:araignée qui tend sa toile • spin die zijn web maakt1. adj1) teder, liefdevol, zacht2) zacht, mals2. v3) gaan (naar)4) (aan)spannen5) uitstrekken6) aanreiken7) behangen3. se tendrev -
6 impressionnable
impressionnable [ẽpresjonnaabl] -
7 chatouilleux
chatouilleux [sĵaatoejeu]2 kittelorig ⇒ lichtgeraakt, opvliegend= chatouilleuse; adj1) kittelig2) lichtgeraakt, opvliegend -
8 délicat
délicat [deeliekaa]1 verfijnd ⇒ fijn, subtiel2 zacht ⇒ teer, fijn, licht3 fijngevoelig ⇒ fijnbesnaard, tactvol♦voorbeelden:effleurer délicatement • licht aanrakensanté délicate • zwakke gezondheidfaire le délicat, la délicate • kieskeurig zijnadj1) fijn, subtiel2) zacht, teer3) fijngevoelig4) netelig, hachelijk5) veeleisend, kieskeurig -
9 douloureusement
-
10 émotif
-
11 sélectif
sélectif [seelektief]= sélective; adj -
12 sentimental
sentimental [sãtiemãtaal],sentimentaux [sãtiemãtoo]♦voorbeelden:1 un(e) sentimental(e) • gevoelsmens, sentimenteel iemandadj1) gevoels-2) sentimenteel -
13 sujet
sujet1 [suuzĵe]〈m.〉2 reden ⇒ motief, oorzaak4 patiënt5 proefpersoon, -dier♦voorbeelden:à ce sujet • daaromtrentau sujet de • naar aanleiding vansur ce sujet • over dit onderwerp→ pronombon sujet • brave figuurmauvais sujet • deugniet————————sujet2 [suuzĵe],sujette [suuzĵet]〈m., v.〉————————sujette (à) [suuzĵet]1 onderhevig (aan) ⇒ lijdend (aan), gevoelig (voor)♦voorbeelden:→ caution1. m1) onderwerp, thema2) motief3) persoon4) patiënt5) proefpersoon, -dier6) subject2. sujet/-ettem/f -
14 susceptible
susceptible [suuseptiebl]2 lichtgeraakt ⇒ gevoelig, prikkelbaar♦voorbeelden:être susceptible de • in staat zijn omdes propositions susceptibles de vous intéresser • voorstellen die u zouden kunnen interesserenadj3) prikkelbaar, overgevoelig -
15 terrain
terrain [terrẽ]〈m.〉1 terrein ⇒ stuk grond, land, grond2 terrein ⇒ veld, baan4 terrein ⇒ grond, bodem♦voorbeelden:terrain vague • onbebouwd, braakliggend terreinterrain à bâtir • bouwgrond, -terrein2 terrain de jeu • speelterrein, -veldterrain brûlant • gevoelig onderwerp, heet hangijzerterrain glissant • gevaarlijk terrein, glad ijsse faire battre sur son terrain • op eigen terrein, (vak)gebied het onderspit delven, een thuiswedstrijd verliezendisputer le terrain pied à pied, disputer le terrain à qn. • zich met hand en tand verdedigen, geen duimbreed wijkenêtre sur son terrain • op bekend terrein zijngagner, perdre du terrain • 〈 ook figuurlijk〉terrein, veld winnen, verliezenménager le terrain • behoedzaam, diplomatiek te werk gaanreconnaître, sonder, tâter le terrain • het terrein verkennen, aftastendes voitures tout terrain, tous terrains • terreinvoertuigenm1) terrein2) baan, veld3) grond, bodem4) aardlaag -
16 c'est un tendre
-
17 désensibiliser
-
18 émotionnable
-
19 ému
-
20 réceptif
réceptif (à) [reeseptief]
- 1
- 2