-
1 geschieden
geschieden♦voorbeelden: -
2 geschieden
akontesé, sosodéDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > geschieden
-
3 unschuldig geschieden
-
4 come about
gebeuren, geschiedencome about♦voorbeelden:1 how did the accident come about? • hoe is het ongeluk gebeurd? -
5 accomplir
accomplir [aakõplier]♦voorbeelden:1 geschieden ⇒ plaatsvinden, in vervulling gaan1. vvervullen, uitvoeren2. s'accomplirvgeschieden, tot stand komen, in vervulling gaan -
6 свершаться
gebeuren, geschieden, zich voltrekken -
7 свершиться
gebeuren, geschieden, zich voltrekken -
8 случаться
gebeuren, geschieden, voorkomen -
9 случиться
gebeuren, geschieden, voorkomen -
10 приключаться
vgener. geschieden, overkomen, voorvallen -
11 происходить
vgener. afkomen, afleiden, arriveren, gebeuren, komen, ontspruiten, ontstaan, spelen, spruiten, toegaan, afstammen, gaande zijn, geschieden, omgaan, passeren, plaats hebben, plaatsvinden, stammen, voortspruiten, voorvallen, wedervaren, weervaren, zich toedragen -
12 случаться
vgener. omgaan, passeren, voorkomen, wedervaren, weervaren, gebeuren, geschieden, komen, overkomen, plaats hebben, plaatsgrijpen, plaatsvinden, toegaan, voorvallen, zich toedragen -
13 совершаться
vgener. gebeuren, geschieden -
14 dispense justice
het recht toepassen, gerechtigheid doen geschieden -
15 dispense
v. toegeven, afstand doen, geven[ dispens]1 ontheffing geven ⇒ vrijstelling/dispensatie verlenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitreiken ⇒ distribueren, geven♦voorbeelden:1 dispense justice • het recht toepassen, gerechtigheid doen geschieden -
16 leap
n. sprong; aanloop--------v. springen; aanloop nemen; doen springenleap1[ lie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sprong ⇒ gesprongen afstand; plotselinge toename/verandering; (door een sprong te passeren) hindernis/obstakel♦voorbeelden:————————leap21 (op/vooruit) springen2 plotseling/(als) met een sprong geschieden♦voorbeelden:¶ leap out (at someone) • eruit springen (voor iemand), opvallen (bij iemand)her heart leaped up • haar hart maakte een sprongetje→ look look/II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
17 Y2K
n. jaar 2000; (bijnaam voor) defecten en problemen die verwacht te geschieden op 1 Januari 2000 -
18 commettre
commettre [kommetr]1 begaan ⇒ plegen, bedrijven2 aanstellen ⇒ belasten, benoemen♦voorbeelden:commettre qn. au soin de qc. • iemand met de zorg voor iets belasten1. v1) begaan, plegen2) aanstellen, benoemen2. se commettrev1) geschieden, gebeuren -
19 intervenir
intervenir [ẽtervənier]〈 werkwoord〉1 tussenbeide komen ⇒ zich mengen, zich bemoeien, ingrijpen5 zich voordoen ⇒ gebeuren, geschieden6 tot stand komen ⇒ gesloten worden, bereikt worden♦voorbeelden:faire intervenir l'armée • het leger inschakelenv1) tussenbeide komen, bemiddelen6) meespelen, meetellen [factoren] -
20 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd
- 1
- 2
См. также в других словарях:
geschieden — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Bsp.: • Ich bin geschieden. • Ed und ich sind geschieden … Deutsch Wörterbuch
geschieden — Adj. (Grundstufe) nicht mehr verheiratet Beispiel: Seine Eltern sind seit 2 Jahren geschieden. Kollokation: ein geschiedenes Paar … Extremes Deutsch
geschieden — Ich bin seit drei Jahren geschieden … Deutsch-Test für Zuwanderer
geschieden — ↑disjunkt … Das große Fremdwörterbuch
Geschieden — Die Scheidung ist eine formelle, juristische Auflösung einer Ehe. Geschieden ist neben ledig, verheiratet und verwitwet einer der vier weltweit üblichen Familienstände, wobei Scheidung nicht in allen Rechtssystemen möglich ist, und die… … Deutsch Wikipedia
geschieden sein — geschieden sein, ist geschieden, war geschieden Meine Kollegin ist geschieden … Deutsch-Test für Zuwanderer
geschieden — ge|schie|den → scheiden * * * ge|schie|den: 1. ↑ scheiden. 2. <Adj.> im Zustand nach einer Ehescheidung lebend (Abk.: gesch.): sie hat viele e Freundinnen; er ist schon drei Mal g. * * * ge|schie|den: ↑scheiden; vgl. gesch … Universal-Lexikon
geschieden — geschiedennichtmehrverheiratet,getrennt,gerichtlichgelöst,aufgelöst … Das Wörterbuch der Synonyme
geschieden — ge·schie·den Partizip Perfekt; ↑scheiden … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
geschieden — ge|schie|den (Abkürzung gesch.; Zeichen ○|○) … Die deutsche Rechtschreibung
geschieden werden — (sich) scheiden lassen (von) … Universal-Lexikon