-
41 Schwarz
〈o.; Schwarz(es)〉♦voorbeelden:1 aus Schwarz Weiß machen • zwart wit maken, kwaad (willen) goedpraten -
42 Teufel
Teufel〈m.; Teufels, Teufel〉♦voorbeelden:armer Teufel! • arme drommel, stakker(d)!da hat der Teufel seine Hand im Spiel • het is of de duivel ermee speeltder Teufel soll dich holen! • de duivel hale je!sich 〈 3e naamval〉 den Teufel auf den Hals laden • zichzelf in de moeilijkheden, nesten werkenda ist der Teufel los • het gaat (er) daar woest aan toeden Teufel an die Wand malen • het noodlot uitdagenjemanden reitet der Teufel • iemand is van de duivel bezetendes Teufels sein • helemaal gek zijnder Teufel steckt im Detail • het venijn zit in de details〈 informeel〉 ich werde den Teufel tun! • dat doe ik om de dooie dood niet!das weiß der Teufel • dat mag Joost wetenkein Teufel • geen kip, hondauf Teufel komm raus • maar raak, tegen de klippen oper hat den Teufel im Leib • hij is van de duivel bezetenzum Teufel! • verdorie!zum Teufel mit dir! • loop naar de pomp!eine Sache geht zum Teufel • iets gaat eraan, om zeepjemanden zum Teufel jagen, schicken • iemand naar de duivel, hel laten lopensich zum Teufel scheren • naar de duivel lopenzum Teufel sein • naar de bliksem, maan, om zeep zijnsich den Teufel um etwas kümmern • zich geen lor, bal van iets aantrekkenTeufel noch mal! • verdorie (nog aan toe)!hinter einer Sache her sein wie der Teufel hinter der armen Seele • bij iets (steeds) als de kippen bij zijner fährt wie der Teufel • hij rijdt als een gekpfui Teufel! • bah!, jakkes! -
43 Wachs
-
44 Wand
〈v.; Wand, Wände〉♦voorbeelden:die Wände haben Ohren • de muren hebben oren〈 informeel〉 … dass die Wände wackeln! • dat horen en zien (je) vergaat!〈 informeel〉 jemanden an die Wand stellen • iemand tegen de muur zetten, fusillerenweiß wie eine, die Wand • lijkbleek, bleek als een doek¶ 〈 spreekwoord〉 der Horcher an der Wand hört seine eigne Schand • wie luistert aan de wand, hoort zijn eigen schand〈 spreekwoord〉 Narrenhände beschmieren Tisch und Wände • gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen -
45 Wort
Wort1〈o.; Wort(e)s, Wörter〉♦voorbeelden:ein Wort mit vier Buchstaben • een woord van vier letters————————Wort2〈o.; Wort(e)s, Worte〉♦voorbeelden:zwischen ihnen ist kein böses Wort gefallen • zij hebben geen woorden gehadjemandem böse Worte geben • op iemand scheldenmit dürren Worten • in nuchtere bewoordingenein ernstes Wort mit jemandem sprechen • een hartig woordje met iemand sprekendas große Wort führen • het hoogste woord voerengroße Worte machen • holle frasen verkopenein gutes Wort für jemanden einlegen • een goed woordje voor iemand doenleere Worte • holle frasenein offenes Wort reden, sagen • openhartig sprekendas rechte Wort zur rechten Zeit • een woord op zijn passchöne Worte machen • veel kletsen en weinig doenviele Worte machen • omstandig, breedvoerig sprekendaran ist kein wahres Wort • daar is geen woord van waarjemandem das Wort abschneiden • iemand in de rede vallenjemandem das Wort entziehen • iemand het woord ontnemendas Wort ergreifen, nehmen • het woord nemenjemandem fehlen die Worte • iemand weet niet wat te zeggenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het (tot) het anderehast du Worte?, hat der Mensch Worte? • niet te geloven!er will es nicht Wort haben • hij wil het niet wetenso rede doch ein Wort! • zeg dan toch wat!jemandem das Wort reden • voor iemand opkomendarüber braucht man kein Wort zu verlieren • daaraan hoef je geen woord vuil te makenkein Wort weiter! • hou er maar over op!ich weiß kein Wort davon • ik weet er niets vanauf ein Wort! • kan ik u heel even spreken?auf jemandes Wort(e) hören • naar iemand(s raad) luisterenaufs Wort gehorchen • meteen, onvoorwaardelijk gehoorzamenjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond halenein Wort viel im Munde führen • een woord veel gebruikeneinem das Wort im Munde (her)umdrehen • iemands woorden (opzettelijk) verdraaienin Worten • voluit, zegge, in lettersin Wort und Bild, Schrift • in woord en beeld, geschriftetwas in Worte fassen, kleiden • iets onder woorden brengen, verwoordenjemandem ins Wort fallen • iemand in de rede vallenmit einem Wort • in één woordmit anderen Worten • met andere woordenzu Worte kommen • aan het woord komensich zu Wort melden • het woord vragen————————Wort3〈o.; Wort(e)s〉1 (ere)woord, belofte♦voorbeelden:sein Wort halten • zijn woord houdensein Wort zurücknehmen • zijn belofte terugnemenauf jemandes Wort • op iemands (ere)woordjemanden beim Wort nehmen • iemand aan zijn woord houdenbei jemandem im Wort sein • aan iemand zijn woord gegeven hebbenein Mann von Wort • een man van zijn woord -
46 anziehen
anziehenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:3 um das Doppelte anziehen • met het dubbele oplopen, verdubbelen4 Aktien, Börsenkurse ziehen an • aandelen, beurskoersen trekken aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 aantrekken ⇒ (aan)spannen, aanhalen♦voorbeelden:3 die Beine, Knie anziehen • zijn benen, knieën optrekkenBesucher, Käufer anziehen • bezoekers, kopers aantrekken -
47 aufhöhen
-
48 da
da1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 da haben wirs! • daar heb je het nou!da sind wir! • daar zijn we dan!da wären wir! • daar zijn we dan!ist noch Butter da? • is er nog boter?es war niemand da • er was niemand (thuis, aanwezig)ihre alten Bekanten sind nicht mehr da • (a) haar oude kennissen zijn er niet meer; (b) haar oude kennissen zijn doodda drüben • daargindsda und da • daar en daar2 ein noch nie da gewesener Erfolg • een uniek, weergaloos succesalles schon mal da gewesen • niets nieuws onder de zonhaben wir da gelacht! • wat hebben we toen toch gelachen!von da an • van toen af (aan)4 wer da meint, dass … • wie (nou) meent dat …————————da2〈 voegwoord〉1 daar, omdat♦voorbeelden:1 jetzt, da ich weiß, dass … • nu ik weet dat …2 zu der Zeit, da man … • in de tijd dat, toen men … -
49 dafür
♦voorbeelden:4 sie arbeitet langsam, dafür umso gründlicher • ze werkt langzaam, daarentegen des te grondiger -
50 daran
♦voorbeelden:mir liegt gar nicht(s) daran • er is mij hoegenaamd niet(s) aan gelegenwas liegt daran? • wat maakt dat nu uit?er will nicht recht daran • hij heeft er geen zin iner ist übel daran • hij is er slecht aan toeer war nahe daran zu verzweifeln • hij was de wanhoop nabijmit jemandem gut daran sein • met iemand goed kunnen opschietenich weiß nicht, wie ich mit ihm daran bin • ik weet niet, wat ik aan hem heb -
51 darum
♦voorbeelden:ich gäbe etwas darum • ik zou er wat voor overhebbendarum handelt es sich • daar gaat het om, overkaum darum herumkommen • er nauwelijks onderuit kunnensei es darum! • het zij zo!er weiß darum • hij is ervan op de hoogte -
52 dran
dran11 daar-, eraan♦voorbeelden:an dem Gerücht ist was (Wahres) dran • van dat gerucht is iets waarich weiß wie ich mit ihm dran bin • ik weet waar ik met hem aan toe benich bin gut mit ihm dran • ik kan goed met hem opschietenan dem Mädchen ist nichts dran • dat meisje is niet veel bijzondersda war alles dran! • dat was dik voor mekaar!————————dran2→ link=daran daran/link -
53 einrichten
einrichten♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
54 gicks
-
55 heiß
♦voorbeelden:heiße Chemie • radiochemieeine heiße Debatte • een verhit debatein heißer Favorit • een gedoodverfde favoriet〈 informeel〉 ein heißer Ofen • een supersnelle motor, autoihr heißester Wunsch • haar innigste, vurigste wensheiß umstritten • fel omstreden〈 informeel〉 dich haben sie wohl (als Kind) zu heiß gebadet • jij bent zeker niet goed bij je verstandheiß ersehnt • vurig verbeidheiß geliebt • innig geliefdsich heiß reden • al pratend in vuur en vlam rakenweder heiß noch kalt sein • geen vlees en geen vis zijnes überläuft jemanden heiß und kalt • de rillingen lopen iemand over de rug¶ 〈 spreekwoord〉 es wird nichts so heiß gegessen, wie es gekocht wird • de soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend〈 spreekwoord〉 was ich nicht weiß, macht mich nicht heiß • wat niet weet, dat niet deert -
56 hintun
hintun〈 informeel〉♦voorbeelden:ich weiß nicht, wo ich ihn hintun soll • ik kan hem niet thuisbrengen -
57 positiv
-
58 rechnen
rechnen3 rekenen, vertrouwen4 rekening houden met, bedacht zijn op♦voorbeelden:im Kopf rechnen • hoofdrekenenin Gulden rechnen • met guldens rekenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rekenen bij, tot♦voorbeelden:1 renderen, rendabel zijn, iets opleveren -
59 schwarzweiß
-
60 woher
woher1 waarvandaan, vanwaar♦voorbeelden:woher weiß er das? • hoe weet hij dat?¶ ach, i woher (denn)! • hoe kom je daar nou bij?, helemaal niet!
См. также в других словарях:
Weiß (Familienname) — Weiß ist ein Familienname. Herkunft und Bedeutung Weiß ist ein Übername (Eigenschaftsname) zu mittelhochdeutsch wiz nach der Haar oder Hautfarbe des ersten Namensträgers. Varianten Weis, Weiss, Weisz, Weihs Bekannte Namensträger… … Deutsch Wikipedia
Weiß-Tanne — (Abies alba) Systematik Ordnung: Koniferen (Coniferales) Familie: Ki … Deutsch Wikipedia
Weiß Kreuz — Originaltitel ヴァイスクロイツ Transkription Vaisu Kuroitsu … Deutsch Wikipedia
Weiß — (Farbcode: #ffffff) Weiß ist, wie Schwarz und Grau, eine unbunte Farbe. Es ist die hellste unbunte Farbe. Inhaltsverzeichnis 1 Weißes Licht 2 Far … Deutsch Wikipedia
Weiß Ferdl — (1937) Weiß Ferdl Brunnen auf dem Münchner Viktualienmar … Deutsch Wikipedia
Weiß-Klee — (Trifolium repens) Systematik Ordnung: Schmetterlingsblütenartige (Fabales) Familie … Deutsch Wikipedia
weiß — • weiß (Farbe); vgl. auch blau, Weiß I. Kleinschreibung: {{link}}K 151{{/link}}: – die weiße Fahne hissen (als Zeichen des Sichergebens) – ein weißer Fleck auf der Landkarte (unerforschtes Gebiet) – weiße Kohle (Wasserkraft) – ein weißer Rabe… … Die deutsche Rechtschreibung
Weiß Kreuz — (Knight Hunters: Weiß Kreuz) ヴァイスクロイツ Género Acción, drama Novela ligera Weiß: Forever White Creado por Ken ichi Kanemaki Kyoko Tsuchiya Editorial … Wikipedia Español
Weiß (Begriffsklärung) — Weiß steht für: Weiß, eine Farbe im allgemeinen Sinn „ich/er/sie/es weiß“, siehe Wissen Weiß (Familienname) einen Ortsnamen: Köln Weiß, Stadtteil von Köln, Nordrhein Westfalen Weiß (Biessenhofen), Ortsteil der Gemeinde Biessenhofen, Landkreis… … Deutsch Wikipedia
weiß gekleidet — weiß|ge|klei|det auch: weiß ge|klei|det 〈Adj.〉 in Weiß gekleidet ● eine weiß gekleidete Braut * * * weiß ge|klei|det, weiß|ge|klei|det <Adj.>: in Weiß gekleidet: ein weiß gekleideter Kellner. * * * weiß ge|deckt; weiß ge|kalkt, (landsch.:)… … Universal-Lexikon
Weiß-Esche — Systematik Asteriden Euasteriden I Ordnung … Deutsch Wikipedia