-
1 geroep
♦voorbeelden:op het geroep kwam iemand aanlopen • someone came running on hearing the cry -
2 geroep
-
3 geroep
крики, зовы* * *сущ.общ. (непрестанные) крики, вопли, зовы -
4 geroep
n. shout, yell, scream -
5 geroep
ocris m pl réitérés -
6 geroep
hurlement -
7 de gangen galmden van het geroep van de kinderen
de gangen galmden van het geroep van de kinderenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de gangen galmden van het geroep van de kinderen
-
8 hij hoorde hun geroep niet
hij hoorde hun geroep nietVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij hoorde hun geroep niet
-
9 op het geroep kwam iemand aanlopen
op het geroep kwam iemand aanlopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op het geroep kwam iemand aanlopen
-
10 *hourra
*hourra ['oeraa]〈m.; ook tussenwerpsel〉1 hoera(geroep) ⇒ hoezee(geroep), gejuich♦voorbeelden:hip, hip, hip, hourra! • hiep, hiep, hiep, hoera! -
11 зов
roep, geroep, uitnodiging -
12 вопли
ngener. gegil, gehuil, gejammer, gekerm, geroep -
13 зовы
ngener. geroep -
14 крики
ngener. gekrijs, (непрестанные) geroep, geschal, getier -
15 exclamation
-
16 hoot
n. gefluit; getoet; boe geroep--------v. toeteren; fluiten; boe roepenhoot1[ hoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 getoet♦voorbeelden:————————hoot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:hoot at someone, hoot someone off the stage • iemand uitjouwen, iemand wegjouwen -
17 shouting
n. schreeuwen, brullenshouting1[ sjauting] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geschreeuw ⇒ geroep, gejuich♦voorbeelden:————————shouting2♦voorbeelden: -
18 tu-whit tu-whoo
-
19 cri
cri [krie]〈m.〉1 schreeuw ⇒ kreet, gil, uitroep♦voorbeelden:cri du nouveau-né • geboorteschreeuwà grands cris • luidkeelsjeter, pousser les hauts cris • moord en brand schreeuwenjeter, pousser des cris • kreten slaken→ cor¶ le dernier cri • het allernieuwste, de laatste modem1) schreeuw, kreet, roep2) gepiep, gekrijs3) stem [innerlijk] -
20 huée
1. f 2. huéesf plgejouw, boegeroep
- 1
- 2