-
1 difficile
difficile [diefiesiel]♦voorbeelden:il m'est difficile d'en parler • het valt me zwaar erover te sprekencela est difficile à réussir • het is moeilijk om daarin te slagengagner difficilement sa vie • moeilijk rondkomenle difficile • het moeilijkesituation difficile • hachelijke situatiefaire le (la) difficile • te veeleisend zijntu vas pas faire le difficile n'est-ce pas? • je gaat toch niet moeilijk zitten doen, hè?→ critiqueadj1) zwaar, moeizaam2) moeilijk, ingewikkeld3) onbegaanbaar4) pijnlijk, hachelijk5) veeleisend, kieskeurig -
2 délicat
délicat [deeliekaa]1 verfijnd ⇒ fijn, subtiel2 zacht ⇒ teer, fijn, licht3 fijngevoelig ⇒ fijnbesnaard, tactvol♦voorbeelden:effleurer délicatement • licht aanrakensanté délicate • zwakke gezondheidfaire le délicat, la délicate • kieskeurig zijnadj1) fijn, subtiel2) zacht, teer3) fijngevoelig4) netelig, hachelijk5) veeleisend, kieskeurig -
3 exigeant
exigeant [egziezĵã]♦voorbeelden:être trop exigeant avec qn. • te hoge eisen aan iemand stellenadj -
4 astreignant
astreignant [aastrenjã]adj1) onontkoombaar, dwingend2) stringent, strikt -
5 exigence
exigence [egziezĵãs]〈v.〉1 eis ⇒ aanspraak, vordering, voorwaarde♦voorbeelden:f1) eis2) voorwaarde3) verlangen, behoefte4) regel, wet -
6 faire le difficile
faire le (la) difficile -
7 être d'une exigence incroyable
être d'une exigence incroyableDictionnaire français-néerlandais > être d'une exigence incroyable
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский